
Het was niet de eerste live uitgezonden gijzelingsactie. Dat was in maart 1970, toen negen leden van terreurgroep het Rode Leger met samoeraizwaarden hun gekaapte Boeing een tussenlanding lieten maken in Fukuoka, Japan. Miljoenen Japanners zaten aan de beeldbuis gekluisterd terwijl de onderminister van Transport de plaats innam van de overgebleven passagiers en het toestel doorvloog naar Noord-Korea.
De gijzeling van Israëlische atleten en coaches door de Palestijnse terreurgroep Zwarte September tijdens de Olympische Spelen in München op 5 september 1972 was wel de eerste terreuractie die de Amerikaanse zender ABC van begin tot bitter eind wereldwijd live uitzond via satelliet. Naar schatting 900 miljoen kijkers keken ademloos toe hoe de zaken na 21 uur een gruwelijke wending namen: elf gijzelaars, vijf terroristen en een West-Duitse agent lieten het leven. De drie overlevende terroristen werden maanden later vrijgelaten na een vliegtuigkaping.
Detail: de sportredactie van ABC deed de verslaggeving – denk aan Mart Smeets en Tom Egbers die 9/11 coördineren. De speelfilm September 5 vertelt het drama volledig uit het oogpunt van die journalisten. Het levert een voortreffelijke ‘procedural’ op in de traditie van All the President’s Men en Spotlight, maar met de adrenaline van een actiethriller: het draait om snelle improvisatie en natte handpalmen. September 5 laveert daarbij wijselijk om het Midden-Oostenconflict heen en zoomt in op een andere kwestie: de tango van massamedia en terrorisme.
Terroristisch theater
Dat terrorisme een vorm van theater is, mag een cliché heten. Ooit was politiek doordrenkt van geweld, maar in de 20ste eeuw was het geweldsmonopolie van de staat zo vanzelfsprekend, dat elke uitdaging daarvan al snel een overreactie uitlokte. Het werd – en wordt – als schokkend ervaren, en laat shockeren nu het doel van de terrorist zijn: hij is een ‘performance artiest’ die ons via demonstratief geweld ergens van bewust wil maken. Met het oog van een regisseur of producer gaat hij daarbij voor maximaal spektakel en publiek. Escalatie is inherent aan terrorisme; zoals in Hollywood vervolgfilms altijd groter en heftiger zijn, zo neigt de terrorist naar steeds verwoestender, steeds bloediger – anders shockeert hij niet. Dus volgden op vliegtuigkapingen in de jaren tachtig bomaanslagen op vliegtuigen, en daarna Al Qaida’s macabere innovatie om lijnvliegtuigen als kruisraketten in te zetten: 9/11.
Terrorisme en massamedia hebben een gedeeld belang: ze zijn producer en distributeur van het spektakel. Dat huwelijk staat in de 21ste eeuw onder druk, nu sociale media verticale integratie van terreur mogelijk maakt: Al Qaida en IS namen naast de productie ook een deel van de distributie in handen, met glossy recruterings- en onhoofdingsvideo’s.
Maar massamedia blijven belangrijk, en September 5 gaat over het moment dat televisie hét distributiekanaal voor terrorisme werd. Het is tevens een ideale situatie om de daarmee verbonden dilemma’s uiteen te zetten. Want voor ABC’s sportredactie, die in München verslag deed van de Olympische Spelen, was alles ook nieuw. Als kijkers zien wij slechts wat zij zien: de film speelt zich voornamelijk af in de Beierse studio van ABC, waar regisseur Roone Arledge (Peter Sarsgaard) en producer Geoffrey Mason (John Magaro) zich ’s ochtends opmaken voor een vrij slappe sportdag. Dan klinken in het naburige atletendorp schoten en politie-sirenes: Israëlische atleten en hun coaches zijn gegijzeld. De latere ABC-anchorman Peter Jennings (wel met ervaring in het Midden-Oosten) gaat er met een cameraman op af. Medewerker en tolk Marianne Gebhardt (Leonie Benesch van Das Lehrerzimmer) en logistiek manager Marvin Bader (Ben Chaplin) geven het Duitse en Joodse perspectief op de situatie.
Analoge naïviteit
De analoge ABC-studio – met filmspoelen, drukknoppen, magneetbanden, soldeerbouten en tussentitels van plakletters – oogt koddig naïef, net als de onbeholpen respons van de Duitse overheden. Het politiekordon is zo lek als een mandje, een runner met een vals atletenpasje smokkelt voor ABC filmspoelen tussen atletendorp en studio. Achteraf blijkt dat het Duitse leger, dat wettelijk niet op eigen bodem mag ingrijpen, de onervaren Beierse politie van machine- en snipergeweren plus instructie voorzag. De anti-terreureenheid GSG 9 wordt pas na München opgericht.
Dan heeft de pers het op het eerste gezicht beter voor elkaar. Regisseur Arledge en producer Mason reageren prompt, sturen ploegen met walkie-talkies op pad, vinden een geweldig camerastandpunt op het dak, soebatten om satelliet-tijd, houden zich de nieuwsredactie van het lijf die de zaken vanuit New York wil coördineren.
Journalistieke helden dus? Logistiek en vaktechnisch doen ze bijna alles goed, maar wie dienen ze daarmee nu echt? De kijkers of de terroristen? Die lijken als enige te weten wat ze doen. Nu en dan steekt er een omineus hoofd met bivakmuts uit een raam, poseert iemand fotogeniek met doodsbange gijzelaar en kalasjnikov voor een raam. Starten de onderhandelingen, dan steelt terroristenleider Luttif Afif de show. Met zijn strandhoed, linnen pak en ‘blackface’ lijkt hij wel een pooier uit het populaire blaxploitation-genre. Afif jongleert met een handgranaat, charmeert een vrouwelijke onderhandelaar. Dat flamboyante optreden kruidt de grimmige vibe van ‘we executeren elk uur een Israëlische atleet’ met een mespuntje komedie.
De journalistieke focus ligt op logistieke improvisatie: hoe zenden we het uit? De ethiek volgt schoorvoetend: moeten we alles wel willen uitzenden? Iedereen verkilt wanneer iemand hardop vraagt of ze de executie van gijzelaars ook live uitzenden. Goed punt, niet over nagedacht. Later filmt ABC hoe bewapende politiemensen in trainingspak de Israëlische woning besluipen voor een bestorming. Halverwege beseft ABC – en de Beierse politie, die in paniek met getrokken pistolen de live-uitzending stillegt – dat de terroristen binnen óók televisie kijken.
Al met al zijn we getuige van een gemankeerd soort heldendom. Of noem het een leercurve. De pers blijkt al even beroerd toegerust op de nieuwe realiteit als de politie en improviseert er zonder procedure of draaiboek op los. En passant begaan de sportjongens van ABC een doodzonde door op basis van één dubieuze bron te verklaren dat alle gijzelaars levend zijn bevrijd. Dat wordt de sportredactie vergeven, want de kijkcijfers zijn geweldig en hun blunder maakte de emotionele achtbaan achteraf nog heftiger. Dat is nuttig, want nieuwsconsumenten waren ook toen al snel afgeleid. In September 5 zien we hoe atleten vlakbij het gijzeldrama zonnebaden en tafeltennissen, en hoe ze ook in de ABC-studio naar boksen overschakelen als het terroristische spektakel even stilvalt.
September 5 is een interessante film die iets anders zegt dan hij lijkt te zeggen. Aan de oppervlakte is het een journalistiek huzarenstuk: mannen in crisis die knopen doorhakken, lef tonen, innoveren met hightech, naam maken. En al doende de zaak van het terrorisme dienen: zo’n groot podium had men niet eerder gehad. Na München wist de hele wereld van de Palestijnse kwestie. Gijzelingen en kapingen zouden in de jaren zeventig epidemische vormen aannemen, denk aan de Molukse acties in Nederland. Terrorisme werkte, met dank aan ons.
