Op de balustrade van de uitkijktoren zitten rondom tientallen bordjes met een pijltje en een afstand. ‘Assen, politietoren 18 km’, ‘Zendmast Hoogersmilde 6,8 km’. Hier, op 53 meter boven zeeniveau en zeker tien meter boven de bomenkruinen, is het niet moeilijk om die twee te zien. Bij volmaakt helder weer zou je heel misschien zelfs een rookpluim kunnen zien boven de ‘Eemshaven, 65 km’, maar voor ‘Stadskanaal, hoogbouw, 42 km’ is het vandaag al te heiig. Het laaggelegen ‘Hunebed D1, 17 km’ is ook bij het helderste weer onzichtbaar, net als ‘Giethoorn, 28 km’.
Die afstanden en richtingen wijzen niet alleen naar plaatsen voor, op of achter de horizon, ze reiken daar vandaan ook terug: ze vertellen waar je je bevindt in dit Noord-Nederlandse web. Met jouzelf op het panoramadek van de Bosbergtoren in Appelscha in het middelpunt. Het web is nog veel wijder: ‘Rome, 1320 km’, ‘New York, 5954 km’. Appelscha als centrum van de wereld.
De Bosbergtoren in Appelscha.Foto Wouter de Wilde
Ooit keek hier een brandwacht over de boomtoppen uit. In 1934 werd de houten toren een ijzeren uitkijktoren van zeventien meter hoog. Die heette, hoe kan het anders, Belvedère. Maar op een dag waren de bomen hoger dan de toren. En nu staat er sinds 2016 een nieuwe van 33 meter hoog op de Bosberg, die met 20 meter boven NAP het hoogste deel van het Friese ‘vasteland’ is (een duin op Vlieland is 45 meter hoog).
De Bosbergtoren, een ontwerp van landschapsarchitect Frans Beune, is een boom. De cilindrische ‘stam’ bestaat uit platen Cortenstaal, als de ‘schubben’ van een den, dezelfde dennen die rond de toren staan. En net zo bruin, want op Cortenstaal vormt zich een laagje roest dat het tegen verdere corrosie beschermt.
De echte dennen zijn trouwens ook nieuwkomers. Het ‘wold’ in Nationaal Park Drents-Friese Wold kun je als ‘woud’ lezen, maar ‘woeste grond’ komt beter in de buurt. Dit was een vrij open landschap van veen en heide. Het meeste hoogveen is afgegraven. En door overbegrazing van de heide door schapen ontstonden zandverstuivingen die vanaf 1850 op grote schaal werden bebost – met dennen.
Foto’s Wouter de Wilde
De Bosberg is een voormalig stuifduin, met een geheim: in het hart ervan staat een enorme eik die al een paar honderd jaar oud moet zijn geweest toen hij definitief door zand werd ondergestoven. Naast de toren steken eikentakken met blad uit de grond; het zijn geen kleine bomen, maar takken uit de kruin van de eik onder het zand, is vastgesteld. In de diepte onder het zand leeft de oereik op geheimzinnige wijze gewoon door. Het gevoel dat daarbij hoort lijkt nog het meest op hoogtevrees.
Uit de toren steken op verschillende hoogten ook ‘takken’ naar buiten. Het zijn smalle bordessen van een paar meter lengte, het panormadek heeft er drie. Je komt er via een galmende wenteltrap van 126 treden. Of, als hij niet kapot was, met de lift.
Foto’s Wouter de Wilde
Ik loop een rondje, kijk naar de horizon, en schuin over de balustrade naar beneden, naar de uitspanningen van Appelscha, een pretpark waar een achtbaankarretje rondjes rijdt, een voetbalveld, een wei vol zonnepanelen en de weg van Drachten naar Emmen. Die hoor je hier ook goed.
Eindelijk waag ik me op zo’n bordes, loop met de blik strak op de horizon naar het uiteinde en dwing mezelf omlaag te kijken. Door de glazen vloer. Ik tel tot tien. En dan mag ik godzijdank terug. Na een trede of dertig is de horizon verdwenen en daal ik verder af tussen het geruststellende dennengroen.
De Kempentoren in het Spoorpark in Tilburg.Foto Wouter de Wilde
Foto’s Wouter de Wilde
Foto Wouter de Wilde
Uitkijktoren Pompejus in Bergen op Zoom.Foto Wouter de Wilde
De recente Oekraïense drone-aanval op tientallen strategische bommenwerpers, diep in Rusland, gaat vermoedelijk de geschiedenis in als een van de stoutmoedigste en brutaalste oorlogsoperaties van de moderne tijd. Op duizenden kilometers van de frontlijn gingen Russische vliegtuigen, zonder enige waarschuwing, in vlammen op.
Operatie ‘Spinnenweb’ betekent geen ommekeer in de oorlog. Voor de Oekraïners betekent de overrompeling van de Russische defensie wel een morele opsteker, vergelijkbaar met de inval in Koersk of de aanval op de Krimbrug in 2022. Het toont aan dat Rusland kwetsbaar is. Dat de Russen zich zó lieten verrassen is voor president Poetin bovendien een pijnlijke vernedering. Daarnaast kan het de Russische bevolking niet ontgaan dat de oorlog tegen Oekraïne inmiddels dagelijks voelbaar is in eigen land. Nu zelfs in Siberië.
Vindingrijkheid is de afgelopen jaren een handelsmerk geworden van de Oekraïners. Eerder slaagde het land-zonder-noemenswaardige-marine erin de Russische Zwarte Zeevloot te verjagen uit de wateren rond de Krim. „Jullie hebben de kaarten niet”, schamperde Donald Trump eind februari tegen president Zelensky. Toch slaagt Oekraïne erin militair overeind te blijven – en steeds vaker en harder terug te slaan tegen doelen in Rusland.
Met de ontwikkeling van een indrukwekkend arsenaal aan drones – voor de lange afstand, boven de frontlijn en op volle zee – hebben de Oekraïners een ware revolutie ontketend in de oorlogvoering. Relatief goedkope drones vormen de hoeksteen van de asymmetrische oorlog die Oekraïne voert; slimme wapens compenseren het gebrek aan mankracht, materieel en dure, geavanceerde raketten. Het einde van die ontwikkeling is nog lang niet in zicht: zwermen met honderden of zelfs duizenden drones en de grootschalige inzet van robots op het slagveld, aangestuurd door kunstmatige intelligentie (AI), zijn geen sciencefiction meer.
Lees ook
Oekraïne en Rusland zijn verwikkeld in een wedloop om de ‘onzichtbare’ drone
Die Oekraïense inventiviteit wekt, terecht, bewondering onder de bondgenoten. Maar de westerse partners doen er verstandig aan de Oekraïense drone-aanval ook als een krachtige waarschuwing te beschouwen. Elke Oekraïense innovatie aan het front, zo is de ervaring van de afgelopen drie jaar, wordt binnen de kortste keren niet alleen gekopieerd door de Russen, maar ook in massaproductie genomen en ingezet tegen het origineel. Ook in westerse landen loopt peperduur defensiematerieel op vliegvelden of in havens het risico te worden aangevallen door goedkope drones die nauwelijks zijn op te sporen. Dat is geen bangmakerij; het afgelopen jaar zijn ongeïdentificeerde drones gesignaleerd bij militaire bases in de VS, het VK, Duitsland en boven Noorse wapenfabrieken. En het is geen geheim dat de Russische schaduwoorlog elk jaar intensiever wordt.
De oorlogvoering in Oekraïne is door analisten wel omschreven als een ‘Eerste Wereldoorlog met drones’. Drones hebben een nieuw tijdperk ingeluid, maar dat betekent niet dat tanks, artillerie of gevechtsvliegtuigen overbodig zijn geworden. Integendeel. Drones veroveren geen terrein en leveren niet de vuurkracht van de artillerie of een Leopard-tank.
Wel toont de recente evolutie van oorlogvoering dat drones een vooraanstaande plaats verdienen in een moderne krijgsmacht, ook de Nederlandse, en dat de beveiliging van militaire doelen en cruciale infrastructuur tegen vijandige drones topprioriteit moeten krijgen. Simpelweg vertrouwen op de technologische superioriteit, zoals decennia volstond in westerse landen, is niet meer van deze tijd.
Lees ook
Tegen een droneaanval zoals die van Oekraïne is verdediging amper mogelijk
Op de middelbare school had je twee keuzes: je aansluiten bij de kakkers of de alto’s. Ik koos voor de laatste groep, vooral vanwege de muziek. De puberteit overspoelde mijn hoofd met grote emoties over kleine problemen. Schreeuwende zangers boden me de woorden die ik zelf niet kon vinden, boze gitaren wisten precies hoe ik me voelde. Mijn discman was mijn kostbaarste bezit. De gekopieerde, overslaande cd’s speelden continu de soundtrack van mijn leven.
Toen werd het tijd voor het echte werk. Mijn eerste festival dus: Willems Wondere Weiland. Een totaal nieuwe wereld, op slechts een half uurtje fietsen verderop. Een klein podium dat in mijn ogen gigantisch was. Een bandje met geluidsproblemen én een gitarist die ik herkende van school. Pure magie. Willems Wondere Weiland bleef al die jaren sinds mijn bezoek bestaan, maar de editie van dit jaar zal de laatste zijn. Zoals steeds meer gratis festivals houden ze ermee op.
Erik Stapelbroek, de festivaldirecteur, staat op een weiland in Hooglanderveen. Het oprukkende Amersfoortse Vathorst is als een onafwendbare tsunami op de achtergrond. Hier zal op 5 juli de laatste Willems Wondere Weiland plaatsvinden. „Het begon 25 jaar geleden met de verjaardag van mijn broertje, Willem,” vertelt hij. Ze zaten in de schuur van zijn ouders en Willem, groot metalfan, bedacht dat hij met zijn bandje wel op een festival zou willen staan. De makkelijkste manier om dat voor elkaar te krijgen: zelf een festival organiseren. De locatie was snel gevonden, dat werd het weiland van zijn ouders. Een grote aanhanger diende als podium, bevriende bandjes mochten optreden en ook het publiek, zo’n 200 man die eerste editie, bestond vooral uit vrienden en dorpsgenoten uit Hooglanderveen. Willems Wondere Weiland was geboren. Willem verhuisde naar Japan, maar het festival bleef bestaan.
Willems Wondere Weiland in 2018Foto Paul Karel
In de 25 jaar sinds die eerste editie is het festival uitgegroeid tot een lokaal begrip in Amersfoort en omstreken. Bij mooi weer kan het festival rekenen op zo’n 5000 bezoekers, alles wordt gerund door bijna 200 vrijwilligers. Wat begon met slechts een oplader groeide uit tot een terrein met een hoofdpodium, een tent, een derde podium, een silent disco, een biertuin, de tent van ‘Blinde Ed’ en – het festival groeide met de gezinssamenstelling van de organisatoren mee – een kinderhoek.
Er hebben altijd veel lokale, beginnende bands gespeeld. De Amersfoortse rapformatie DAC, waar onder andere Diggy Dex en Jiggy Djé hun carrière begonnen, stond er. Mooi Wark speelde er z’n eerste optreden buiten Drenthe. Maar het festival wist ook buitenlandse (metal)bands uit Duitsland, Polen of zelfs Japan te trekken. „We betaalden iedereen altijd hetzelfde: reiskosten vanaf de grens en consumpties,” zegt Stapelbroek. „En ze komen hier graag. De sfeer is altijd goed en het geluid is van topkwaliteit.”
Ooievaar
Erik StapelbroekFoto Bram Petraeus
Als je Stapelbroek hoort praten, vol enthousiasme over de jaarlijkse onderneming, de vrijwilligers, de muziek, de sfeer, snap je niet meteen waarom ze er mee gaan stoppen. „Vanaf het begin zijn er twee dingen belangrijk geweest: het moest gratis zijn en het moest leuk blijven. En dat was altijd het geval. Maar het leuke is er zo langzaam wel een beetje vanaf,” zegt Stapelbroek. „Het eerste dat ging schuren, is de regelgeving. In het begin kregen we onze vergunning heel makkelijk. Maar elk jaar kwam er iets bij. Dan moesten we op zoek naar een nieuw weiland omdat er een ooievaar broedde. Dat snap ik wel, maar wat denk je dat er gebeurde? We hadden alles opgebouwd en wie vloog er zo het weiland in? Juist, die ooievaar.” Voor de lokale fauna heeft Stapelbroek nog begrip, maar inmiddels telt de vergunningsaanvraag tientallen pagina’s. „Windberekeningen voor de tent, bijvoorbeeld. Maar die berekening moet gedaan worden door een bedrijf dat de gemeente aanwijst en daar betaal je de hoofdprijs voor. Er mag niet meer uit glas gedronken worden in de biertuin, ook al voeren wij al jaren het beleid dat het overgeschonken moet worden in plastic als je de biertuin verlaat. ’s Avonds hebben we een dj die een uurtje dance wil draaien. Dan worden we opeens aangemerkt als dancefestival en moeten we de beveiliging opschroeven. Al die kosten, dat is voor ons niet meer te betalen. Als het niet gratis kan en we geen normale prijzen kunnen vragen voor de consumpties, dan hoeft het niet meer.”
Stille Disco tijdens Willems Wondere WeilandFoto Sieger Homan
Dit jaar alleen al zijn er 50 festivals afgelast, ook grotere, zoals dancefestival Mystic Garden, The Rock Circus en het grootste gratis festival van Europa Parkpop. De hele sector worstelt met gestegen prijzen en regelgeving maar vooral de kleinere en gratis festivals houden moeilijk het hoofd boven water. Stapelbroek: „Idealiter wil je een buffer opbouwen, want als het een jaar regent valt je gratis festival letterlijk in het water. Geen publiek, betekent geen consumptie-inkomsten. Geen wonder dat de Bevrijdingsfestivals aan de bel trekken en zeggen: ‘we moeten er geld bij’.”
Idealiter wil je een buffer opbouwen, want als het een jaar regent valt je gratis festival letterlijk in het water. Geen publiek, betekent geen consumptie-inkomsten.
Ook Appelpop, het gratis festival dat jaarlijks in september in Tiel plaatsvindt, worstelt hiermee. Zij kiezen juist voor schaalvergoting, ze kondigden dit jaar groter te worden dan ooit. Met grote headliners, meer optredens en dus hopelijk meer publiek en meer inkomsten. Martijn van Kuilenburg, hoofd programma en productie van Appelpop: „Voor ons is het dit jaar go big or go home. Wij hebben sponsoren, maar moeten het vooral hebben van de consumptieverkoop. We ontvangen zo’n 120.000 bezoekers over twee dagen, maar gemiddeld geven ze maar € 8,25 per persoon uit. De deuren staan open, dus het staat iedereen vrij om buiten het terrein iets te drinken. Daarom zetten we dit jaar alles op alles om mensen zo lang mogelijk op het terrein te houden, zodat ze meer consumpties kopen. Als iedereen één extra biertje koopt, dan zijn we er al. Maar dat is toch een hele uitdaging. Lukt het dit jaar niet, dan wordt het volgend jaar heel moeilijk.”
Pijn
Die groei van Appelpop ziet Stapelbroek niet zitten. Twintig jaar na mijn eerste bezoek doet het toch een beetje pijn. Na dit eerste bezoek sloot ik me weken op en oefende eindeloos powerchords op mijn merkloze elektrische gitaar. Het verdwijnen van kleinschalige festivals ontneemt niet alleen het publiek de kans om laagdrempelig kennis te maken met live muziek. Niet iedereen heeft geld om 50 euro te betalen voor een concertkaartje, laat staan honderden euro’s voor een groot festival. Ook bands maken minder makkelijk vlieguren. Op Willems Wondere Weiland zag ik Jiggy Djé en Diggy Dex ervaring opdoen. En Stapelbroek ziet nog een nadeel: „Onze vrijwilligers doen ontzettend waardevolle ervaring op. Of het nu de jongens zijn die helpen bij de techniek of de jonge grafische ontwerper die we carte blanche geven om onze gehele huisstijl te ontwerpen.”
Hoe kijkt hij naar de toekomst van het kleine festival? „Ik denk dat ze steeds meer gaan verdwijnen. Er zullen nog wel dingen worden georganiseerd, maar dan echt underground. Zonder een enkele vergunning en niemand om het in de gaten te houden. Dan kan het pas echt mis gaan.”
Maar nu eerst de laatste editie, met een knaller van een afsluiter. Willem himself komt over uit Japan. En zoals het ooit begon, eindigt het: met Willem op een podium, metal door de speakers.
Ze kwamen er niet uit, in het Kamerdebat deze woensdag over de val van het kabinet. Wie van de fractieleiders was de volwassene? Geert Wilders nomineerde zichzelf: „Uiteindelijk is het ook volwassen politiek dat je je rug recht houdt en dat je principes hebt.” Blijven zitten was „de laffe, makkelijke manier” geweest. „Ik heb de moeilijke manier gekozen, die veel meer lef vergt.”
Dilan Yesilgöz was het er niet mee eens. Weglopen in deze „ongekend onzekere tijden” was juist „onvolwassen en onverantwoordelijk”. Rob Jetten viel haar bij: „Eigenlijk vinden we, misschien wel samen, dat hij zich als leider van de grootste partij een beetje als een kleuter heeft gedragen.”
Frans Timmermans vond Yesilgöz dan weer onvolwassen. Zij was immers „de architect van dit kabinet”. „Neem verantwoordelijkheid. Dat zou eindelijk eens een beetje volwassen zijn, mevrouw Yesilgöz.” Mirjam Bikker maande Yesilgöz om Wilders uit te sluiten: „Kom op, trek een been bij en word verantwoordelijk!”
De ‘wie is de grootste volwassene’-show onttrok de echte vraag aan het zicht: welke politicus behandelt kiezers eigenlijk nog als volwassenen? In elk geval niet Wilders, die voor zijn kiezers bijna huurbevriezing, een hogere huurtoeslag en een lager eigen risico had geregeld, en het toen tóch belangrijker vond om het leger aan de grens te zetten, al heeft niemand daar concreet iets aan. Asiel was immers „ons belangrijkste punt, waarvoor 2,5 miljoen mensen op mijn partij hebben gestemd”. Over de dure boodschappen, zijn grote campagnethema, hoorde je hem niet meer.
Ook Yesilgöz behandelde kiezers niet als volwassenen. Ze beweerde het eens te zijn met Wilders’ ‘tienpuntenplan’, wat overduidelijk onzin was – er stonden dingen in die juridisch onmogelijk zijn (grenzen sluiten voor asielzoekers, geweldplegers met een dubbel paspoort uitzetten), praktisch onmogelijk (het leger aan de grens zetten, statushouders de azc’s uit sturen maar geen voorrang geven bij sociale huur) of waar de politiek niet over gaat (de beslissing of Syrië weer veilig is). Yesilgöz kletste het recht door te zeggen dat ze de punten had gesteund als uit Wilders’ toelichting was gebleken dat ze ‘konden’. Het is alsof je tegen iemand die beweert te kunnen vliegen zegt: „Eens. Als de zwaartekracht niet bestond, dan kon jij inderdaad vliegen.” Esther Ouwehand (Partij voor de Dieren) vatte mijn gedachten goed samen: „Denkt mevrouw Yesilgöz dat de kiezer op z’n achterhoofd gevallen is?”
Ook de rest van het debat was kinderlijk getoonzet. Het ging weinig over waarden en veel over slachtofferschap: het ging over „de mensen thuis” en „de mensen in de buurten en wijken”, die „onvrede” ervaren, zich zorgen maken over hun portemonnee, en „een boterham willen beleggen voor hun kinderen”. Ik kreeg ineens een hekel aan de mensen thuis, en ik zat nota bene zelf thuis het debat te kijken.
Natuurlijk willen mensen graag genoeg geld hebben om hun leven te leiden, liefst een leuk leven. Ze willen een huis voor zichzelf en hun kinderen. Maar wat ze ook willen, daar ga ik althans van uit, is serieus genomen worden: niet alleen als kiezer maar ook als burger. Wie dat in elk geval trachtte te doen, twee jaar geleden, was Pieter Omtzigt. In het verkiezingsprogramma van Nieuw Sociaal Contract stond expliciet dat dit nieuwe contract tweerichtingsverkeer was. De overheid moest goed besturen, maar van de samenleving werd ook iets verwacht: het „aanvaarden van de rechten, plichten en verantwoordelijkheden die bij democratisch burgerschap horen”. Heel concreet werd dit niet, maar het maakte wel nieuwsgierig: gingen we nu eindelijk als volwassenen behandeld worden?
Helaas, er kwam niks van terecht. De afgelopen anderhalf jaar zijn goed bestuur en goed burgerschap nog verder uit beeld geraakt. Goed besturen betekent berekenbaar zijn: langetermijnplannen maken die uitvoerbaar zijn en niet voortdurend worden gewijzigd. Van de kinderopvang tot de stikstofaanpak, van de spreidingswet tot de Lelylijn, op allerlei vlakken leek het kabinet verwikkeld in een kat-en-muisspel met zichzelf, zonder oog voor de burger.
Die burger, ondertussen, werd naar de mond gepraat maar niet voor vol aangezien. In het Kamerdebat was dat weinig anders. In plaats van hem aan te spreken als een heel mens, met wensen én verantwoordelijkheden, behoeften én een moreel kompas, benaderden de meeste politici hem als een zielig consumentje met een kale boterham in z’n hand. Iemand die alleen in zijn eigen hachje geïnteresseerd is, niet in zaken die het zelf overstijgen.
De campagne zal meer van hetzelfde zijn. Ook nu weer zal de kiezer niet als volwassene behandeld worden. Er zullen halve en hele leugens klinken, en beloftes die niemand kan waarmaken. Het zal niet over moraal gaan, maar wel over „onvrede” in de „buurten en wijken”. Ik heb er weinig zin in. Om Yesilgöz te citeren: „Ik vind dat de mensen thuis wat beters verdienen.”