Tweederde van Nederland vindt dat het de verkeerde kant met ons opgaat. De burger ziet ‘gebrek aan respect en solidariteit’ als het belangrijkste probleem in onze samenleving. Dit concludeerde het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) in 2008. Het was toen net begonnen met een regelmatige monitor om eens te peilen hoe de vlag erbij hangt bij de burger. Nederland was geschrokken door de plotselinge opkomst van Fortuyn en van de boze burger. Het SCP surveilleerde met vragenlijsten onder een representatieve groep Nederlanders en vroeg hoe het met hen ging en waar ze zich zoal zorgen over maakten.
‘Met mij gaat het goed, met ons gaat het slecht’ was de rode draad en de titel van het boek dat scheidend SCP-voorzitter Paul Schnabel hierover in 2018 publiceerde. Nederlanders geven massaal aan tevreden te zijn over hun leven, maar somber over de staat van het land. De verruwing van de samenleving, de economie, de integratie, veiligheid en zorg – alles gaat slecht met iedereen, behalve gelukkig met ons.
Afgelopen week verschenen de resultaten van de recentste peiling onder de Nederlandse burger en wat denkt u? De grootste zorg bij de respondenten is de polarisatie, de verharding van het debat en de verslechterende omgangsvormen. In de eigen directe omgeving was er gelukkig geen reden tot zorg. Toevallig was hun kennissenkring steeds net de uitzondering. Daar gingen ze nog fatsoenlijk met elkaar om en spraken ze meningsverschillen met respect uit. Al die verhalen over kletterende ruzies aan de kersttafel, dat is altijd bij de ander, bij ons thuis net toevallig niet.
Tussen de regels door zie je zo langzamerhand de onderzoekers niet meer alleen luisteren naar de respondenten maar ook terugpraten, geruststellen en factchecken. Wanneer een grote meerderheid antwoordt dat de meningsverschillen over maatschappelijke kwesties toenemen, merkt het planbureau op dat dat in ieder geval niet blijkt uit de cijfers. Over de meeste zaken zijn wij het gewoon eens met elkaar.
Eén opvallend aspect: velen legden deze keer de nadruk op de polarisatie op Twitter. Er zitten 3,5 miljoen Nederlanders op Twitter, ongeveer één derde van de beroepsbevolking en dan vaak het meer uitgesproken deel ervan. Toch denken steeds meer mensen dat het medium een belangrijke rol speelt in het aanjagen van de polarisatie. Kijk je op Twitter, dan zie je precies waarom mensen dit geloven. Daar zie je dagelijks bewijs van hoe contextgevoelig ons gedrag en onze persoonlijkheid is. Wij denken dat onze eigenschappen (verlegen of extrovert, geduldig of opvliegerig, vriendelijk of nors) in beton zijn gegoten.
In werkelijkheid is wat we doen en zeggen grotendeels afhankelijk van de context, van het decor. En op het Twitter-decor zie je die opmerkelijke gedaantewisselingen. Met een @ voor hun naam veranderen zelfs de meest vriendelijke, intelligente en empatische mensen in monsters die met modder gooien of bedreigen. En zodra mensen het schermpje sluiten, veranderen ze terug in vrolijke, behulpzame mensen die het respectvol en beschaafd met elkaar oneens kunnen zijn.
Zorgen over de verhuftering en de omgangsvormen zijn een rode draad – en die gaat terug tot vóór het Twitter-tijdperk. Herinnert u zich Balkenende nog met zijn normen en waarden-offensief voor een fatsoenlijker en respectvollere samenleving?
Toch hebben platforms als Twitter ons idee over elkaar wel heel erg vervormd. We geloven dat half Nederland die prik gaat weigeren en prompt rolt 80 procent vrijwillig de mouw op. We denken dat heel Nederland zeer sceptisch is over klimaatverandering, terwijl 96 procent van de Nederlanders klimaatverandering erkent en 60 procent de rol van de mens daarin accepteert.
Vroeger dachten we dat Nederland zijn fatsoen had verloren. Nu denken we dat Nederland zijn fatsoen én zijn verstand heeft verloren. En dat is een probleem. Want niet alleen jij denkt dat, maar ik denk dat ook onze beleidsmakers daardoor behoedzamer en afwachtender worden. Dat ze minder beslissingen durven te nemen omdat ze de scepsis onder de burgerbevolking steeds weer overschatten.
De verwachting dat de burger vast weer boos zal worden blijft ons gijzelen. Dat is onterecht. Wie naar de cijfers kijkt moet concluderen dat het met ons eigenlijk verrassend goed gaat.
Mogelijk toch terrorisme, kopte mijn AD Rotterdams Dagblad zaterdag op de voorpagina over de aanslag in Rotterdam waarbij donderdagavond ene Ayoub M. op voorbijgangers inhakte en een dode viel. Of verwarde man? Maar omstanders hoorden de dader ‘Allahoe akbar’ roepen, God is groot, en dan hebben vandaag de dag meteen de jihadisten van Islamitische Staat, IS, het gedaan.
Rukken IS en andere jihadisten weer op? Tel Rotterdam op bij het annuleren van drie concerten van Taylor Swift in Wenen in augustus wegens aanslagplannen in dienst van IS. En een paar dagen later, op 23 augustus, de terreuraanval in Solingen waarbij drie mensen werden doodgestoken door een afgewezen Syrische asielzoeker. De Duitse regering nam geen risico, en breidde de grenscontroles uit; in het Europa van het vrije verkeer van personen nota bene. Volgens de minister van Binnenlandse Zaken was het de bedoeling om „via een harde lijn” tegen illegale migratie islamitisch extremisme en internationale criminaliteit in het algemeen aan te pakken. Met in het achterhoofd de zojuist gerealiseerde en vooral ook toekomstige verkiezingswinst van de rechtsextremistische AfD die niks moet hebben van migranten, al dan niet illegaal.
PVV-leider Wilders vond het vanzelfsprekend een heel prima idee om ook hier grenscontroles opnieuw in te voeren, „hoe eerder hoe beter”, zei hij. Ikzelf denk dan aan dagenlange files met al die vrachtwagens met kalfjes op weg naar vetmesting in het buitenland, dus eigenlijk niet zo’n goed idee.
Des te minder omdat het de vraag is of fysieke grenscontroles zin hebben tegen terrorisme; de extremistische ophitsing vliegt ongehinderd de virtuele grenzen van het internet over. En je hoeft geen afgewezen Syriër te zijn om je achter je scherm tot een terreurdaad te laten inspireren. In elke keuken ligt een vleesmes klaar.
Terrorisme. Ik herinner me in de jaren zeventig en tachtig het Palestijns (Arafat, Abu Nidal) en ander terrorisme, om particuliere redenen betaald en beschermd door diverse Arabische leiders. Geen messteken maar vliegtuigkapingen, bomaanslagen en ontvoeringen, met name om de eigen Zaak aan de orde te stellen. Libanon was een belangrijk strijdtoneel, met ook de Israëlische Mossad als dader; lees Ronan BergmansRise and Kill First. Vanaf 1990 kwam het transnationaal islamitisch terrorisme op van Osama bin Ladens Al-Qaida, gevolgd door Islamitische Staat.
Al-Qaida is er nog wel, maar geen schim van pre-9/11, zoals Islamitische Staat zijn kalifaat met een internationale oorlog en zware verliezen heeft bekocht. Maar IS keert inderdaad langzaam maar zeker terug, op zijn Iraakse en Syrische geboortegrond, in Afghanistan en in Afrika; waar maar zijn islamitische heilsboodschap aanspreekt en de autoriteiten of juist een gebrek daaraan de mogelijkheid bieden. Het Central Command van het Amerikaanse leger waarschuwde in juli dat IS op weg was om „het aantal aanslagen dat ze in 2023 in Syrië en Irak opeisten meer dan te verdubbelen”. Tussen januari en juli telden de Amerikanen er 153 aanslagen maar dat zou volgens specialisten een schijntje zijn van het werkelijke aantal.
De cijfers voor Europa zijn van een totaal andere orde; zie Europol, European Union Terrorism Situation and Trend Report 2023 met 28 uitgevoerde, mislukte en verijdelde aanslagen in 2022, waarvan zes jihadistisch. Maar inmiddels is het dreigingsniveau verhoogd uit angst dat de Israëlische oorlog in Gaza wraakacties inspireert. De kans op een aanslag is reëel, waarschuwde hier de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid in juli.
Ter vergelijking: vorig jaar ontplofte in Nederland 1.057 keer iets explosiefs bij een woning of bedrijf en dit jaar tot juni al bijna 500 keer, las ik in het Het Parool. Maar zolang daarbij niet Allahoe akbar wordt geroepen, hoeven we ons daarover geen zorgen te maken.
Dinsdagochtend stond in Heemstede de brandweer bij mijn ouders op de stoep. Zonder gillende sirene, mét knalrode sleutelhanger. ‘Vluchtsleutel’ stond erop. Cadeautje van de vriendelijke brandweerman, die zei dat het zaak was om bij rookontwikkeling op de tast je voordeursleutel te kunnen vinden. Hij maakte een ronde langs alle Heemsteedse 65+’ers. „Die hebben volgens de statistieken de grootste kans op een woningbrand.” Omdat ik op bezoek was mocht ik meekijken. „Kun je ze mooi waarschuwen als ze het gas vergeten uit te zetten”, zei hij met een knipoog. In hoog tempo ging het over elektrische fietsen („Accu’s nooit ’s nachts opladen: je neus slaapt ook en ruikt geen rook”), droogtrommels („Vaak het filter reinigen; teveel pluis is niet pluis”) en het eens per maand controleren van je rookmelder („Elke eerste maandag van de maand om 12.00 uur. Buiten herrie, binnen herrie!”).
Ik durfde niet te vertellen dat de rookmelder in mijn eigen huis batterijloos op mijn wasmachine lag – te vaak piepte het ding als ik de douche uitkwam. Evenmin noemde ik het slavinkdebacle van een week geleden. In een poging nu écht mijn vleesschaamte aan te pakken en vegetariër te worden, had ik besloten korte metten te maken met een verdwaalde bio-slavink in het hoekje van mijn vriezer. Weggooien was ook zonde. Helaas zette ik het vlees per abuis niet in de koekenpan maar in de plastic verpakking op het vuur. Lang verhaal kort: die avond at ik sla.
Naast vleesschaamte voelde ik laatst vliegtrots. Kortdurende plaatsvervangende trots, toen ik een vlinder uit een spinnenweb bevrijdde en hij ongeschonden wegvloog. „Volgens mij was het een atalanta”, blufte ik tegen de 9-jarige dochter van een vriendin. „Wist je dat die in de herfst bij de vlindertrek duizenden kilometers vliegen?” Ze rolde met haar ogen. „Ik kijk naar Freek en ik spaar dierenkaartjes, ik weet alles van natuur. En door jou heeft die spin nu geen eten meer. Lekker aardig maar niet heus.” Afgetroefd door Freek Vonk. Pas toen ik een foto van een zebraspin liet zien, met ogen als van een Disney-prinses, smolt ze. „Cute.” Aan de nieuwe generatie ligt het niet dat de Nationale Spinnentelling dit jaar is afgelast wegens te weinig animo.
Over generaties gesproken: de Vlinderstichting kwam met nieuws over derdegeneratievlinders. Even dacht ik dat het insecten betrof van wie de grootouders in het buitenland waren geboren, maar dat zat anders. Van het bruin zandoogje – een vlinder die bij de paring riekt naar vieze sokken – zijn dit jaar maar liefst drie generaties uitgekomen. Door de warmte en de vochtige bodem groeien de rupsen extra snel. Een lichtpuntje in een verder dramatisch vlinderjaar: bij de Nationale Vlindertelling (die wél doorging) waren de cijfers lager dan ooit.
Dinsdagmiddag, na het vertrek van de brandweer, las ik over spinnennestjes in rookmelders en besloot ik eindelijk een nieuwe batterij voor die van mij te kopen. Later belde de 9-jarige op. „Ik ken een raadsel. Wat heeft een vogel die een atalanta opeet? Vlindertrek.”
Gemma Venhuizen is biologieredacteur bij NRC en schrijft elke woensdag een column op deze plek.
De vismarkt van het Indiase vissersdorp Pamban begint vroeg: tussen 6 en 8 uur ’s ochtends, einde werkdag voor de vissers. De mannen hebben hun lungi’s, traditionele omslagdoeken die in het zuiden van India veel worden gedragen, boven hun knieën geknoopt. Op een verhoogde betonplaat kiepert de ene na de andere visser zijn emmer om, waarna de opbrengst van de dag met slib en al op de grond terecht komt. De schubben glinsteren op de schenen van de marktkoopmannen. De vissen – sommige spartelen nog – worden gesorteerd in gekleurde plastic manden.
Kapitein K. R. Raj vraagt een koopman een forse zwaardvis op de weegschaal te leggen. Deze ochtend kosten de grote vissen – ook koningsmakreel is populair – zo’n 900 roepies (bijna 10 euro) per kilo, verkondigt hij. De verkoper smakt de vis terug in de mand. „U hoort het te weten – maar ik moet zeggen, soms zit u ernaast, kapitein. Dan scheelt het wel tientallen roepies, en krijgen we het product gewoon niet kwijt zonder de prijs toch bij te stellen. Daar moet u wel op letten, hoor. We hebben het al lastig.”
De kapitein, 57, krijgt vaker zulk commentaar als hij door het vissersdorp kuiert. Raj gaf niet alleen jarenlang leiding op zijn eigen boot en aan zo’n tien man personeel, hij is hier ook een lokale beroemdheid. Vissers horen zijn stem elke ochtend op de radio. Radiostation Kadal Osai is om de hoek van deze vismarkt gevestigd, en maakt programma’s speciaal voor de gemeenschap. Raj deelt er praktische informatie: in het weerbulletin en met de informatie over de visprijzen . En hij bespreekt zijn eigen ervaringen.
Foto’s: Ahmer Khan
Kadal Osai betekent ‘Stem van de zee’. Het community radio station werd in 2016 opgezet, door een lokale zakenman met een liefdadigheidsfonds. De zender 90.4 FM bereikt 24 uur per dag de vissersdorpen in een straal van maximaal vijftien kilometer, ook uitgaande boten. Maandelijks luisteren online en via sociale media zo’n 150.000 mensen. Op verzoek van luisteraars worden tussen 2 en 4 ’s nachts traditionele opbeurende liedjes gedraaid – voor diegenen die vroeg uitvaren. Alles gaat in lokale talen, meestal Tamil; voor de zender worden voorlichtingscampagnes van de overheid vertaald. „Bij extreem weer zijn we heel belangrijk. De meteorologische dienst stuurt ons dan alle cycloon-updates, zodat we direct betrouwbare informatie kunnen delen”, zegt directeur en hoofdredacteur Gayathri Usman. „En aangezien wij onze eigen generatoren hebben voor de apparatuur, komen mensen hier op kantoor hun telefoons opladen.”
Kwetsbaar
Zulke extreme weersomstandigheden zijn een belangrijke drijfveer voor de oprichting van Kadal Osai. Enkele dramatische tsunami’s, zoals die in 2004, staan in het geheugen van de luisteraars gegrift. Pamban, gelegen op een eiland, bestaat grotendeels uit identieke betonnen gebouwen – woningen die de overheid neerzette voor bewoners van wie hun huis was weggeslagen.
Klimaatonderzoekers wijzen erop dat de dorpen in dit uiterste zuiden van India door klimaatverandering mogelijk steeds meer met extremen te maken krijgen – een stijgende zeespiegel, cyclonen, kusterosie. „Vissersgemeenschappen zijn zeer kwetsbaar voor wat er in hun omgeving gebeurt, juist omdat ze daarvan afhankelijk zijn. Klimaatverandering is een complicerende factor die hun bestaande problemen vergroot”, vertelt Devendraraj Madhanagopal, onderzoeker aan de School of Sustainability van de universiteit in Bhubaneswar. Hij deed etnografisch onderzoekin Tamil Nadu.
Die complexe impact van klimaatverandering wordt bijvoorbeeld onderzocht in het radioprogramma ‘Leer de zee kennen’. Kapitein K.R. Raj presenteert het, met de veel jongere Alex Thinton. „Een oude rot met traditionele kennis, en een jongere gast die bekend is met de technische wetenschap achter klimaatverandering”, lacht Usman. „Allebei zijn ze van hier.” Hoofdvraag in ‘Leer de zee kennen’: Kan visserij nog wel voorzien in ons levensonderhoud, als de zee verandert?
Overtuigen
„Deze gemeenschappen zijn de first-line stakeholders”, valt Thinton in het gesprek. Hij is net de kleine studio binnengelopen, om een reportage voor te bereiden. De mensen met wie hij op Pamban opgroeide, zijn zich misschien helemaal niet bewust van die ‘status’ als belanghebbenden. Of erger, vindt hij, „ze wíllen soms helemaal niet horen over klimaatverandering. Ze voelen namelijk wel aan dat dat hun leefwijze en alles wat ze gewend zijn, kan bedreigen.”
Om met zijn buren te praten over zijn zorgen, moest Thinton op zoek naar iemand in wie zij zich zouden herkennen: dat was kapitein Raj. Naar hem luisteren de mensen, aldus de junior-presentator. „Dus als ik hem weet te overtuigen van een verhaal over klimaatverandering, dan werkt het concept.” Het programma valt of staat bij vertrouwen van het publiek.
Lees ook
Maar ‘klimaatverandering’ werd nooit een politiek thema
Met zijn wetenschappelijke kennis wist Thinton de kapitein en andere gesprekspartners te overtuigen van het fenomeen van koraalverbleking, het gevolg van een stressreactie van de kleine koraalpoliepen op opgewarmd zeewater. Het verlies van kleur geeft aan dat het koraal probeert in die omstandigheden te overleven; als de verwarming aanhoudt, sterft het uiteindelijk af. Een technisch verhaal, maar dat het er slecht voorstond met het bodemleven in de kuststrook, hadden de vissers ook zelf gezien. Meer luisteraars zijn na uitzendingen ook het nut gaan begrijpen van visverboden in het paaiseizoen, zodat de zee niet helemaal wordt leeggevist. Raj sprak over zijn eigen ervaringen: er is minder vis, en de vissen zijn kleiner. Het koraal biedt onvoldoende voedsel, scholen vissen trekken weg van de warmere wateren. Alles grijpt in elkaar.
Foto’s: Ahmer Khan
Sleepnetten
Waarschuwingen komen wel aan, denkt de jongere presentator. Maar het wordt lastiger als het gaat over adaptatie en de noodzaak om te verduurzamen. „Zo’n debat is nu echt van levensbelang voor de vissers”, aldus het presentatieduo. Alleen: de vissers aanspreken op de aanpassing waartoe velen zich wenden, is misschien wel het enige taboe gebleken in het radioprogramma. Thinton: „Trawlers.”
Zulke vissersschepen, die een verzwaard trechtervormig net achter zich aanslepen, zijn vanaf het strand van de vismarkt te zien. Een eind achter de rijen houten boten in primaire kleuren – het type dat kapitein Raj bestierde – dobberen industriële gevaarten. De trawl-netten zijn groter dan het traditionele materieel, en de mazen zijn ook zo afgemeten dat er meer van de kleinere vis kan worden gevangen. Dat lost het probleem van de tegenvallende visvangst voor de vissers van Pamban op.
Maar met de sleepnetten worden enorme aantallen vissen tegelijk opgehaald, slecht voor de populaties. En de netten zijn zo verzwaard dat zij achter de trawler aan, over de zeebodem worden getrokken. Dat veroorzaakt schade in het kustgebied. „Trawlers zijn toegestaan door de wet. Veel vissers vinden deze vismethode een oplossing voor hun problemen, ze hebben weer meer vangst”, haalt Thinton zijn schouders op. „Ik denk niet dat dit beleid goed is voor het milieu. Maar de beleidsmakers en de vissers zien het als een manier om mensen te helpen in hun levensonderhoud.” Zo blijven Thinton en de kapitein in een kringetje redeneren. Voorlopig wordt het onderwerp niet aangesneden in hun programma.
Geen wrevel
Onderzoeker Madhanagopal herkent die gevoeligheid. In zijn onderzoek hoorde hij vaak over de overstap naar de industriële visserij. Die ontwikkeling zorgt niet voor wrevel of concurrentie binnen de vissersgemeenschap, zoals de buitenstaander misschien zou verwachten. „Er is ook een sociale context. Alle vissers kénnen elkaar, en komen uit dezelfde kaste”, schetst hij aan de telefoon. Vissers die door de moeizame omstandigheden besluiten hun eigen boot op te geven, worden daarna als werkkracht ingehuurd in de industriële visserij. Sommigen ervaren dat wellicht als verlies van status, een gemis van de traditie. „Vissers zullen elkaar niet afvallen vanwege zo’n besluit, want voor iedereen is de visopbrengst vooralsnog de dagelijkse prioriteit.”
Voor die broodnodige vangst zal het zoeken blijven naar de beste methode. Kapitein Raj weet inmiddels, zo vertelt hij regelmatig op de radio, dat hij niet meer op aankan van zijn traditionele kennis. De zee is al te veel veranderd. „Het was in het begin heel belangrijk om luisteraars aan te spreken als beschermers van de zee”, zegt hij.
Het heeft geen zin om mensen te zeggen wat ze moeten doen, is de stellige overtuiging van de programmamakers. „Met alleen radioprogramma’s, komen we er niet als we willen dat mensen in Tamil Nadu beter met hun omgeving omgaan”, stelt Usman. „Maar we horen in de hele wereld over klimaatverandering, zonder dat er een vertaalslag wordt gemaakt naar de levens van gewone mensen. Daar zijn wij voor.”