De eerste echte klimaatverkiezingen

Marijn Kruk

In ons land was klimaatverandering lang iets dat we associeerden met wat er aan de andere kant van de duinen gebeurde. De stijging van de zeespiegel: zorgelijk, maar ook iets dat geleidelijk ging. De droogtes en overstromingen van de afgelopen jaren kantelden dat beeld. Ineens ontdekten we dat het gevaar evengoed aan onze kant van de duinen schuilt.

Het plaatst de waterschappen in de frontlinie van de klimaatcrisis en geeft de verkiezingen van komende woensdag een onvoorzien gewicht. Deze bestuurslaag gold lang als een wat ludiek overblijfsel van een heroïsche strijd die we ooit voerden tegen het water. Het kent exotisch klinkende functies als dijkgraaf en heemraad. Je betaalt er belasting voor, al weet vrijwel niemand wat die waterschappen nu precies uitspoken.

Maar het feit dat we niet langer op het water kunnen rekenen maakt de waterschappen plotseling van politiek belang. Wie krijgt water als er ineens te weinig van is? Hoe halen we het weg als er plotseling te veel van blijkt? Net als stikstof brengt water natuurgebieden en boeren met elkaar in conflict.

Zoals al bleek in het stikstofdossier begrijpt een partij als de BoerBurgerBeweging deze politieke dimensie intuïtief. Nu mogen boeren nog verbouwen wat ze willen; het waterschap faciliteert het benodigde water, ongeacht de waterconsumptie van het betreffende gewas. Dat kan zomaar veranderen en het is niet voor niets dat BBB in alle waterschappen kandidaten in stelling heeft gebracht.

Zo bezien zou je de verkiezingen van woensdag de eerste klimaatverkiezing kunnen noemen. De snelle opkomst van BBB is daarbij niet het opmerkelijkst. Dat is de brief die VVD-minister Mark Harbers (Infrastructuur en Waterstaat) eind vorig jaar naar de Tweede Kamer stuurde en waarin hij stelt dat het wat de Rijksoverheid betreft niet langer de mens, maar „water en bodem sturend” zullen zijn waar het aankomt op ruimtelijke ordening.

Zou de minister het revolutionaire gehalte van zijn woorden hebben beseft? Het zijn maar woorden, en journalisten van onderzoekscollectief Investico wezen er op dat er zowel juridisch als wat de uitvoering betreft het nodige vaag blijft. Maar toch. De brief erkent eerst het fundamentele belang van water en bodem. We drinken het water; we staan op de bodem. Fundamenteler krijg je het niet. De Kamerbrief stelt voorts dat water en bodem niet langer vanzelfsprekend zijn. Er was sprake van bodemdaling, lage waterstanden, en „bovendien zet het veranderende klimaat alles op scherp”. Het vertrouwen in „maakbaarheid” was nog groot, maar steeds vaker lopen we „tegen de grenzen van ons water- en bodemsysteem aan”.

Dus eerst is er sprake van een copernicaanse wisseling van perspectief (van antropocentrisch naar ecocentrisch), vervolgens van een uitbreiding naar het domein van de gehele leefomgeving (de ‘klimaatverandering die alles op scherp zet’) en ten slotte de erkenning van grenzen, eenvoudig uit te breiden naar zogeheten ‘planetaire grenzen’ – een concept waar wetenschappers al jaren erkenning voor vragen.

Hoe radicaal wil je het hebben?

Dit is onuitvoerbaar, zullen critici zeggen, het is bestuurlijk niet uitgekristalliseerd en er staan enorme belangen in de weg, vertegenwoordigd door BBB, en ook door de VVD van Harbers zelf.

Maar je zou kunnen zeggen dat de Kamerbrief van de minister een conceptuele ruimte schept waarin iets nieuws denkbaar wordt. Daarmee is het uiten van deze visie een voorwaardenscheppende daad.

Het klinkt onwaarschijnlijk, te midden van opruiende VVD-campagnefilmpjes en snelwegblokkerende klimaatactivisten, maar de komende klimaatrevolutie zou wel eens in het hart van de macht geconcipieerd kunnen zijn.

Marijn Kruk is historicus en journalist. Hij schrijft om de week een column over politiek en verbeelding van de klimaattijd.