De barman en casinomedewerkster hadden eerder aan de bel moeten trekken bij hun werkgever

De zaak

Hij werkte in een bar, zij werkt in een casino. Hij moest bijna elke dienst overwerken. Zij kreeg te horen dat ze als medewerker ook een deel van haar salaris in haar pensioen moest steken. Hij durfde tijdens zijn dienstverband niet te klagen. Zij wachtte af wat er gebeurde toen haar collega’s bezwaar maakten tegen die eigen bijdrage aan het pensioen en daar jarenlang over procedeerden.

Beiden kwam die afwachtende houding duur te staan.

Eerst zijn verhaal. Hij werkt van 2011 tot juni 2018 bij een bar in Amsterdam. Na sluitingstijd wordt hij geacht minstens een uur te blijven om op te ruimen. Deze uren zitten niet in zijn contract. Voor ander overwerk krijgt hij wel betaald, maar voor de schoonmaakuren krijgt hij niks. In november 2018 besluit hij dit onbetaalde overwerk aan te kaarten. Hij laat zijn werkgever weten over deze overuren alsnog loon te willen krijgen. De zaak komt voor de rechter en in eerste aanleg zegt de kantonrechter dat de medewerker niet kan bewijzen dat hij al die overuren heeft gemaakt. In hoger beroep verliest hij bij gerechtshof Amsterdam opnieuw, nu omdat hij niet op tijd heeft geklaagd.

Dan zij. Sinds 2005 werkt ze in een casino. Eind 2013 laat haar werkgever weten dat de organisatie vanaf januari 2014 overgaat op een nieuwe pensioenregeling waarbij de medewerkers meebetalen aan de premie. In het eerste jaar is dat 10 procent, daarna wordt het 20 procent en vanaf 2016 gaan de medewerkers 30 procent van de pensioenpremie betalen. Vijf collega’s vechten dit besluit aan. Het wordt een langdurig juridisch gevecht, maar in februari 2018 winnen ze in hoger beroep – vier van de vijf zijn dan nog over. Ze krijgen hun eigen bijdrage van de afgelopen jaren terug en hoeven ook in de toekomst niet aan hun eigen pensioen mee te betalen. In mei van dat jaar stapt de vrouw naar haar werkgever en laat weten dat voor haar hetzelfde geldt, dus of zij ook haar premie kan terugkrijgen en in de toekomst niet meer hoeft te betalen.

De werkgever vindt dat wel erg laat om aan de bel te trekken en krijgt in eerste aanleg én in hoger beroep gelijk. Haar stilzitten leidt tot ‘rechtsverwerking’. Dat betekent dat ze haar recht op bezwaar heeft verspeeld door jaren niks te doen en bijvoorbeeld geen bezwaar te maken tegen de meer dan vijftig loonstroken die ze in de tussentijd kreeg. Daarom heeft de werkgever volgens rechtbank Limburg en gerechtshof ’s-Hertogenbosch terecht aangenomen dat de vrouw welbewust had ingestemd met de wijzigingen.

Beiden gaan in cassatie.

De uitspraak Te lang stilgezeten

Voor de vrouw is het nu over en uit. De hoogste rechter handhaaft het oordeel dat sprake is van rechtsverwerking. De werkgever kon er „gerechtvaardigd op vertrouwen dat zij haar aanspraak niet meer geldend zou maken”.

Voor de man is er nog hoop. Bij hem oordeelt de Hoge Raad dat de klachtplicht uit het contractenrecht – binnen bekwame tijd nadat het gebrek is ontdekt of redelijkerwijs ontdekt had moeten zijn, bij de schuldenaar terzake protesteren – ook van toepassing is op de arbeidsovereenkomst. Hij had dus eigenlijk eerder moeten klagen, maar er moet wel rekening gehouden worden met alle omstandigheden in een specifiek geval. En bij de barmedewerker heeft het gerechtshof Amsterdam die omstandigheden te weinig meegewogen.

De man droeg bijvoorbeeld aan dat hij en enkele collega’s tijdens hun dienstverband al jaren, herhaaldelijk, hebben geklaagd over het overwerk, maar dat zij geen luisterend oor vonden bij de werkgever die het afdeed als een nazit, wat er gewoon bij zou horen. Ook gaf de werknemer aan dat de intimiderende houding van zijn baas hem tegenhield.

De Hoge Raad verwijst door naar het gerechtshof Den Haag, dat de zaak opnieuw moet behandelen.

Het Commentaar

Beide uitspraken laten zien dat het algemene contractenrecht ook hier van toepassing is, zegt arbeidsrechtadvocaat Pascal Kruit. „Je moet op tijd je vinger opsteken als je vindt dat je ergens recht op hebt, ook in het arbeidsrecht.”

Bij de vrouw in het casino wordt volgens de advocaat ‘meeliftgedrag’ duidelijk de kop ingedrukt. „Als werknemer kan je er niet van uitgaan dat jij, als anderen de kastanjes uit het vuur hebben gehaald, kan meeprofiteren.” Die andere medewerkers hebben jarenlang geprocedeerd met alle risico’s en kosten van dien.

Ook de uitspraak rond de barmedewerker waarschuwt volgens Kruit dat je eerder je vinger moet opsteken. Maar hij leest tussen de regels door ook dat de Hoge Raad rekening houdt met een andere uitkomst. „De Hoge Raad zegt niet expliciet dat het anders moet aflopen, maar zegt wel dat de genoemde argumenten niet voldoende zijn meegewogen. Als het níét anders moet uitpakken, had de Hoge Raad kunnen zeggen: ‘Dit had wel meer genoemd moeten worden, maar we laten de uitspraak in stand.’ Dat doet mij vermoeden dat als je de argumenten meeweegt, je toch tot een andere conclusie moet komen.”