De creatieve niet-Bommelkant van Marten Toonders stripstudio

Recensie

Strips

Stripkunst De tekenaars die voor Marten Toonders stripstudio werkten konden veel meer dan Bommel tekenen, blijkt uit ’80 jaar Toonder Studio’s’ in het stripmuseum in Noordwijk.

Eric de Noorman, door Hans Kresse.
Eric de Noorman, door Hans Kresse.

Opvallend veel bruiklenen van de 200 striptekeningen die op de expositie over ’80 jaar Toonder Studio’s’ in het stripmuseum Museum of Comic Art (MoCA) in Noordwijk te zien zijn, komen uit het Literatuurmuseum in Den Haag. Dat beheert Toonders nalatenschap. Dat komt doordat Marten Toonder (1912-2005) niet zozeer als tekenaar maar vooral als schrijver blijvend literaire roem verwierf met zijn successtrip over Tom Poes en Ollie B. Bommel, een beer die zich voordeed als ‘heer van stand’. Woorden uit die krantenstrips, zoals ‘minkukel’ en ‘denkraam’ zijn Nederlandse uitdrukkingen geworden.

Hoogtijdagen krantenstrip

Maar de tentoonstelling in het MoCA gaat niet over de Bommelkant van Toonder als magisch verhalenverteller. Die gaat over de invloed die hij als studiobaas had op tientallen tekenaars die voor hem werkten. De Toonderstudio’s waren in de hoogtijdagen van de krantenstrip, in de jaren zestig en zeventig, een enorme bron van Nederlandse stripcreativiteit – met internationaal succes. Tekenaars leerden er het vak, verdienden er een boterham, en mochten vaak naast het Bommeltekenwerk ook eigen strips ontwikkelen, zoals is te zien in stripmuseum MoCA.

Er is bijna geen getalenteerde Nederlandse striptekenaar die niet bij de Toonder Studio’s heeft gewerkt. Zoals Thé Tjong-Khing, die uit Indonesië kwam in de jaren vijftig en bij Toonder aan de slag kon, tot hij in de jaren zeventig het striptekenen er aangaf en Nederlandse beste (kinder)boekenillustrator werd. Of Hans G. Kresse, die de Eric de Noorman-strips maakte, of Jan Kruis, later bekend van Jan, Jans en de Kinderen. Van al deze tekenaars, en meer, zoals Dick Matena, Piet Wijn, George Mazure, zijn originele striptekeningen en schetsen te zien die ze maakten bij de Toonder Studio’s. Dat waren niet alleen maar pratende-pluizige-dieren-strips, zoals Tom Poes of Panda, Toonders internationaal succesvolste strip over een pandabeertje. Er zijn avonturenstrips, historische strips, misdaadstrips en andere in meer realistische stijl getekende beeldverhalen te zien. De vraag naar (kranten)strips groeide na de oorlog explosief.

Birre Beer, van Ton Beek.

Joyce in my Rolls Royce

Hoogtepunt van de expositie is een mooie en geestige paginaschets in potlood van Thé Tjong-Khing van een (nooit in productie genomen) strip over een popband, uit de jaren zeventig. We zien een popster zingend „I fondled Joyce in my Rolls Royce…” op het eerste plaatje. En op het tweede “…and in my Bentley I kissed her gently”, terwijl fans om handtekeningen schreeuwen. Later zien we de popster thuis aan de deur een handtekening uitdelen. Aan een fan, denkt hij – maar ze is encyclopedieënverkoopster.

Zo zijn er meer kijkjes in de keuken van Toonder Studio’s-medewerkers te bewonderen, de een beter getekend dan de ander. Toonders eigen correcties op stripschetsen zijn ook te zien, plus handgeschreven verhaalteksten en kladjes met woorden die hem bij het schrijven inspireerden.

„Strips bestaan niet alleen uit tekeningen, maar ook en vooral uit verhalen en ideeën. Die drieëenheid komt niet vaak voor,” schreef Toonder in zijn autobiografie. Na de oorlog was dat in zijn studio’s ruim aanwezig, toont de expositie.

Arman & Ilva, van Thé Tjong-Khing.

Loekie de Leeuw

Marten Toonder richtte de Toonder Studio’s (voor strips en animatiefilms) als 29-jarige al in 1942 op. Samen met de poppenanimatiefilmer (en bedenker van Loekie de Leeuw) Joop Geesink, maar die begon een jaar later al voor zichzelf. Op die begintijd in de oorlogsjaren gaat de expositie niet uitgebreid in, dat is een tentoonstelling op zichzelf waard. De Toonder Studio’s bestaan nog steeds, als onderdeel van de organisatie van de erven, de Toondercompagnie.