De carnavaleske figuren van Folkert de Jong zijn gruwelijk voor de eeuwigheid

Recensie

Beeldende kunst

Tentoonstelling De groteske figuren die kunstenaar Folkert de Jong maakt met chemisch schuim zijn op een akelige manier voor de eeuwigheid. Kunsthal Kade in Amersfoort presenteert een schurend overzicht.

Folkert de Jong, Trinity II, 2017.
Folkert de Jong, Trinity II, 2017.

Foto Mike Bink

Het houdt zich schuil in onze spouwmuren, in vloeren en plafonds. Het zit verborgen in de koelkast, in een autostoel en misschien zelfs in het kussen waar je iedere nacht op slaapt. Het styrofoam en poly-urethaanschuim waarmee de internationaal succesvolle kunstenaar Folkert de Jong al ruim 25 jaar zijn groteske figuren giet, snijdt en spuit, wordt op allerlei manieren in de bouw en industrie toegepast.

Dat gebruik is meestal op een onzichtbare plek, maar niet bij De Jong: in zijn vaak carnavaleske figuren vol (kunst)historische verwijzingen speelt het materiaal de hoofdrol: in felle, giftige kleuren druipt en schiet het alle kanten op – gestold, dat wel, maar je voelt dat dit materiaal eens vloeibaar schuim was.

Ministry of Fear/Foam doopte Folkert de Jong zijn grote overzichtstentoonstelling van 25 jaar kunstenaarschap, die nu in Kunsthal Kade in Amersfoort te zien is. Een verwijzing naar de film Ministry of Fear (1944) van Fritz Lang, een regisseur die volgens De Jong: „tussen de Eerste en Tweede Wereldoorlog films maakte waarbij je het gevoel hebt: ‘Hé, daar zit iets erg duisters aan te komen’.”

Dat duistere gevoel is gelijk de kern van wat De Jongs beelden zo goed en ongemakkelijk maakt: ze zijn gemaakt uit enerzijds een heel modern, goedkoop en economisch materiaal (sommige foams zetten wel 40 keer uit als je ze opspuit). Aan de andere kant maakt de onafbreekbaarheid van de plastics dat deze beelden op een gruwelijke manier voor de eeuwigheid zijn. Als natuursteen, maar dan anders.

Folkert de Jong, Vagevuur, 2023.
Foto Mike Bink

Knalroze isolatiecel

In de centrale hal van Kunsthal Kade bouwde De Jong een grote stellage waarover je via drie ‘kamers’ of platforms afdaalt. Van daaruit is ook het nieuwste werk van De Jong te zien, en dat is gelijk een hoogtepunt. Vagevuur (2023) is een knalroze kamer, een isolatiecel zoals je die in films vaak ziet, met daarin twee even roze Jheronimus Bosch-achtige fantasiefiguren. Dit gaat over het gevoel opgesloten te zitten in je eigen hoofd, licht De Jong toe in een video – de spiegel in de achterwand maakt je onderdeel van die claustrofobische ervaring.

De museumzalen beneden en de omgang rondom de centrale hal worden bevolkt door onder (veel) meer een Christusfiguur met twee basketballen, twee bewapende mannen rond een doormidden gesneden BMW, Piet Mondriaan met een feministisch protestbord, apen met een hoge hoed op sokkels en een afschrikwekkend blauw zelfportret (Trinity II, 2017) van de kunstenaar met gebogen hoofd en twee keer zijn oranje hoofd in zijn handen.

Voor zijn overzichtstentoonstelling in Kunsthal Kade bouwde Folkert de Jong een grote stelling in de centrale hal, waarop je langs drie platforms afdaalt.
Foto Mike Bink
Folkert de Jong, zaaloverzicht Ministry of Fear/Foam in Kunsthal Kade. Links op de foto: Operation Harmony (2008).
Foto Mike Bink

Het raster van de geschiedenis

Fascinerend is ook Operation Harmony (2008): een enorme zachtroze rasterstructuur waarin ‘aardoliezwarte’ lichamen en lichaamsdelen van historische figuren als Spinoza, Willem van Oranje en Balthazar Gerards zijn opgenomen. We worden uit elkaar getrokken door de geschiedenis, lijkt De Jong te willen zeggen, en onze bewegingsruimte is beperkt.

Omdat specifiekere beschrijvingen per beeld ontbreken, sta je regelmatig te gissen wát De Jong nu precies bedoelt met bijvoorbeeld die feministische Mondriaan (beiden willen de wereld veranderen?). Het ongemak van soms wat krakkemikkig associëren is niet slecht, het mag precies de bedoeling zijn. De mooi uitgegeven catalogus, met veel privéfoto’s, belooft openhartiger te zijn – al ontbreekt daarin de breuk met twee zakenpartners in 2010, waarover De Jong eerder wel openhartig was.

De wreedheid van oorlog, maar ook de verleiding van destructie waarvoor de mens telkens weer valt, zijn een belangrijk thema voor De Jong. Boven staat bijvoorbeeld The Iceman Cometh (2001), de eerste grote installatie uit styrofoam, waarmee de Jong destijds doorbrak bij een expositie in Stedelijk Museum Bureau Amsterdam: een bonte parade van vijf gehavende militaire figuren, in rolstoel of met houten been, kruis vooruit, lachend richting de afgrond.

Folkert de Jong, The Shooting… at Watou, 2006.
Foto Mike Bink

Ernaast staat The Shooting… at Watou (2006): een bukkende reuzensoldaat in het kenmerkende snoepjesroze en blauw, met enkele manshoge soldaten met wapens met baljonetten in hun handen. Het is grimmig, verleidelijk én raadselachtig. Het enige wat je deze beelden had gegund, was net een beetje meer ruimte, want die reuzensoldaat is bedoeld om krap tegen het plafond aan te schurken, maar de andere vechtlieden staan wat rommelig opgesteld. Hetzelfde overkomt de historische hoofden op sokkels van Totemism (2016): wat ondankbaar opgesteld tegen een achterwand.

In de (lekker chemisch ruikende) catalogus staan veel van de beelden op andere locaties mooier, ruimtelijker opgesteld – en daar zie je ook dat De Jong nog véél meer indrukwekkende sculpturen heeft gemaakt. Het gruwelijke oeuvre van De Jong had een ruimer jasje verdiend.