N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Amerika is een land van tweeslachtigheid. Een land van twee gezichten ook; de ene keer is Barack Obama president, de andere keer Donald Trump. Een groter contrast dan tussen deze twee voormalig presidenten bestaat er niet. Amerika is een land dat nu eens deze kant en dan weer die kant oprent. Dat beeld werd bevestigd bij de laatste presidentsverkiezingen, toen Donald Trump nipt werd ingeruild voor Joe Biden, en dreigt nu, bij de komende tussentijdse verkiezingen, de zogeheten midterms, opnieuw te worden bevestigd. De kans immers dat de Trump-Republikeinen straks de macht in het Congres weer veroveren, is niet gering.
Toch is deze tweeslachtigheid niet zo vreemd, leert de Amerikaanse geschiedenis. Daarin valt een aantal constanten te onderkennen die Amerika maken tot wat het is. Binnen deze terugkerende elementen schuift Amerika echter van het ene naar het andere uiterste. Iedere constante herbergt zowel de kracht als de zwakte van het land. Anders gezegd, ieder sterk punt van Amerika is tegelijkertijd zijn zwakke punt. Wat goed is voor Amerika, is ook slecht voor Amerika. Laat ik de constanten eens onder de loep nemen.
Scheiding van kerk en staat mag een fundament van de Verenigde Staten zijn, het geloof maakt onherroepelijk deel uit van het Amerikaanse dagelijkse leven. ‘God bless America’ ligt politici in de mond bestorven. De Amerikaan roept de Heer aan als droogte of een orkaan het land overvallen, of als overzeese oorlogen vastlopen. „America is a praying nation”, zei oud-president George W. Bush eens.
De vaste metgezel van uitgesproken geloofsovertuigingen en moreel absolutisme is hypocrisie. Amerika blinkt erin uit. Wie denkt dat alleen katholieken hun moraal aan hun situatie aanpassen, ziet in Amerika dat evangelische christenen daar ook wat van kunnen.
Geloof biedt eenheid, in elk geval in de rituelen, en verdeelt het land tegelijk. Wil je dat kinderen op school gezamenlijk bidden? Iedere ochtend One Nation Under God celebreren? Wil je werkelijk dat het bijbelse scheppingsverhaal als alternatieve theorie voor evolutie wordt onderwezen? Dat werkgevers op geloofsgronden kunnen weigeren voorbehoedsmiddelen in de ziektekostenverzekering op te nemen?
Terwijl hypocrisie en ook de softe variant ervan, redemption, tot inkeer komen, als gegeven worden aanvaard, zit er een onverbiddelijkheid in de manier waarop Amerikaanse gelovigen hun visie op de samenleving als de enig mogelijke beschouwen. Zo wil een niet gering deel van de evangelische christenen af van de scheiding van kerk en staat.
Afkeer van de overheid
Amerika is verenigd in zijn afkeer van de overheid. De VS zijn het product van een opstand tegen een koloniale overheerser die regels en belastingen oplegde. Don’t tread on me werd en bleef een slogan. De overheid is een gemakkelijke vijand. Oud-president Ronald Reagan verkondigde blijmoedig dat de overheid niet de oplossing is, maar het probleem. Maar landt een orkaan in Florida of Texas, dan roepen anti-overheidskiezers en politici meteen de overheid te hulp. En Republikeinse Tea Party-activisten protesteerden in 2009 in majestueuze onwetendheid dat de overheid van ‘hun’ sociale zekerheid moest afblijven – nota bene een overheidsvoorziening, deel van de New Deal-erfenis van overheidsbeleid.
De federale organisatie van Amerika is een andere constante. In de grondwet werd een systeem opgetuigd waarin elke staat de politieke structuur van de natie kopieerde: een Congres, een gouverneur en een Hooggerechtshof. Elke nieuwe staat kreeg exact dezelfde rechten – een van de redenen waarom dunbevolkte staten oververtegenwoordigd zijn in parlement en kiescollege. Veel wordt op staatsniveau beslist: het tiende amendement legt alles wat niet uitgesproken op federaal niveau is geregeld bij de staten.
Veel Amerikanen, vooral in het Zuiden, noemen de Burgeroorlog (1861-1865) ‘de oorlog tussen de staten’. Ze verwijzen zo naar het door slavenstaten geclaimde recht om zelf te mogen uitmaken slavernij al dan niet toe te staan. Er was een amendement op de grondwet nodig om slavernij in het hele land af te schaffen. Hetzelfde argument van ‘states rights’ werd gebruikt voor honderd jaar rassenscheiding, pas opgeheven toen het Congres de burgerrechtenwetgeving aannam. Daarom maakten veel Amerikanen zich zorgen toen het Hooggerechtshof dit voorjaar het federale recht van de vrouw om zelf over abortus te beslissen terugverwees naar de staten. Wat werd beschouwd als een algemeen Amerikaans grondrecht kon nu weer door staten worden afgeschaft.
Voordeel is dat, door de macht bij de staten te leggen, vele zaken zich dicht bij de mensen afspelen. Nadeel is de rechtsongelijkheid tussen Amerikanen die in verschillende staten leven. Ook biedt het ideologisch ingestelde staatsregeringen de gelegenheid om de uitvoering van federale besluiten, zoals Obamacare en milieuwetgeving, op lokaal niveau te frustreren. Daar staat weer tegenover dat Californië verregaande milieuwetgeving kan doorvoeren die landelijk invloed heeft.
Het is een kracht, totdat het een zwakte wordt.
Lees ook: Trump 2024? ‘Hij heeft geen zin in de campagne, maar wil wel weer president zijn’
Kleine boerderijen tegenover plantages
Ook de tegenstelling tussen Noord en Zuid is een constante. De wereld van kleine boerderijen en directe democratie in New England stond lange tijd tegenover de wereld van plantages, hiërarchische gezagsverhoudingen en slavernij in de zuidelijke staten. Amerika is eenvormiger geworden – maar het Zuiden is nog altijd een andere wereld. Dat is zo gebleven, zelfs nadat veel mensen van het noordoosten naar het zuidwesten verhuisd waren. De nieuwkomers werden zelf zuiderling.
Niet dat er niets is veranderd. Ooit was het Zuiden volledig Democratisch, toen die partij nog racisten bediende en zwarten niet mochten stemmen. Nu is het Zuiden homogeen Republikeins en klinken de hondenfluitjes uit die hoek. De partijen hebben van plaats gewisseld, maar de tegenstelling tussen Noord en Zuid is gebleven.
Een subconstante is de tegenstelling tussen stad en platteland. De grote steden waren altijd intellectuele en industriële bolwerken, het platteland hield er zijn eigen normen en waarden op na. Dat is nog altijd zo, geholpen door een kiesstelsel dat het slinkend aantal plattelandsbewoners een oververtegenwoordiging in Washington geeft.
Het idee van de frontier is ook zo’n terugkerend element. Amerika schoof op van de Appalachen naar de kust van de Pacific en verder, altijd op zoek naar nieuwe uitdagingen. En elke keer werd het democratische, vrijheidslievende Amerika opnieuw uitgevonden, aldus historicus Frederick Jackson Turner. Zijn theorie heeft niet veel aanhang meer, maar nog altijd willen Amerikanen de grenzen opzoeken. Naar de maan, naar Mars.
Deel hiervan is manifest destiny, de gedachte dat Amerika een voorbeeld is voor de wereld, een boodschap en een levenswijze uitstraalt die iedereen wil. Dat heeft tot allerlei ongelukken geleid – denk aan het debacle in Irak. Zelfvertrouwen is eigen aan de Amerikanen als natie; hubris, het klassieke Griekse woord voor overmoed, is er het tweelingzusje van. Heeft Amerika er een tijdje genoeg van de wereld naar zijn beeld te vormen, dan neemt het land zijn toevlucht tot kortzichtig isolationisme.
Alle Amerikanen zijn immigranten
Nog een constante: vrijwel alle Amerikanen zijn immigranten. Ze kunnen hun etniciteit terugvoeren op een ander land, waaruit ouders, grootouders en voorouders vertrokken om een beter leven in Amerika te zoeken. Parallel daaraan zijn er anti-immigratiebewegingen, en die verlopen in Amerika in voorspelbare golven. In de negentiende eeuw waren eerst de Duitsers en de Ieren, toen de katholieken in het algemeen, en daarna de Chinezen, de Russische Joden en de Italianen het doelwit. Nu zijn het de Aziaten en de Hispanics.
Ook hier is sprake van een januskop. Amerika is groot geworden dankzij die immigranten en Amerika heeft een hekel aan die nieuwkomers. Ook hier is hypocrisie aan de orde van de dag: als de miljoenen illegaal in Amerika verblijvende buitenlanders zouden vertrekken, zou er geen restaurant meer open zijn en zouden schoonmaakbedrijven en slachterijen de tent kunnen sluiten.
De laatste en minst plezierige constante is racisme. Slavernij en segregatie zetten zwarte burgers op achterstand. Chinezen werd in 1882 de toegang tot Amerika verboden op racistische gronden, een verbod dat tot 1943 in stand bleef. Japanse Amerikanen werden tijdens de Tweede Wereldoorlog opgesloten.
Te veel Amerikanen achten zich superieur aan medeburgers met een andere huidskleur. Anderen voelen zich bedreigd. Omgekeerd voelen veel Amerikanen van kleur zich onveilig, soms door politiegeweld, soms omdat de president Aziaten verdacht maakt, zoals Trump deed. Veel Amerikanen zien liever een lelieblank Amerika. White supremacy als ideaal is onaangenaam populair en gemakkelijk op te stoken door gewetenloze politici. Op 6 januari 2021, de dag dat Trump-aanhangers het Congres binnevielen, was de Confederatievlag, het ultieme symbool van racisme, in de hallen van Capitol Hill te zien.
Onder dit alles ligt het politieke systeem, vastgelegd in de grondwet van 1787. Dat heeft Amerika ontegenzeggelijk goed gediend, ook al kon het land nooit de hoge waarden van de grondwet waarmaken en ook al moest het een burgeroorlog uitvechten om van de Verenigde Staten een eenheid te maken. Presidenten als George Washington, Abraham Lincoln, Theodore Roosevelt en Franklin Roosevelt hielden het systeem op de rails toen het dreigde te ontsporen.
Juist dat systeem lijkt het land nu te breken, letterlijk en figuurlijk. Een parlement dat vastzit in rigide partijgebonden stellingnames en niets tot stand brengt. Een Hooggerechtshof dat dankzij machtsmisbruikende politici zo extreem is dat het het land niet meer vertegenwoordigt. Bejaarde politici die een volgende generatie buitenspel zetten. Een achterlijk kiessysteem waardoor presidenten, de enige politici die landelijk gezag hebben, door een minderheid van de Amerikanen kunnen worden gekozen.
De variatie binnen deze constanten heeft Amerika steeds weer verschillende richtingen opgetrokken. Dan weer hierheen, dan weer daarheen. Maar er was altijd sprake van een diepe betrokkenheid bij de samenleving als geheel, de motivatie van Amerikanen om van Amerika een beter land te maken, niet alleen voor hun groep maar voor alle Amerikanen. Al dat getrek hield Amerika in het midden.
Zelfvertrouwen is eigen aan de Amerikanen als natie; hubris is er het tweelingzusje van
Dat Amerika staat nu op barsten. De sentimenten die elkaar overlapten, zijn verdwenen, soms bewust afgebroken. We zien dat de normen van beschaafd gedrag die een democratie nodig heeft, overboord zijn gezet. Dat politici hun verantwoordelijkheid ontlopen. Dat een persoonscultus de constitutionele orde dreigt te vernietigen. Dat niet enkel het vertrouwen in de politiek is gekelderd, maar dat zelfs de democratie bedreigd wordt.
De optimist in mij zegt dat Amerika ook deze zelf veroorzaakte crisis te boven zal komen. De pessimist in mij stelt vast dat een land waar een groot deel van de bevolking meent dat de president niet legitiem is gekozen en waar de man die een mislukte staatsgreep pleegde de partij leidt die nu waarschijnlijk de mid-terms gaat winnen, dat zo’n land moeite zal hebben de zaak bij elkaar te houden.
Tweeslachtigheid maakte Amerika groot, maar kan op een cruciaal moment evengoed tot de teloorgang van het land leiden.