De donkere periode is achter de rug voor The National

Profiel ‘Sad dads’-muziek is het. Wat eentonig voor de een, voor een ander gelaagd, vol melancholie. Plots is er, vijf maanden na de vorige, weer een nieuw album van The National. Vrijdag speelt de Amerikaanse band in de Ziggo Dome.

Zanger Matt Berninger van The National in de 3Arena donderdag in Dublin.
Zanger Matt Berninger van The National in de 3Arena donderdag in Dublin. Foto Debbie Hickey/Getty Images

De plotselinge aankondiging van een nieuw album was op zichzelf The National-esque. Dat wil zeggen: een beetje ongemakkelijk. Het was eerder deze maand tijdens een optreden in thuisstad Cincinnati, Ohio. „Dus we hebben, ehh”, zei frontman Matt Berninger, drankje in zijn hand, een zwart pak aan, als altijd. „We hebben een nieuw album dat uitkomt. Het komt zondagavond, om middernacht. Het album heet Laugh Track.”

Het publiek reageerde amper. Was het een raar grapje misschien? „Jullie mogen wel wat enthousiaster zijn, wij zijn héél enthousiast”, zei bandlid Bryce Dessner – maar het klonk nog steeds ironisch. Zijn broer Aaron viel in: „We hadden dit beter kunnen voorbereiden.”

Een grapje was het niet. Het tiende album van The National verscheen vorige week, minder dan vijf maanden na het vorige. Aanstaande vrijdag staat de band in de Amsterdamse Ziggo Dome.

Laugh Track kwam plots deze week uit

De vijf leden van The National – naast Berninger en de broers Dessner is er nog een stel broers, Scott en Bryan Devendorf – komen uit Cincinnati, maar de band werd in 1999 opgericht in Brooklyn, New York, waar ze allemaal naartoe waren verhuisd voor werk of studie. Het duurde tot derde album Alligator (2005) voordat het eigen geluid gevonden was – en voor ze er een beetje geld aan gingen verdienen. Het fenomenale Boxer (2007) betekende de doorbraak: het stond in de jaarlijstjes, de liedjes werden gebruikt in tv-series. Barack Obama gebruikte opener ‘Fake Empire’ voor een campagnefilmpje.

Emo for grad students’ werd het destijds wel eens genoemd. Muziek voor gevoelige hoger opgeleiden. Twee decennia later heeft de band de term Sad dads omarmd (het staat zelfs op de T-shirts en linnen tasjes die bij concerten te koop zijn): mannen van eind veertig, begin vijftig zijn het nu, maar nog altijd geplaagd door een onbestemde neerslachtigheid.

In de oren van de een is het eentonig, somber gemompel. In de oren van de ander zijn het gelaagde songs, vol melancholie, metgezellen in het navigeren van het alledaagse verlies van alles, de hele tijd.

Verlangen naar verbinding

Nummers van The National gaan over sociale onhandigheid, over na een feestje nog eindeloos met je jas in je hand in het halletje staan te dralen en eigenlijk naar huis willen, behalve dat je weet dat je daar je geliefde weer zult kwijtraken tussen alle miscommunicatie, omdat je het nooit zo zal kunnen zeggen als je het eigenlijk wil zeggen – en dus is er een aanhoudend verlangen naar verbinding, naar iets échts, dat nergens gevonden wordt, behalve misschien in deze liedjes zelf.

In 2022 ging de band bijna uit elkaar. Het lukte Berninger niet meer om te schrijven. „Eerst dacht ik dat het een writer’s block was”, zei hij dit voorjaar in een profiel in The New Yorker. „En toen dacht ik: oké, dit is een depressie.” De andere bandleden probeerden hem in de studio wat te laten improviseren, moedigden hem aan – dit is goed, dit wordt een liedje! – maar hij geloofde er niet meer in. Zijn broer Tom, als documentairemaker al jaren betrokken bij de band, zei hem dáár dan over te schrijven. „Hij keek me kwaad aan. ‘Wat denk je dat ik verdomme de afgelopen twintig jaar gedaan heb? Alles wat ik schrijf, gaat over depressie.’”

Het negende album, First Two Pages of Frankenstein – vernoemd naar het boek dat Berninger opensloeg op zoek naar zomaar wat woorden om iets creatiefs op gang te krijgen – werd tóch een album over die depressieve periode.

Het openingsnummer gaat over hoe ondraaglijk het kan voelen het podium op te moeten lopen, al die mensen onder ogen te moeten komen. „Don’t make this any harder/ Everybody’s waitin’/ Walk-on’s almost over/ Teenagers on ice.” In ‘This Isn’t Helping’, een duet met Phoebe Bridgers, wijst hij de goedbedoelde hulp van anderen af. „I know you think it’s kindness, but it’s not.” Het album was explicieter, letterlijker, en daarmee pijnlijker. Een album, daar lijkt het op, dat gemaakt moest worden om überhaupt door te kunnen.

Het werd bij verschijnen niet eens zo slecht besproken, maar in de maanden erna bleek het geen favoriet bij fans. Het groeide niet met iedere luisterbeurt, zoals eerder juist bij The National altijd wel gebeurde. In songs van The National zit ook vaak iets van catharsis, humor, hernieuwde hoop, of anders op z’n minst de troost even in al dat zelfbewuste ongemak te mogen zwelgen. Daar was nu minder ruimte voor.

Lees ook: De NRC-recensie van First Two Pages of Frankenstein (●●●)

Laugh Track is niet in korte tijd geschreven omdat de band zich wilde revancheren na de (voor hun doen) matige ontvangst van Frankenstein. Het zijn liedjes die tijdens dezelfde sessies geschreven werden, toen Berninger eind 2022 eenmaal hersteld was. „Hij was er weer”, zei Aaron Dessner in The New Yorker. „De storm was gaan liggen en hij werd eruit wakker. En toen werd hij productief.”

Wel is het een aanvulling. Een statusupdate, zou je kunnen zeggen, alsof The National de kwetsbaarheid van Frankenstein niet te lang in de lucht wilde laten hangen en duidelijk wil maken dat ze díé band, die bijna uit elkaar ging, al niet meer zijn. Kijk naar de twee albumhoezen: dezelfde foto van een jongen die het hoofd van een etalagepop vastheeft, maar wat eerst een wat griezelig droombeeld was oogt nu realistischer, er is weer kleur en meer aandacht voor de omgeving.

Het album klinkt losser en veelzijdiger. Een „intentieverklaring” noemt de band het album zelf: de donkere periode is achter de rug, dit zijn wij nu, en vanaf hier willen we verder.

The National, 29/9 in Ziggo Dome, A’dam.

https://www.youtube.com/watch?v=MArOLaaXDQ4