N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Column Maxim Februari
Als u het gordijn voor deze tekst wegtrekt, ziet u daarachter een eenzame poppenspeler op een kruk zitten. Tenzij er onverwacht een volledige commissie blijkt te zitten. Of een mondiaal bedrijf. Of de verzamelde gebruikers van Twitter en Instagram. Vindt u het belangrijk te weten wie achter de tekst schuilgaat – en hoe komt u daarachter? Ik kan wel zeggen dat ik het ben, op die kruk, maar dat hoeft niet waar te zijn.
De opkomst van chatbots, zoals de veelbesproken ChatGPT, roept vragen op over de zelfstandigheid van de tekst. Is een geschrift een ding, een systeem op zich, of is het een expressie van een achterliggende geest? Nieuw is dit thema bepaald niet en dezelfde vragen zijn in het verleden al eerder gesteld, bijvoorbeeld naar aanleiding van bureaucratische teksten. Achter het imitatieproza van de ambtenarij gaat net zomin een duidelijk aanwijsbare geest schuil als achter het proza van chatbots.
In 1986 had rechtsgeleerde Joseph Vining het in zijn boek The Authoritative and the Authoritarian over juridische documenten. Die worden in elkaar geknipt en geplakt door vele handen, ze worden herschreven, bewerkt en opnieuw bewerkt, en uiteindelijk raken ze losgezongen van hun oorsprong. De woorden, zinnen en alinea’s komen niet meer voort uit een ‘integrating mind’ – een geest die de tekst samenbindt en tot eenheid maakt. Zulke documenten worden gaandeweg een systeem.
Voor het lezen is dat lastig, want de lezers verliezen hun greep, alle technieken die ze hebben om ontoegankelijke teksten te lezen, schieten opeens te kort; het document knijpt er tussenuit. Het is net alsof beleidsstukken, verdragen en contracten geen waarde of boodschap van mensen meer overdragen, maar zelf iets te melden hebben. Alsof ze bezield zijn. En tegelijk, hoe bezield ze ook ogen, blijven ze een ding. Een geestloos object.
Vining schrijft dit omdat hij geïnteresseerd is in de autoriteit van juridische en bestuurlijke teksten. Een tekst krijgt autoriteit als de lezers hem herkennen als een bericht dat persoonlijk betekenis voor hen heeft. Alleen dan is hij authentiek en kunnen ze hem serieus nemen. Maar de tekst kan alleen betekenis krijgen, in deze persoonlijke zin, als iemands geest erin te herkennen valt. De betekenis ontstaat in de ontmoeting tussen schrijver en lezer; bij bureaucratisch proza blijven ontmoeting en betekenis uit.
Dat ik hier Vining zo uitgebreid citeer, en daarbij oude gedachten van mezelf hergebruik, doet afbreuk aan de authenticiteit van dit stuk. Maar als het goed is, ziet u me toch nog achter het gordijn op de kruk zitten. In het beste geval weet u dat ik dit helemaal speciaal voor u schrijf, omdat ik intens over u heb nagedacht en heb besloten dat de inzichten van Vining net iets voor u zijn.
Hoe zit dat met chatbots? Je zou kunnen zeggen dat hun teksten net zomin authentiek zijn als bureaucratisch proza. „Work that is not meant and therefore has no meaning.” ChatGPT knipt en plakt net zo goed als de bureaucratie; er zit geen geest achter. Maar het verschil zit hem in de ongeëvenaarde snelheid en enorme schaal, waardoor je met de bot een imitatiegesprek kunt aangaan. Hij antwoordt je razendsnel. Wereldwijd knippend en plakkend.
Het resultaat is een nepauthenticiteit die bedrieglijk echt is. Vertaalwetenschapper Gys-Walt van Egdom vraagt de chatbot voor de site Literair Vertalen het gedicht ‘Melopee’ van Paul van Ostaijen te vertalen. „Onder de maan schuift de lange rivier/ Over de lange rivier schuift moede de maan.” De chatbot vertaalt niet alleen, hij lijkt ook te interpreteren. „De maan wordt beschreven als ‘moede’, wat suggereert dat ze langzaam en loom beweegt. Bovendien wordt de rivier beschreven als ‘schuivende’, wat bijdraagt aan het gevoel van beweging en vloeibaarheid.”
Vervolgens herkent de bot in het klankritme en de muzikaliteit van het gedicht de vloeibaarheid van de rivier. Althans, wij zijn geneigd dit als herkennen te zien, we beleven het gesprek als ontmoeting en verwachten een geest te zien als we het gordijn wegtrekken. Maar er zit een kluwen procedures, processen, teksten en heel veel bedrijven.
Raak ik door de doorbraak van de bot mijn werk kwijt, vraagt iedereen me bezorgd. Neuh. Het gaat helemaal niet om de arbeidsmarkt voor de schrijver. Het gaat om het burgerschap van de lezer. Tekst krijgt autoriteit als de lezers hem herkennen als een bericht dat persoonlijk betekenis voor hen heeft, zegt Vining. Hoe bezielder een tekst lijkt, hoe meer autoriteit hem wordt verleend en hoe autoritairder hij wordt.
De schrijvers redden zich wel. De lezers zijn het probleem. Zij gaan geloof hechten aan bedrijven en politiek lobbyisten die zich voordoen als eenzame poëzievertaler. En het zal ze hun stem kosten.