N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Luister naar
07:52
Gijs Wilbrink Schrijver Gijs Wilbrink (40) reist rond de Boekenweek het land door voor voordrachten, interviews en natuurlijk het Boekenbal: „Het duurt altijd een paar dagen voordat ik de balans heb opgemaakt, voordat ik weet hoe het precies was.”
Maandag 11 maart
Moeder mee
Vanavond tuft mijn oude Volvootje vanuit Utrecht naar Café Helmers in Amsterdam. Bij ‘De Vertellers van Helmers’ nemen schrijvers op een krap rood bankje plaats tussen Jan van Mersbergen en Gilles van der Loo, om werk voor te dragen van iemand die zij bewonderen. Ik neem de roman Jazz van Toni Morrison mee, met het aller-allerbeste openingshoofdstuk ooit – binnen enkele regels leer je de personages kennen, wat hen kwelt, waar ze van houden. Het eindigt met een geweerschot, het is perfect.
De oer-Amsterdamse kroeg staat goed vol, de ramen beslaan, er is bier, er zijn nacho’s. Na Don Duyns, Tsead Bruinja en Sacha Bronwasser wring ik mij op het bankje en vertel over Madrid, waar ik was om de Spaanstalige versie van mijn debuut De beesten te promoten. Ik nam moeder mee; Gilles is vooral benieuwd of zij zich heeft vermaakt. Het voorlezen gaat aardig, de mensen vinden het ook een mooi hoofdstuk. Na mij draagt Sasja Janssen Hongaarse poëzie voor.
Dinsdag 12 maart
Gitaarpingelen
Wat krijgen we nou: ik word vroeg wakker en mijn rechtervoet is helemaal verstijfd. Ik probeer op te staan, maar zak ineen. Gekneusd? Ik ben niet gevallen gisteren – vroeger was dat nooit zeker na een kroegavond, maar ik heb niets gedronken, dus durf redelijk voor mijzelf in te staan. Ik maak me zorgen; zondag moet ik helemaal naar Brugge rijden.
„Is het jicht?”, vraag ik angstig aan de dokter. „Nee, een overbelaste pees.” Flashback naar vorige week, waarin ik spontaan begon met hardlopen, vier dagen achter elkaar. Dommigheid dus. Die hardloopschoenen kunnen weer naar zolder, gelukkig vroeg NRC niet om een Sportdagboek.
Wat ik hád willen doen vandaag: naar mijn nieuwe schrijfkamer in de bossen bij Utrecht. Het is er prachtmooi, ik heb er mijn oude gitaarversterker neergezet, een London City uit 1972. Vanaf april zal ik daar iedere dag schrijven en gitaarpingelen, veel zin in. Maar vandaag blijf ik thuis met mijn voet omhoog.
Woensdag 13 maart
Papieren Helden
Zolang ik me vasthoud aan tafels, deurklinken, kastjes, kan ik een beetje lopen. Fietsen lukt ook, gelukkig maar, want ik geef een gastles bij schrijfcursus Papieren Helden in boekhandel Savannah Bay in Utrecht . Het is mijn eerste keer, ik ben nerveus, temeer omdat ik iets ga vertellen over dialogen – de schrijfdiscipline die mij ooit als beginner het meest intimideerde. Uitgever Sander Blom leerde mij: „Dialoog is geen informatieoverdracht, maar typering van een karakter”, en toen viel het kwartje. Ik geef Bloms advies door aan mijn cursisten, ze knikken instemmend. Misschien weten ze het allang.
Donderdag 14 maart
Literair platform
Als hoofdredacteur ben ik bij ILFU, het International Literature Festival Utrecht, verantwoordelijk voor het online platform. We vergaderen over de komst van de Syrisch-Palestijnse dichter Ghayath Almadhoun, op 28 maart wordt hij hier geïnterviewd over zijn indringende nieuwe bundel. Het inspireert om met het werk van andere schrijvers bezig te zijn, ik ga dat missen wanneer ik vanaf april een tijd afwezig ben om zelf meer te schrijven. Gelukkig is het platform in goede handen; Pete Wu en Maxim Februari zullen die periode als gasthoofdredacteuren hun visie op het platform botvieren. Genadeloos, hopelijk. Lopen gaat weer prima, zolang ik geen trap op hoef.
Vrijdag 15 maart
Boekenbal!
Boekenbal! Arja en ik brengen ons zoontje naar mijn ouders en jagen naar Amsterdam, eten koude bami op de hotelkamer, springen in avondkledij en haasten ons naar de schouwburg, om vervolgens twintig minuten in de rij te staan.
Hoogtepunt van het voorprogramma is een spreekbeurt van twee kinderen over bestsellers, compleet met powerpoint in Comic Sans. Dan begint wat de media omschrijven als ‘het elitairste feestje van Nederland’. Uitgekauwde anekdotes over op audiëntie komen bij Mulisch, die altijd op de trap zat. Die had natuurlijk ook een peesontsteking. Traplopen of dansen gaat me niet best af, maar ik sjok dapper rond. Met Arja naast me valt het allemaal wel mee, we halen zelfs de afterparty. Het boekenbal betekent vooral een hoop korte gesprekken, vaak leuk, soms ironisch of ongemakkelijk, en allen werken ze ‘s nachts in mijn droom nog lang door. Het duurt altijd een paar dagen voordat ik de balans heb opgemaakt, voordat ik weet hoe het precies was.
Zaterdag 16 maart
Typisch Achterhoeks
Het is Boekenweek. Ik pak de trein naar boekhandel Hijman Ongerijmd in Arnhem voor een avond met Ulftse schrijvers – het Achterhoekse grensdorpje waar ik opgroeide produceerde maar liefst vier gepubliceerde auteurs, vanavond zitten we voor het eerst met zijn allen aan tafel. Tijdens het voorgesprek nuttigen we Chinees eten en Grolsch, er wordt bulderend gelachen. Dat blijft de hele avond zo, al zit er later ineens publiek bij. De interviewer vraagt of de ontheemding in onze boeken iets typisch Achterhoeks is. Ik denk dat die vooral in ons als personen zit en via onze pennen doorvloeit naar ons werk: we zijn allen uit de streek vertrokken en kunnen nooit meer echt terug, we zijn veranderd, het dorp is veranderd. Maar vanavond zijn we eventjes bijna weer in ‘ons’ Ulft, de verhalen en voordrachten van de andere schrijvers ontroeren me. Rocco Ostermann maakt er mooie muziek bij.
Zondag 17 maart
Volvootje
Om 6 uur gaat de wekker, de Grolsch van gisteravond wreekt zich. Op naar Brugge. Mijn voet houdt het moedig vol, die drie uur op het gaspedaal, en ik kom mooi op tijd aan in het concertgebouw voor boekenfestival Lees Meer. Het is druk. Maud Vanhauwaert en Richard Osinga vertellen over hun gelauwerde romans en ik word geïnterviewd over De beesten, de mensen lachen, dat vind ik eigenlijk altijd het belangrijkst.
Na een gezamenlijke lunch stap ik weer in mijn Volvootje, wat gek voelt na zo’n bliksembezoek, maar ik wil naar huis, naar mijn gezin, uitrusten voor volgende week. Dan trekt een delegatie Nederlandse schrijvers naar Leipzig voor de Buchmesse, om die Duitsers te vertellen waarom ze enkel nog Nederlandse literatuur moeten lezen. Lichtelijk geïntimideerd kijk ik uit naar mijn podiumgesprek met Connie Palmen en Gerbrand Bakker, die veel beter Duits spreken dan ik. Maar ik ben voorbereid; al weken luister ik louter Duitstalige podcasts en punkmuziek. Hals- und Beinbruch!