Het zand is zo wit dat de man die over het water springt van zoutvlakte naar zoutvlakte lijkt te gaan. Het behoort toe aan de Baai van Hann, ooit een stukje paradijs aan de kust van de Senegalese hoofdstad Dakar, nu een vervuilde nachtmerrie. Het water waarover de man verstild zweeft, líjkt blauw, vertelt de Zuid-Afrikaanse fotograaf John Wessels, die weken aaneen in de baai doorbracht. In werkelijkheid was het pikzwart, zo zwart dat het de lucht reflecteerde.
Met weemoed vertelden de oudere bewoners van deze veertien kilometer lange kuststrook , eens ooit opgebouwd uit vissersdorpjes, aan de hoofdfotograaf van persbureau AFP in West-Afrika over de tijd vóór de fabrieken naar dit deel van Dakar kwamen. Over hoe turquoise en visrijk de zee was voor ze begon dicht te slibben met afval en chemicaliën, illegaal maar ongestraft geloosd door de leerlooierijen, olieraffinaderijen en andere fabrieken die in twintig jaar tijd van de baai het hart van Dakars industriële boom maakten.
Een jongetje loopt op een brug over een kanaal waar een groene vloeistof doorheen loopt, 9 september 2023. Het vuile water gaat rechtstreeks de zee in.Foto John Wessels / AFP Een vrouw loopt met haar dochter langs de kust, 29 september 2023. Er ligt zoveel plastic dat het zand bijna niet meer te zien is.Foto John Wessels / AFP Twee mannen verbranden dierenhuiden, 29 september 2023.Foto John Wessels / AFP Een man loopt met twee lege emmers weg nadat hij afval heeft geloost in een kanaal, 18 oktober 2023. De Baai van Hann stond ooit bekend om zijn vissersdorpjes, villa’s en toeristische attracties. Maar het leven is erg veranderd de afgelopen twintig jaar, toen Dakar in hoog tempo industrialiseerde.Foto John Wessels / AFP
Er rondlopen heeft iets dystopisch, vertelt Wessels. „Op sommige plekken zie je nog de schoonheid die het ooit had.” Het spierwitte zand, plekken waar het water nog wel helder is. Tot een paar meter verderop je voeten wegzakken in plastic en dode vissen, en je bloed en gal afkomstig uit Dakars grootste slachthuis door een stormkanaal de zee in ziet stromen, vlakbij zwemmende kinderen. En dan de geur. Gif, dood, rot. Veel bewoners worden ziek. Van huid- en darminfecties tot ademhalingsproblemen door de chemicaliën die de lucht doen branden.
Senegals regering belooft al jaren de vervuiling in de Baai van Hann aan te pakken, maar een complexe afwatering- en zuiveringsinstallatie die daarvoor moet zorgen, en bij de totstandkoming waarvan Nederland een belangrijke rol speelt, is nog altijd niet af. Bewoners betwijfelen ook of het voldoende zal zijn.
Een jongetje speelt met een voetbal naast een open rioolbuis, 2 september 2023. Lang niet alle kinderen mogen van hun ouders op het strand spelen vanwege de vervuiling.Foto John Wessels / AFP
Twee jongens tijdens het vrijdaggebed in een gebouw in de Baai van Hann, 20 oktober 2023. Foto John Wessels / AFP
Een zieke man in zijn bed, 29 september 2023. Veel mensen in de omgeving zijn ziek geworden door de vervuiling. Ze hebben huidproblemen, gastro-enteritis (maag- en darmwandontsteking) of ademhalingsproblemen.Foto John Wessels / AFP Een man zit op het terras van een hotel aan de kust, 3 november 2023.Foto John Wessels / AFP
Een man wast zijn paard met zeewater, 9 november 2023. Industrieel afval en rioolwater worden rechtstreeks in de zee geloost.Foto John Wessels / AFP
Een man doet mee aan een opruimactie op het strand, 11 november 2023. Foto John Wessels / AFP Een man blaast lucht op de huid van een dode geit, voordat hij deze vilt, 18 oktober 2023.Foto John Wessels / AFP Water dat groen is van de vervuiling, 9 november 2023.Foto John Wessels / AFP Vissers kijken toe terwijl vis wordt gewogen, 22 november 2023. Het leven van de vissers in de Baai van Hann is erg veranderd. Ooit wemelde het van vis in de baai, nu moeten ze verder weg vissen.Foto John Wessels / AFP
Geelsnavelwouwen in de Baai van Hann, 9 november 2023.Foto John Wessels / AFP
Op 13 januari brak er een grote ijsschots (A84) af van de George VI ijsplaat, die aan de zijkant ligt van het schiereiland dat richting het noorden naar het puntje van Zuid-Amerika reikt. De onderzoekers van de Falkor, die toevallig in de buurt waren voor ander onderzoek, volgden hun nieuwsgierigheid. Op 25 januari bereikten ze de plek waar kort daarvoor nog een honderdvijftig meter dik pak ijs had gelegen.
Met een robotonderzeeër, de SuBastian, zochten ze acht dagen lang de ongerepte zeebodem af naar bijzonderheden.
Op jonge leeftijd verhuisde Xiaoxiao Xu (40) binnen China naar een andere stad met een nieuw dialect. Zeven jaar later reisde ze haar moeder achterna naar Nederland, waar ze weer een nieuwe taal moest leren. Xu worstelde er lange tijd mee hoe ze zichzelf moest uiten maar vond een manier in de fotografie. In 2009 studeerde ze af aan de Fotoacademie in Amsterdam, sindsdien werkt ze aan eigen projecten.
Door de verhuizing in China had Xu zich geïsoleerd gevoeld en een toevlucht gezocht in de wereld van Japanse manga. Toen ze in Nederland in 2022 voor de eerste keer een cosplay-conventie bezocht, zag ze, naast figuren uit bijvoorbeeld Star Wars en Breaking Bad, personages uit Japanse anime en manga. „Ik had gelijk een band met de bezoekers. Ik voelde me als een kind in een snoepwinkel”, vertelt ze. Voor haar nieuwe fotoboek This looks better irl: Exploring cosplay cons bezocht Xu in tweeënhalf jaar tijd meer dan dertig cosplay-bijeenkomsten in Nederland, België, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. Ze werd er betoverd, zoals ze het zelf formuleert, door het gemeenschapsgevoel en de creatieve aandacht voor kleding, make-up en accessoires waarmee personages uit films, strips en games tot in detail worden uitgebeeld.
Op sociale media delen cosplayers geregeld het maakproces van hun outfit, waar ze soms maandenlang aan werken. Xu besloot naast eigen foto’s ook hun Instagram-screenshots in haar boek op te nemen.
Online laten deze cosplayers niet alleen hun creaties zien, maar ook hun onzekerheden en kwetsbaarheden, zegt ze. In het voorwoord schrijft ze: „Een groot deel van de cosplaygemeenschap is neurodivergent. […] Op sociale media delen ze hun gevoelens.” Zo vertelt een cosplayer op Instagram dat de therapie voor een angststoornis haar zwaar valt. Een ander geeft aan liever niet spontaan aangesproken te willen worden op een conventie, omdat dat te veel onverwachte prikkels geeft.
Xu: „Ik denk dat veel mensen moeite hebben om hun gevoel te uiten in taal. Met mijn fotoserie wil ik de eigenheid van cosplayers laten zien. Vaak worden ze weggezet als kinderlijk. Ze omarmen juist de vrijheid om zichzelf te zijn.”
Niet voor iedereen is cosplay overigens een toevluchtsoord, zegt ze. „Een groot deel vindt het gewoon leuk om te knutselen en creatief bezig te zijn. Om iets moois aan te trekken en naar een conventie te gaan.”
Vroeger was Willy Kling (73) timmerman en trainde hij de plaatselijke voetbaljeugd. Nu is hij met pensioen en traint hij waterslagers. Dat is een kanarieras dat speciaal voor de zang wordt gefokt, waar dan weer wedstrijden voor worden georganiseerd. Vanzelf gaat dat zingen niet: alleen de mannetjes doen het, en ook die brengen hun krachtige, gevarieerde, als klokkend en borrelend water klinkende lied alleen na een zorgvuldig uitgedacht trainingsregime.
Er is een jaarlijkse cyclus, die rond deze tijd van het jaar begint. De zang van de waterslager is deels erfelijk bepaald, dus de in het Gelderse Wijchen wonende Willy Kling en zijn vrouw (die „voor 200 procent” achter zijn hobby staat) koppelen een melodieus mannetje aan een vrouwtje, een ‘pop’, en dan hopen ze „dat daar weer toppers uitkomen”. Als ze vijf dagen oud zijn krijgen de jonge vogeltjes een voetring met daarop het kweeknummer dat Kling van de bond toebedeeld kreeg en een uniek nummer per dier.
In november, als ze een klein half jaar oud zijn, begint de zangles. In de volière laten de mannetjes zich dan al horen, maar nu gaan Kling en zijn vrouw ze ‘opkooien’, zoals dat heet: vier boven elkaar, elk in een eigen kooitje. Waterslagers beginnen te zingen als het licht wordt, dus hij zet ze in een volledig verduisterde ruimte waar hij met een lamp meerdere keren per dag een zonsopkomst veinst. En dan luisteren. Twaalf verschillende geluiden (‘toeren’) onderscheiden de experts: de klokkende, bollende en rollende waterslag moeten ze in het repertoire hebben, net als bijvoorbeeld het knorren, woeten, bellen en tjokken. Belangrijk is dat de onderste van de vier een brutaal knaapje is, niet bang het voortouw te nemen: waterslagers beginnen doorgaans te zingen zodra ze onder hen een soortgenoot horen.
Kling zit erbij en noteert. „Het mooiste”, zegt hij, „is als ze alle vier hetzelfde lied inzetten, dat het een zuiver in het gehoor liggend geheel is. Als er een met de knor begint en een ander met de klok, dan klinkt het niet.”
Hoe krijg je dat voor elkaar? Lachend: „Ja, dat is het uitzoeken van de liefhebber.” Het samenstellen van goed op elkaar ingespeelde kanarieteams helpt natuurlijk. En voedsel is belangrijk. Kling experimenteert met soorten voer, weegt het op de gram nauwkeurig. Anijszaad, bijvoorbeeld, is wat nootachtig, dat is heel goed voor de keeltjes. „Maar welk voer precies, en in welke hoeveelheden: dat is geheim. Daar ben ik járen mee bezig geweest.” Wat ook helpt is een strak ritme: niet de ene dag voeren om vijf uur en de volgende pas om zes uur. „Een mens moet regelmaat hebben, maar een vogel ook.”
Zo werkt hij toe naar de wedstrijden. Het Nederlands kampioenschap was de afgelopen jaren in Urk. Kling neemt altijd een wedstrijdselectie van 24 waterslagers mee; zes teams van vier, in houten koffers. De bedoeling is dat je ze daar aflevert, je mag er niet bij zijn als de keurmeesters naar het gezang van de deelnemende vogels luisteren en scores toekennen. Wel geeft Kling zijn eigen voer mee, en zelfs zijn eigen water. „Dat is gewoon kraanwater, maar wel van hier. In Wijchen is het water anders dan in Katwijk of Urk. Elke plaats heeft z’n eigen hardheid.” De kleinste verandering van spijs, zo gelooft hij, zou de zang van z’n vogels kunnen aantasten. Zo werd hij al meerdere keren Nederlands kampioen – en zelfs een keer wereldkampioen.
Foto’s Eveline van Elk
Op het laatste NK, afgelopen januari, heeft hij „wel goed gedraaid, laat ik het zo zeggen”. Er zijn meerdere categorieën: een voor het kwartet vogels boven elkaar, een voor duo’s, een voor enkelingen. Hij kwam thuis met respectievelijk de tweede, derde en tweede plaats. Tevreden? „Jah, ik ben ergens wel blij, maar toch, toch.” Bij meerdere andere zangwedstrijden ging hij dit jaar naar huis met de prijs voor ‘meesterzanger’: die is voor de vogel die van alle 250 tot 300 die meededen het mooist zong. Van prijzengeld is overigens geen sprake; Kling en andere deelnemers doen het voor de eer.
Foto Eveline van Elk
De vogels gaan na de wedstrijd weer naar de volière; sowieso zitten ze nooit langer dan twee, drie dagen achtereen in het kleinere kooitje, zegt hij. Na zo’n cyclus gaan ze naar een opkoper, die ze naar onder meer het Midden-Oosten en Vietnam vervoert. „Schijnbaar willen die mensen daar ze in huis hebben.”
Er zijn steeds minder mensen die dit doen, zangkanaries kweken en leren zingen. Met duizenden waren ze in de jaren vijftig, nu is Willy Kling een van de weinigen die er nog elke dag mee bezig is.
Ja, elke dag, benadrukt hij, maar niet de héle dag. „Je kunt wel eindeloos bij die kooien gaan liggen hangen, maar dat vinden die vogels ook niet leuk.”