Wie over het WG-terrein wandelt, in het centrum van Amsterdam, ziet niet direct dat hier iets bijzonders aan de hand is. 28 woongebouwen die langs het Jacob van Lennepkanaal staan, een aantal bedrijven en een klein buurthuis. Heel veel meer is het niet, op de plek waar ooit het Wilhelmina Gasthuis stond. Dat bevlogen bewoners hier in 2018 een eigen energiecoöperatie hebben opgericht, ontgaat de meeste passanten. Net als het indrukwekkend grote project dat de bewoners sindsdien proberen te verwezenlijken: een eigen, lokaal warmtenet dat voor zo’n 1.500 woningen warmte uit de bovenste waterlaag van het kanaal haalt.
De leden van deze energiecoöperatie – KetelhuisWG – willen namelijk niet meer afhankelijk zijn van grote, commerciële energiemaatschappijen. Ze vinden dat de energietransitie onder leiding van de overheid en de markt niet snel genoeg gaat (in Nederland moeten in 2050 alle gebouwen van het gas af zijn om de klimaatdoelen te halen). Dus doen ze het hier zelf.
De totale kosten zijn al berekend: dertig miljoen euro over dertig jaar. Een derde daarvan komt uit subsidiepotjes van het Rijk. De rest moet geleend worden en daarna terugverdiend via exploitatie en de tarieven die bewoners betalen voor hun aansluiting. Daarover is de energiecoöperatie nog met drie banken in gesprek. Aannemers zijn al gevonden. Volgend jaar moet – als alles lukt – de hele buurt op de schop.
Doorpakken
Vanuit zijn vakantiehuis in Frankrijk verschijnt Ted Zwietering (70) in het beeldscherm van Teams. „Sorry, ik ben een beetje stoffig.” Hij was net bezig met het schuren van een stoel. Zwietering geldt als groot aanjager van het project. In 2018 fantaseerden hij en twee buren er al over om buurten van het gas af te helpen. Inmiddels is hij voorzitter van KetelhuisWG.
Twintig jaar lang werkte hij bij de gemeente Den Haag. „Daar heb ik gezien dat gemeenten er niet in slagen om projecten uit te voeren die bewoners van het gas af helpen. Ze laten de energietransitie liever aan de markt over, maar grote energiebedrijven doen het óók niet uit zichzelf. Voor bedrijven is verduurzaming vaak te duur. Bovendien willen die garanties voor hun inkomsten, en dat kan niet altijd bij duurzame projecten.” De vraag naar warmtenetten vanuit de markt is vaak onzeker.
Geen dure bedrijfstop
Ook bij de aanleg van een warmtenet op het WG-terrein vormden hoge kosten een obstakel. „Maar als energiecoöperatie hoeven wij geen winst te maken, dat scheelt weer”, zegt Zwietering. En er hoeft ook geen dure bedrijfstop te worden betaald, zeggen ze bij de coöperatie. Bewoners zijn de enige eigenaren én klanten van hun warmtenet. De kosten zullen niet hoger uitkomen dan de kosten van gas, verzekert Zwietering.
Na de eerste ideeën in 2018 vormde zich een groep van twaalf buurtbewoners – vrijwilligers – die als bestuur om de maandagavond samenkomen en ieder met eigen expertise aan het plan werken. Andere bewoners kunnen het buurthuis binnenlopen om mee te denken. Zelf is Zwietering er gemiddeld 24 uur per week mee bezig. Na gesprekken met verschillende adviseurs van waterschappen en energie-adviesbureaus ontstond het idee om het kanaal als bron voor de warmtevoorziening te gebruiken, en financieel was dit ook het aantrekkelijkst. De techniek daarachter heet aquathermie en is al zo’n twintig jaar oud.
Ondergronds reservoir
In het buurthuis van het WG-terrein laat Eileen Velthuis (32), onder meer verantwoordelijk voor de communicatie bij de energiecoöperatie, met een glazen maquette zien hoe dit werkt. Als het water in de bovenste twintig centimeter van het kanaal minimaal vijftien graden is, zuigt een buis aan de rand van het kanaal het lauwe water op. Het water stroomt vervolgens naar een natuurlijk reservoir vol grondwater op zo’n 100 tot 150 meter diepte. Het kanaalwater geeft er warmte af aan het grondwater via een warmtewisselaar en stroomt dan – afgekoeld – terug het kanaal in. De laag aarde houdt het opgewarmde grondwater warm. In de zomer gaat de warmte van het kanaal rechtstreeks naar de buurtwarmtepompen voor warm tapwater. In de winter, als het kanaal te koud is, wordt met elektriciteit van windmolens – van collega-coöperaties op bijvoorbeeld de Betuwe – extra opwarmwerk verricht. De groene elektriciteit stroomt via het elektriciteitsnet naar het WG-terrein en warmt het water uit het reservoir verder op met een van de vier warmtepompen naar zeventig graden Celsius. Dan is het ook warm genoeg voor radiatoren. Zwietering: „We hebben een halve windmolen nodig en ongeveer zeshonderd meter kanaal voor de 1.500 woningen.”
Foto Bram Petraeus
Zeventig procent
Als alles doorgaat, krijgen de eerste dertig à veertig huizen in de winter van 2025-2026 al een aansluiting. Het jaar daarop de rest.
Spannend wordt de komende periode voor de coöperatie. Om alle gebouwen aan te kunnen sluiten, moet zeventig procent van alle bewoners voor de installatie stemmen. De vrijwilligers van de coöperatie hebben al een stemronde gehouden onder alle bewoners. „Toen stemde ruim tachtig procent voor”, zegt Zwietering vanuit Frankrijk. De komende maanden doet woningcorporatie Stadgenoot een stemronde bij alléén de bewonersgroep met een sociale huurwoning. Stadgenoot betaalt de kosten voor de aanpassingen die nodig zijn binnen in die huizen, en dat mag alleen als zeventig procent voor de installatie is. Zwietering: „Het draagvlak is groot, maar hoe dichter bij de uitvoering, hoe meer vragen mensen hebben.”
Wat als Stadgenoot minder dan zeventig procent van de stemmen binnenhaalt? Dan kan de installatie niet doorgaan, zegt Velthuis, eenmaal terug in het kleine buurthuis bij koffie met havermelk. „De gebouwen waarvan te veel bewoners tegenstemmen, vallen dan af. En dan krijgen wij onze financiering niet meer rond, omdat we dan de kosten van de installatie niet meer over genoeg klanten kunnen verdelen.”
Maar dat zou niet betekenen dat al het werk voor niets geweest, vinden Velthuis en Zwietering. Velthuis: „Dankzij het initiatief kennen buren elkaar weer.” Dat het zo’n sociaal, activistisch project is, vindt zij het leukst.
Zwietering: „En KetelhuisWG is een proeftuin voor de rest van Nederland.” KetelhuisWG is niet de enige coöperatie: Nederland telt er inmiddels honderden. „Maar hier op het WG-terrein zijn we wel koploper op het gebied van aquathermie. Die techniek wordt al toegepast, maar dan bij nieuwbouwprojecten. Wat wij hier leren en testen, kan straks overal in Nederland worden toegepast.”
Door de hoge aanlegkosten is zo’n project alleen geschikt voor dichtbebouwde gebieden waar veel huizen ervan kunnen profiteren. „De 28 gebouwen hier zijn in uiteenlopende bouwstijlen en jaren gebouwd. Ze vragen ieder weer een andere techniek.” Als voorbeeld noemt hij het omhoog krijgen van het opgewarmde water in de gebouwen. „Passen de nieuwe leidingen in bestaande leidingkokers? In oude gebouwen zijn die kokers vaak te smal. En we komen een hoop hindernissen tegen: dan is er weer drijfzand, dan is er weer een wespennest. Het vraagt een hoop uithoudingsvermogen. Maar alles wat wij hier doen is straks te herhalen op andere plekken, denken we dan maar.”
„Als het ergens kan, is het hier, en als het hier kan, kan het overal.” Dat vindt Zwietering het mooiste.
En daar veroorzaakte Geert Wilders een nieuwe breuklijn in de wispelturige wereld van nieuwrechts. De coalitie met drie relatief nieuwe partijen (PVV, NSC, BBB) die in 2023 de naoorlogse politieke orde bijna op de knieën kregen, viel na een jaartje regeren alweer uit elkaar. De radicaal-rechtse PVV liet zijn twee nieuwrechtse bondgenoten, BBB en NSC, beide zwaar beschadigd, in de kou achter. Bedankt en tot ziens.
De VVD, de enige met bestuurlijke ervaring, belandde vanzelf in het kamp van BBB en NSC. Bij de VVD kennen ze Wilders. In 2004 verliet hij ineens de Kamerfractie. In 2012 vloerde hij, als gedoogpartner, al even onverwacht het eerste kabinet van Mark Rutte. En dinsdag blies de PVV-voorman dus het kabinet-Schoof (PVV, VVD, NSC, BBB) op. Zo veroorzaakte hij voor de derde keer in zijn politieke leven een breuk binnen rechts. De stokebrand had weer toegeslagen.
Wilders personifieert de opkomst én het onvermogen van de snelst groeiende stroming in de landspolitiek. Getalsmatig groot genoeg om de dominantie van de naoorlogse orde – de oude volkspartijen – over te nemen. Maar zo diep verdeeld dat die dominantie voorlopig een onbereikbaar ideaal is.
Het bijzondere is ook dat rechts hiermee de voornaamste motor van het dalende vertrouwen in de democratie aan het worden is. Rechtse kiezers, vaak gedreven door migratiekritiek, worden al jaren slecht bediend. Meestal krijgen ze niet wat ze hopen, ook omdat partijen op die flank excelleren in onhaalbare beloften – ‘grenzen dicht’, et cetera.
De drie rechtse coalities van de afgelopen kwarteeuw illustreren dit. Zoals Wilders zijn aanhangers in 2012 en dit jaar op een vroegtijdige breuk trakteerde, zo moesten Pim Fortuyn-aanhangers al in 2002 toezien dat Balkenende I (CDA, LPF, VVD) het nog geen drie maanden uithield. Coalities van traditionele partijen maken de vier jaar vaak wel vol.
Wat rechtse coalities bijzonder maakt: sfeerbederf door beroerde persoonlijke verhoudingen en gebrek aan politieke vaardigheden. Zoals LPF-vicepremier Eduard Bomhoff het geruzie in eigen kring in 2002 dacht te bestrijden met een belletje, zo meende minister Marjolein Faber (Asiel en Migratie, PVV) dat ze klaar met regeren was zodra ze, tot verbijstering van haar ambtenaren, de commando’s van Wilders netjes had uitgevoerd.
Geen zelfbeheersing
Het onderstreept ook dat verkiezingscampagnes – interviews, debatten, stemwijzers – hopeloos achterhaald zijn. Politieke competenties worden nooit getoetst: kan de lijsttrekker verschillen overbruggen, inschikken, buiten het eigenbelang denken?
Nu kan een partijleider straffeloos een masker opzetten – Geert Milders – en als een schappelijke oom naar de overwinning zeilen. Maar het duurde niet lang voordat hij een column op X slingerde waarin beoogd coalitiepartner Pieter Omtzigt een „katholieke gluiperige” houding werd verweten.
Het verklaart ook waarom coalitiepolitiek zo lastig is voor Wilders: hij heeft geen zelfbeheersing. Dat zat ook verweven in de kabinetsval. Eind april, na nieuws over een daling van het aantal nieuwe asielzoekers, was hij nog juichend over het asielbeleid: „De PVV regeert en levert.” Een maand later dreigde het land, zei hij, „één groot azc” te worden. Dus serveerde hij de coalitie af toen het asielbeleid niet meteen stringenter kon worden. Resultaat: een vergrote kans dat een nieuwe coalitie hém afserveert en het asielbeleid minder stringent wordt.
Het was ook verbluffend hoeveel van de politici die in 2023 de deur voor hem openzetten, veinsden dat zijn onvermogen tot samenwerking nieuw is. Alsof ze ineens het licht zagen. „Bij Geert staat de Nederlander niet op één. Bij Geert staat Geert zelf op één”, zei Caroline van der Plas. Terwijl het ging over gedrag van Wilders waarvoor al jaren het begrip aandachtspolitiek in zwang is: politiek die niet draait om moeilijkheden van mensen, maar die moeilijkheden van mensen nodig heeft om de aandacht op de politicus te vestigen.
Als Yesilgöz niet kan kiezen tussen een democraat en een politieke hooligan, loopt niet alleen de VVD een risico
Juist door dat type politiek verdween het afgelopen jaar het evenwicht uit het bestuur. Het weinige beleid dat van de grond kwam was vaak schokkend ondoordacht. Kamerstukken met de diepgang van een tweet. De beste illustratie was de recente huurbevriezing: een Wildersplan dat over het hoofd zag dat 8 euro maandkorting voor een paar miljoen sociale huurders de corporaties tientallen miljarden euro’s voor nieuwbouw uit handen sloeg. (Het werd na de kabinetsval meteen geschrapt.)
Tegelijk schoten de andere grote vraagstukken (stikstof, defensie, energietransitie, klimaat, nationale veiligheid) er vaak bij in, nadat ook Rutte IV vooral stilstond. Nederland werd een bestuurlijke woestijn. Intussen gebruikten coalitiepartijen hun kabinetsdeelname om de eigen achterban te plezieren. Dansen op een vulkaan.
En wat deze week zo ongemakkelijk was: zelfs na de val bleken de meeste grote partijen niet bereid verder te kijken dan het eigenbelang.
Meer stilstand
In een gezond politiek klimaat zou deze kabinetsval reden zijn voor een klassieke manoeuvre: een tussenkabinetje dat verkiezingen voorbereidt en enige grote vraagstukken – laten we zeggen: wonen en defensie – beslissend aanpakt. Tussenkabinetjes hebben zich in het verleden bovendien bewezen als voorbereiding op een moeizame coalitiewisseling, iets dat ook nu onvermijdelijk is. Het was veelzeggend dat geen grote partij dit opperde: ze wilden allemaal meteen naar de stembus. In het debat bleek bovendien dat de twee die nu vermoedelijk tot elkaar veroordeeld zijn, VVD en GL-PvdA, vooral tegenover elkaar staan. Meer stilstand.
Toch sluimert er in GL-PvdA verandering. In Socialisme & Democratiebepleit een Nederlandse diplomaat die in 2023 betrokken was bij het GL-PvdA-verkiezingsprogramma, Michiel Ekkelkamp, „een rigoureus ander vluchtelingenstelsel”: asielaanvragen alleen nog toestaan in vluchtelingenkampen, een stop op irreguliere vluchtroutes, een vluchtelingenquotum, meer hulp aan vluchtelingen in de regio. Hoe men dit ook beoordeelt: het illustreert een behoefte naar inhoudelijke verandering.
Ook in de VVD werken mensen in stilte aan een heroriëntatie – maar voorlopig wil Yesilgöz zelfs de PVV nog niet uitsluiten. Haar lichaamstaal straalt meer weerzin uit tegen Timmermans dan tegen Wilders.
Onder dit gesternte begint de campagne voor de derde Kamerverkiezingen in vier jaar: eigen partij eerst.
Twee jaar geleden bracht Wilders, met NSC en BBB, het klassieke Nederlandse overlegmodel aan het wankelen. Het is na deze week misschien verleidelijk zijn voorkeur voor een vechtdemocratie af te schrijven. Maar bekijk de geschiedenis: deze man geeft zelden op. Vermoedelijk zakt hij de komende tijd in de peilingen, en krijgt hij zijn machtspositie niet snel terug. Dinsdag sprak hij over ‘de ondergang van Nederland’, en zinspeelde erop dat het falen van de PVV is toe te schrijven aan tegenwerking van instituties: ambtenaren, de Raad van State, ‘ongekozen’ rechters. De contouren van zijn nieuwe aanvalslijnen passen in het populistische draaiboek.
En het hele punt is: dat soort aanvallen is kansrijk zolang representanten van de bestaande orde hun rol niet zien. Als Yesilgöz niet kan kiezen tussen Timmermans en Wilders, tussen een democraat en een politieke hooligan, loopt niet alleen de VVD een risico. Dan loopt het hele bestel een risico.
Het is misschien wel het belangrijkste thema dat de komende campagne op het spel staat.
Eiwit, proteïne, is een belangrijke voedingsstof én een hype – denk alleen al aan de vele eiwitshakes in de schappen van de supermarkt. We weten ongeveer waar het vandaan komt: uit melk, eieren of planten zoals soja. En we herkennen de producten waar het in zit of aan wordt toegevoegd: toetjes, chocolademelk en sport-repen. Maar hoe praten we over tien jaar over onze lunch: wil je een boterham met kaas of proteïne-cracker met whey cream?
Er komen nieuwe eiwitten aan, waar geen kip, koe, zelfs geen soja meer voor nodig is. Dierlijke eiwitten die in brouwerijen gemaakt zijn door gisten, schimmels en bacteriën. En die vast ook nieuwe producten opleveren, waarvan we nu nog niet weten waar ze op lijken. Op chips? Water? Babyvoeding?
Consumenten zien er nog niets van, maar start-ups zijn volop bezig met de ontwikkeling van nieuwe eiwitten, gemaakt met precisiefermentatie. In Ede is sinds deze week een proeffabriek te zien waarin bedrijven gaan onderzoeken hoe ze de productie kunnen opschalen – als maquette weliswaar. De Biotechnology Fermentation Factory (BFF) moet in 2027 volop draaien.
Wat is eiwitfermentatie? Hoe ontwikkelt deze nieuwe sector zich? Wat staat in de weg? En wat heeft de wereld eraan? Een kleine rondreis door een nieuwe sector.
EDEKernhemseweg 2
Veel mensen kennen Kernhemmer kaas. Weinigen weten dat die bedacht is bij NIZO Food Research, toen nog het Nederlands Instituut voor Zuivelonderzoek, in Ede. Ooit door zuivelcoöperaties opgericht om de kosten te delen voor de ontwikkeling van nieuwe producten.
In de ruime ontvangsthal van het jarenvijftiggebouw voel je nog het vooruitgangsoptimisme uit die tijd. Sicco Mansholt werd bij de opening van het laboratorium in 1955 gefilmd naast een bad vol dobberende kazen. De landbouwminister kon waarschijnlijk niet vermoeden dat zeventig jaar later bij dit zuivelinstituut een lab zou komen zónder koe als beginpunt, speciaal voor precisiefermentatie.
Het begon met boter en kaas. Steeds verder ging het onderzoek, naar melkzuurbacteriën, moleculen en dna. En van melk naar peulvruchten, zaden en algen. Veel van wat de onderzoekers hadden geleerd van zuivel, bleek toepasbaar op andere eiwitten. Ze onderzochten hoe je uit planten de beste eiwitten haalt, en die geschikt maakt om in voeding te verwerken. Eiwit dat goed schuimt, geleert of bindt. Met een goede voedingswaarde. Zonder bijsmaak.
In beeld de bestaande Pilot Plant, waarin proeven voor verschillende opdrachtgevers worden uitgevoerd. De nieuwe plant (BFF – Biotechnology Fermentation Factory) moet nog gebouwd worden. Foto John van Hamond
In een kamer die uitkijkt over de bestaande onderzoeksfabriek vertelt onderzoeksleider Fred van de Velde over eendenkroos en zeewier als de opkomende eiwitbronnen. Intussen komt de volgende generatie er al aan: eiwit gemaakt door micro-organismen. Gisten, bacteriën of schimmels die suikers omzetten in een consistentie die veel eiwit bevat: fermentatie heet dat proces. De vleesvervanger Quorn, in feite een eiwitrijke schimmel, was een voorloper.
En dan het allernieuwste: eiwit gemaakt door micro-organismen waarvan het dna zodanig is aangepast dat hun productie identiek is aan dierlijk eiwit. Op moleculair niveau zie je geen verschil met wei of caseïne. Precisiefermentatie wordt die wijze van eiwitproductie genoemd.
Het zijn deze nieuwe eiwitten waarvan onderzoekers straks de voedingswaarde, de technische eigenschappen en de toepassingen gaan onderzoeken. Hoe verloopt het fermentatieproces in grote kweekvaten? Hoe maak je er een neutraal smakend poeder van? Kun je het in ijs verwerken? Sportdrank? Medische voeding?
Het doel is niet: veeteelt vervangen, maar de groeiende vraag in eiwit opvangen
Omdat er strenge regels zijn voor onderzoek met genetisch gemodificeerde micro-organismen, kan dit niet in de huidige proeffabriek gebeuren. Vandaar ook deze nieuwe ‘open-access scale-upfaciliteit’, zoals ze het zelf noemen: een testfabriek waar start-ups in deze prille sector onderzoek kunnen laten doen, hun product kunnen ontwikkelen en van elkaar kunnen leren.
De belangrijkste vraag waarop producenten in de fabriek een antwoord zoeken: kun je dit nieuwe eiwit op grote schaal produceren? Kun je het proces van precisiefermentatie van het lab naar de fabriek krijgen?
Start-ups hebben al laten zien dat ze met precisiefermentatie eiwit kunnen maken. Dat is het probleem niet – de farmacie doet het al decennia, denk aan insuline. Maar om commerciële voeding te maken, voor een prijs die met bestaande producten kan concurreren, moeten bedrijven hun eiwit op industriële schaal, in bioreactoren van duizenden liters kunnen produceren.
„Zo’n testfabriek is te kostbaar voor afzonderlijke start-ups”, zegt Marcel Oogink, directeur van de nieuwe opschalingsfaciliteit. Maar met 12,5 miljoen euro uit het Nationaal Groeifonds en een bijdrage van het Perspectieffonds Gelderland kunnen bedrijven, net zoals vroeger de kleine zuivelcoöperaties, de kosten delen en krijgt deze opkomende niche in de biotechnologie het opkontje dat nodig is om de voorsprong te behouden die Nederland nu heeft, is het idee. BFF refereert dan ook aan Best Friends Forever; de opschaalfaciliteit als beste vriend van de nieuwe eiwitmakers.
Tegelijk gaat er ook 12,5 miljoen euro uit het Groeifonds naar een testfabriek in Maastricht om kweekvlees verder te helpen. De hele sector van ‘cellulaire agricultuur’, zoals eiwitproductie zonder veeteelt heet, kan van de gedeelde kennis profiteren.
In de onderzoekshal van NIZO krijgen we een indruk van wat in het nieuwe lab te zien zal zijn. Kweekvaten, centrifuges, mixers en sproeidrogers op wieltjes kunnen, afhankelijk van de vraag van de klant, in verschillende opstellingen een productietreintje vormen. Dit soort bioreactoren – van één tot tienduizend liter – staat straks ook in de Biotechnology Fermentation Factory.
Die richt zich niet alleen op de voorkant; het proces tot er eiwit uit de tank komt. Start-ups kunnen hier ook testen hoe het eiwit bijvoorbeeld in een shake verwerkt kan worden, en hun product zo perfectioneren dat het aan alle regels voldoet en supermarkten het willen kopen.
Het kan nog jaren duren voordat de eerste producten uit de BFF in de winkel liggen. Maar de glimp van de toekomstige eiwitindustrie die dit biedt, maakt nieuwsgierig naar de bedrijven die er straks aankloppen. Door naar Vivici.
OegstgeestDe Limes 7
De Limes 7, op de grens van Leiden en Oegstgeest. Het zou zomaar kunnen dat in deze polder niet zo lang geleden nog koeien graasden. Nu ademt alles op deze plek ‘start-up’. Het gebouw van Vivici, onlangs verhuisd naar de rand van het Leidse Bio Science Park, is circulair. De laboratoria zijn nog in opbouw. Bij NIZO was te zien waar eiwit vandaan komt, Vivici geeft een inkijkje in waar het naartoe gaat.
Vivici is koploper in de nog piepkleine sector van precisiefermentatie. Het haalde 33 miljoen euro op bij investeerders en heeft multinationals als ingrediëntenconcern DSM Firmenich en zuivelreus Fonterra als aandeelhouders.
Twee directieleden zitten aan een tafel met uitzicht op een nieuwe woonwijk. Stephan van Sint Fiet werkte bij verschillende ingrediëntenbedrijven aan de financiële kant, Marcel Wubbolts leidde de onderzoekstakken van biotechbedrijven Corbion en DSM. Daar was hij het contact met het werk aan de labtafel een beetje verloren. Hier zit hij er weer met zijn neus bovenop, met een klein clubje van amper twintig supergedreven specialisten.
Vivici heeft een missie. Het bedrijf wil impact hebben met duurzame, voedzame proteïneproducten. Het woord ‘eiwittransitie’ valt.
Laboranten van Vivici in Oegstgeest onderzoeken hoe gefermenteerd eiwit in producten kan worden toegepast.Foto John van Hamond
In een notendop: de planeet kan een verdubbeling van de vraag niet aan als mensen met vlees en zuivel de honger naar eiwit blijven stillen. Of het nu om CO2-uitstoot gaat of om land- en watergebruik: de grenzen van de planeet zijn in zicht. Eet meer planten, is het voor de hand liggende advies, dan is er genoeg eiwit voor iedereen. „Ik noem dat het Marie-Antoinette-antwoord, zegt Van Sint Fiet. „Let them eat beans. Maar het gedrag van mensen is moeilijk te veranderen. De vraag is dus: hoe kunnen we duurzamer dierlijk eiwit produceren?”
Er zijn bedrijven die met precisiefermentatie caseïne ontwikkelen, om kaas te maken die in smaak en textuur meer lijkt op ‘echte’ kaas dan de veganistische kazen die er nu zijn. Those Vegan Cowboys doet dat bijvoorbeeld. Melk bevat naast caseïne echter ook wei – bij veel sporters beter bekend als whey, het Engelse woord. Het bevat alle aminozuren die het lichaam nodig heeft. Maar het heeft ook allerlei eigenschappen die het een onmisbaar ingrediënt in de voedingsindustrie maken. Zo helpt het bij het opschuimen van melk.
Vivici maakt eiwit dat identiek is aan dierlijk wei-eiwit. Een crèmekleurig poeder, zonder smaak. Zonder slechte vetten of lactose. Dat maakt het ideaal als ingrediënt. Opgelost in water wordt het onzichtbaar. En anders dan plantaardig eiwit heeft het een lage viscositeit; het plakt niet in je mond.
De eerste toepassing ziet Vivici in sportvoeding, medische shakes voor mensen die herstellen van een operatie, of babyvoeding eventueel. Daar valt relatief veel mee te verdienen. Maar stel dat het op termijn ook in toetjes, melkvervangers, cake en brood zit. Van Sint Fiet: „Dat zijn pas écht grote volumes.”
Zoals één panellid zei: geef het nog drie jaar. Het komt eraan
Koeien vervangen door kweekvaten zou, volgens een externe studie die Vivici liet doen, 70 procent minder uitstoot van broeikasgassen geven per kilo eiwit. De grondstoffen komen weliswaar uit de landbouw: bacteriën zetten suikers uit planten om in eiwit. En voor de fabrieken is veel energie nodig. Maar je kunt het overal ter wereld produceren, met groene energie en lokale gewassen.
Vivici is al voorzichtig begonnen. In de VS, waar de voedselautoriteit zijn product Vivitein al heeft goedgekeurd, produceert het bedrijf op kleine schaal voor één klant. De omzet is bescheiden. Van Sint Fiet wil niet kwijt hoe hoog precies. „Maar we laten zien dat het werkt”, zegt hij. En dat helpt om kapitaal op te halen en op te schalen in andere landen.
Het is makkelijk sceptisch te zijn over start-ups die de wereld willen redden met een technologie die zich nog moet bewijzen. Hun grote uitdaging is om geldschieters warm te houden.
In 2021 ging wereldwijd 1,8 miljard dollar naar eiwitfermentatie, het grootste bedrag tot nog toe. Inmiddels stromen er geen miljarden meer naar start-ups, het aantal patentaanvragen neemt af. De hossanastemming van een paar jaar geleden op de markt voor nieuwe eiwitproducten heeft plaatsgemaakt voor realisme. Dat viel te beluisteren bij een panelgesprek met investeerders, half mei, in Wageningen bij het congres F&A (food en agri) Next.
Wat het sentiment beïnvloedt: langzaam groeit het besef dat er uit de bioreactoren geen kant-en-klare entrecote of Goudse kaas zullen komen. En de teleurstelling over de smaak en prijs van plantaardige vleesvervangers lijkt ook de verwachtingen voor toekomstige eiwitproducten te temperen. Om nog maar te zwijgen over de lange procedures waardoor in Europa voorlopig niets te verdienen valt.
Tegelijk is er nog steeds vertrouwen. De proteïnehype waait niet snel over. Vlees en zuivel worden duurder. De tourist investor, op zoek naar snel rendement, is vertrokken, maar de serieuze investeerders met een lange adem blijven over. Ze zijn selectiever, maar zien wel de potentie van een eiwit dat identiek is aan dierlijk eiwit. Zoals één panellid zei: geef het nog drie jaar. Het komt eraan.
Het is niet ondenkbaar dat Vivici dan bij de eerste bedrijven zit die geld gaan verdienen in deze nieuwe industrie. Een sectorrapport van het Good Food Institute noemt de Leidse onderneming als een van de bedrijven die het verst gevorderd zijn met opschaling van hun proces.
Je kunt zeggen: in veel landen consumeren mensen nu al te veel eiwit; heeft de wereld dit nodig? Ja, klonk het unaniem bij het paneldebat. De prangende redenen om nieuwe eiwitten te ontwikkelen verdwijnen niet: klimaatverandering, een kwetsbaar voedselsysteem, voedselonzekerheid en in grote delen van de wereld nog steeds eiwittekorten.
Niemand verwacht dat kweekvlees in plaats van rund, varken of kip komt. Net zomin zullen gefermenteerde eiwitten boter, kaas en eieren vervangen. En dat kinderen in Bangladesh straks Vivitein in hun pap krijgen, ligt niet voor de hand.
Maar op de markt van grondstoffen en ingrediënten kan de transitie wel beginnen, hopen de start-ups. Vivici verwacht dat er voor gefermenteerd wei-eiwit een markt van 5 miljard euro openligt. Drie miljoen ton eiwit per jaar. Veel meer dan de huidige start-ups – wereldwijd op de vingers van twee handen te tellen – samen kunnen produceren.
En hoe groot de ambities ook zijn, boeren hoeven zich niet bedreigd te voelen, zegt Van Sint Fiet. „Het doel is niet veeteelt vervangen, maar de groeiende vraag in eiwit opvangen. Wij hebben landbouw ook nodig voor onze grondstoffen. Hopelijk zien boeren in ons hun broeders.”
Lees ook
Lees ook: De testfabriek voor kweekvlees is er, nu de hamburgers nog
Het was geen superweek voor het populisme, dat kunnen we gerust stellen. Ik heb nog nooit zoveel popcorn-emoji’s bij elkaar gezien als op het linkse Twitter-alternatief BlueSky donderdagavond, toen Donald Trump en Elon Musk elkaar online in de haren vlogen. Het maakte niemand uit wie het gevecht won, zolang er maar bloed vloeide. Wie had gedacht dat een samenwerking tussen leiders die gedreven worden door rancune zou eindigen in slaande ruzie? Iedereen. Iedereen had dat gedacht.
Zoals het ook met kabinet Schoof ging zoals iedereen al had voorspeld. Ze kwamen aan de macht met vijandbeelden, ze verweten anderen dat hun eigen plannen onuitvoerbaar waren en geven elkaar nu de schuld van de mislukking.
Het werd mogelijk gemaakt door de VVD onder Dilan Yesilgöz, die zich in 2023 bereid toonde samen te werken met de PVV. Aan tafel bij Op1 kreeg ze destijds de vraag waarom ze Geert Wilders niet langer uitsloot, want sinds 2012 had de VVD dat altijd wel gedaan. Een nogal bepalende koerswijziging, maar Yesilgöz vond het maar ‘een gekke vraag’ van Tijs van den Brink: „Vraag maar aan de andere leiders: met wat voor programma kom je? En ben je bereid om aan een tafel te zitten om coalities te kunnen sluiten, ja of nee?”
Het is haar vaste strategie: heel even fel zijn, de vraag afkeuren of de vragensteller de les lezen, om daarna zo snel mogelijk weer terug te kunnen keren bij je door spindoctors dichtgetimmerde verhaal. Kritiek is voor Yesilgöz nooit een kans om standpunten aan te scherpen, voor haar is het niets meer dan een aanval die zo snel mogelijk moet worden geneutraliseerd. De aanval is dan de beste verdediging, daarbij denk je misschien aan Johan Cruijff, maar het motto komt oorspronkelijk van Mao Zedong, die ook niet hield van kritische vragen.
Je zou het ook kunnen toeschrijven aan Roger Stone, de louche politiek adviseur achter onder anderen Richard Nixon, Ronald Reagan en Donald Trump. Een man die er trots op is dat hij het spel smerig speelt. „Aanvallen, aanvallen, aanvallen, nooit verdedigen”, is zijn advies. „Niets toegeven, alles ontkennen en in de tegenaanval gaan.”
Nu zit er nog wel wat licht tussen de mores in het huidige Witte Huis en de Tweede Kamer, maar de strategie werd woensdag tijdens het debat over de kabinetsval toch weer keer op keer toegepast. En het was toch weer Dilan Yesilgöz die zich kroonde tot de koningin van de jij-bak – of als je graag gymnasiaal over wil komen: de regina tu quoque.
Het gebeurde in een confrontatie met Frans Timmermans, een debatje dat we de komende maanden nog veel vaker gaan zien. Tussen de man die altijd net te laat veel te veel wil zeggen en de vrouw die precies op tijd veel te weinig zegt. Timmermans verweet Yesilgöz dat ze de rechtsstaat heeft ondermijnd door met de PVV samen te werken en ondertussen niets heeft bereikt. Yesilgöz reageerde dat helemaal niets doen nog altijd beter is dan de plannen die Timmermans voor Nederland heeft, een jij-bak. Ze zette de tegenaanval voort door Timmermans te verwijten niet naar de kiezer te luisteren: „Het is een arrogantie die gewoon niet te beschrijven is.” „Zo kennen we mevrouw Yesilgöz”, reageerde Timmermans. „Ze vlucht, als ze het moeilijk heeft, altijd in jij-bakken en persoonlijke aanvallen.”
En toen gebeurde het, Yesilgöz tilde de jij-bak naar een hoger niveau. In haar reactie beweerde ze dat Timmermans allerlei persoonlijke aanvallen had geplaatst en nu haar een jij-bak verweet: „Dat werkt alleen als je niet zelf met jij-bakken begint, meneer Timmermans.”
Waanzinnig en zover ik weet nog nooit vertoond; zelfs als Yesilgöz erop wordt gewezen dat ze jij-bakt, pareert ze met een jij-bak, namelijk dat de ander begon met jij-bakken. En dat niet alleen, ze herhaalde vervolgens ook nog eens haar oorspronkelijke jij-bak: „Dit is een arrogantie, zó elitair, zó ver van de mensen, ik zou niet eens weten hoe je daarop moet reageren.” En in die laatste woorden zit de crux; de jij-bak is inderdaad een ideale uitweg als je niet weet hoe je moet reageren.