‘Fremde überall’, ‘Ajnabi melkasta joga’, ‘Stranieri in ogni locu’, ‘Vreemdelingen overal’ – en dezelfde woorden in nog eindeloos veel andere talen en tekensystemen. Als felgekleurde neonletters bungelen ze aan de grote overkapping in een scheepswerf van de Arsenale in Venetië. Het eeuwenoude marinecomplex doet ook dit jaar dienst als een van de twee hoofdlocaties voor de Biënnale van Venetië, de tweejaarlijkse internationale kunstmanifestatie. De lichtletters dansen een beetje in de wind, het felle Italiaanse zonlicht schittert in het zeewater en maakt dat je ze soms maar amper kunt lezen.
De veeltalige boodschap is een kunstwerk van kunstcollectief Claire Fontaine. Op dit werk heeft de samensteller van de hoofdtentoonstelling van de 60ste Biënnale, Adriano Pedrosa directeur van het Museu de Arte in São Paulo, het thema voor zijn tentoonstelling gebaseerd: Foreigners everywhere – Stranieri ovunque. Die woorden kunnen allerlei betekenissen hebben, stelt Pedrosa in zijn tentoonstellingstekst. De eerste is de meest letterlijke: overal ter wereld zul je vreemdelingen ontmoeten – reizigers, migranten, vluchtelingen, expats, toeristen. De andere betekenis is meer existentieel en poëtisch: „Waar je ook bent, je bent in essentie, diep van binnen, altijd een vreemdeling.” Het omgekeerde dus van Erasmus’ uitspraak ‘Heel de wereld is mijn vaderland’.
Pedrosa trekt het thema breed: hij legt de nadruk op inheemse kunstenaars (vaak behandeld als „vreemden in hun eigen land”), op queer kunstenaars en ‘outsider-kunstenaars’ – in een hoofdtentoonstelling met in overtuigende meerderheid niet-westerse kunst. De Biënnale van Venetië wordt ook wel de ‘Olympische Spelen’ van de kunst genoemd, omdat veel landen met een eigen vertegenwoordiging komen, maar anders dan met de reguliere Olympische Spelen, staan op het hoofdpodium (hier de hoofdtentoonstelling) vaak niet de grootste sterren, maar staat er juist een selectie van meer obscure kunstenaars. Dit jaar zit de mega-expositie – met meer dan 330 verschillende kunstenaars en collectieven, op de twee locaties – opnieuw zo vol ideeën, invalshoeken en perspectieven, dat één, twee of zelfs drie bezoeken waarschijnlijk niet voldoende zijn om alles ten volle mee te krijgen.
Gevlochten maori-overkapping
Foreigners everywhere. Het is die titel die telkens resoneert in de werken die je tegenkomt: van de astronaut in ‘koloniale’ Dutch Wax-print door de Brits-Nigeriaanse kunstenaar Yinka Shonibare, tot het omgekeerde van ontheemding in de indrukwekkende kleurrijke tekeningen waarin de Colombiaanse Aycoobo (Wilson Rodríquez, 1967) de kennis over het Amazone-landschap en het wereldbeeld van de inheemse Nonuya-cultuur verbeeldt. Je ziet de worsteling met het te pakken krijgen van een eigen plek in de overtuigende schilderijen van de jonge New Yorker Louis Fratino (1993) die lhbtiq-ervaringen (alledaags en expliciet) afbeeldt in allerlei typisch 20ste-eeuwse schilderstijlen, maar ook in de aangrijpend feitelijke video’s van de Marokaans-Franse Bouchra Khalili’s The Mapping Journey Project waarin migranten met een stift in de hand op een kaart hun reis toelichten en tekenen.
Het thema echoot door in de overweldigende ‘tent’ door Mataaho Collective, een collectief van maori-vrouwen uit Nieuw-Zeeland, die op basis van traditionele weeftechnieken een overkapping maakten uit een vlechtwerk van reflecterende autogordels. Het is een enorme installatie die je als een zinderend lichtspel omarmt. Of neem de negen foto’s van witte, geometrische rastervormen voor gevels van woningen, door de Angolese Kiluanji Kia Henda: het lijkt een abstract motief, maar in werkelijkheid zie je op The Geometric Ballad of Fear (2015) de hekken waarmee mensen hun woning beschermen, en een teken van ongelijkheid.
Aan de woorden Foreigners Everywhere moet je ook denken bij de alledaagse tafereeltjes van de Guatemalteekse Maya-Kaqchikel-kunstenares Rosa Elena Curruchich (1958-2005), op klein formaat geschilderd, zodat ze eenvoudiger te transporteren waren tijdens de burgeroorlog (1960-1996). Of bij de liefdevolle mini-documentaire What’s softest in the world rushes and runs over what’s hardest in the world (2024), over de overpeinzingen en de obstakels die een jong lesbisch koppel dat graag een kind wil in Singapore tegenkomt.
Het mondiale Zuiden
Het incorporeren van meer kunst uit het mondiale Zuiden (een parapluterm voor niet-westerse landen), en meer kunst van queer kunstenaars, ziet de Braziliaan Adriano Pedrosa als een persoonlijke opdracht. Aan de pers benadrukte hij dat hij de eerste hoofdsamensteller is die werkzaam is in het mondiale Zuiden, (de van oorsprong Nigeriaanse Okwui Enwezor was in 2015 de eerste, maar die werkte op dat moment in Duitsland) en bovendien de eerste hoofdsamensteller die „openlijk homoseksueel” is. Het is het trotse mantra waarmee bijna alle informatiebordjes afsluiten: „This is the first time the work of … is presented at Biennale Arte.”
De andere geografische nadruk die Pedrosa legt is ook in cijfers uit te drukken. De Amerikaanse kunstnieuwssite Artnet News vergeleek de data van de laatste drie edities: in 2019 was ongeveer de helft van de geëxposeerde kunstenaars geboren in Europa of de Verenigde Staten, in 2022 kwam zo’n 75 procent uit het Westen. Dit jaar is slechts 25 procent geboren in het Westen. Zo’n dertig procent van de kunstenaars komt uit Latijns-Amerika, ruim 15 procent komt uit het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Het aandeel kunstenaars uit Afrika, Zuid-Oost Azië en Centraal Azië ligt lager, maar is wel verdubbeld ten opzichte van eerder.
Daarmee staat deze editie opnieuw in het teken van een belangrijke inhaalslag: de vorige editie, door de Italiaanse Cecilia Alemani, had een hoofdtentoonstelling met vrijwel alleen kunst die is gemaakt door vrouwen en non-binaire kunstenaars. Het heeft iets paradoxaals: het uitlichten van ‘niet gehoorde stemmen’ is een dominante trend in de kunst. Er bestaan overigens twijfels over of die progressieve koers van de Biënnale wordt doorzet: in november vorig jaar werd een nieuwe directeur benoemd voor de Biënnale, Pietrangelo Buttafuoco is een uitgesproken aanhanger van de regerende uiterst-rechtse partij Fratelli d’Italia van Giorgia Meloni.
Historische tentoonstelling
Wat Artnet ook becijferde, is dat het de meest ‘dode’ Biënnale is van de laatste jaren: in 2019 bestond de hoofdtentoonstelling enkel uit nog levende kunstenaars, in 2022 was 45 procent van de kunst van een overleden kunstenaar, en dit jaar is zelfs zestig procent van de geëxposeerde kunstenaars overleden.
Die oververtegenwoordiging van overleden kunstenaars – vrij opmerkelijk voor een tentoonstelling die vooral als mondiale thermometer voor de kunstwereld dient – is deels een vertekening door drie historische subtentoonstellingen, die onderdeel zijn van de hoofdexpositie. Twee ervan tonen de ontwikkeling van het modernisme in niet-westerse landen. De eerste daarvan, gericht op abstractie, is een adembenemend hoogtepunt. Het is een vierkante zaal die is volgehangen met kleurrijke doeken vol abstracte patronen, lijnen, figuren uit tal van landen en culturen. Deze zaal voelt als een caleidoscopische snoeppot, die laat zien dat twintigste-eeuwse abstractie niet alleen een westerse/mannelijke/Amerikaanse hobby was, maar ook wortelde in eeuwenoude inheemse weef- of aardewerktradities, of kan zijn voortgekomen uit traditioneel textielwerk, caligrafie of abstracte verbeeldingen van de maan en de aarde.
De wow-factor is iets kleiner in de historische zaal met portretten, maar toch heeft die hetzelfde verruimende effect: de traditie van het westerse modernisme is vrij bekend (platgetreden misschien zelfs), maar wereldwijd waren er veel meer bewegingen aan de gang.
In de Arsenale is nog een derde deel van de historische tentoonstellingen te zien: Italians Everywhere toont kunst van de Italiaanse diaspora. Ze worden gepresenteerd op de glazen sokkels/wandjes van architect Lina Bo Bardi (zelf een Italiaan die naar Brazilië verhuisde, 1914-1992). Doordat de schilderijen aan een glazen plaat hangen, zie je zowel voor als achterkant. Het zijn dezelfde wandjes waarop in het Boijmans Depot in Rotterdam de belangrijkste werken worden getoond. Waar ze in Rotterdam vooral het kwetsbare materiaal van het schilderij benadrukken, laten ze hier de flexibele context van de kunst zien: de schilderijen zweven vrijelijk door de ruimte, de internationale bezoekers er net zo flexibel tussendoor.
Met die stevige nadruk op drie historische kernen, en de nadruk op inheemse kunst, hun rijke culturele tradities, veelal uitgedrukt in vrij traditionele technieken, blijft in Foreigners Everywhere af en toe de zindering van het (technologisch) hedendaagse uit: het gaat er niet, of amper, over kunstmatige intelligentie, robotificatie, big data, crypto, nepnieuws of sociale media. Terwijl ook dat de actuele tijdgeest is, en technologie ook vervreemdend kan werken. Het gaat wél over verbondenheid met de natuur, culturele tradities, het vormen van een gezin, migratie, over dekolonisatie, over kunnen liefhebben wie je wilt liefhebben.
En dan zie je de fonkelende schilderijen van tropische vogels in felle kleuren die als een pijl door de nacht zoeven, van de Peruaanse Aimeni-kunstenaar Rember Yahuarcani (1985), of de net zo opwindende werken op papier van de Chinese Xiyadie (1963) – die, met toepassing van een eeuwenoude techniek, seks tussen mannen afbeeldt in witte figuren met felgekleurde contouren tegen een zwarte achtergrond, cryptisch én expliciet. Dan realiseer je je wat de eigenlijke zindering van het moderne is die Foreigners Everywhere teweegbrengt: de veelheid aan mondiale beeldtalen, perspectieven en visies die door deze expositie op het hoofdpodium gebundeld worden. We zijn allemaal vreemdelingen, maar kunst is misschien een manier om de afstand tussen ons te overbruggen.