N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Interview De band Loupe kwam kort na lovende recensies voor hun debuutalbum zonder zangeres te zitten. Maar een opvolgster was snel gevonden: Nina Ouattara (21).
Het is geen makkelijk begin voor een band: een debuutalbum maken, lovende recensies krijgen en twee weken later geen zangeres meer hebben. Het gebeurde de Amsterdamse band Loupe, die half juni het album Do You Ever Wonder What Comes Next? uitbracht. Zangeres Julia Korthouwer stapte kort erna uit de groep. Maar er is ook goed nieuws, opvolgster Nina Ouattara was snel gevonden.
„We moesten snel actie ondernemen”, zegt drummer Annemarie van den Born. „Er stonden zo veel afspraken en concerten gepland. De keuze was snel een nieuwe zangeres zoeken of de agenda leeghalen. Dat laatste wilden we niet. Dus de beslissing was simpel.”
In het Amsterdamse kantoor van hun manager zitten Van den Born (31), bassist Lana Kooper (30) en gitarist Jasmine van der Waals (30, gebruikt de voornaamwoorden die/hen) nu aan tafel met Ouattara (21).
Geen aankondiging
Alle muzikanten studeerden aan het conservatorium, afdeling pop. Ouattara begint er straks aan het laatste jaar. „Zo kwamen ze bij mij”, zegt ze. „Mijn zangdocente had mijn naam getipt. Toen hebben we een keer samen gerepeteerd en gaven ze me nieuwe muziek om te kijken wat ik daarmee zou doen. Want in de toekomst zullen we gezamenlijk nieuwe liedjes maken. Ook in dat opzicht moeten we bij elkaar passen.”
Van den Born: „We deden geen aankondiging of grootschalige audities, we wilden niet de aandacht trekken met onze situatie. Gelukkig klikte het meteen met Nina.”
Ouattara’s stem is lager dan die van Korthouwer. Haar zangstem heeft diepte en gelaagdheid, vindt Van den Born. „Door Nina’s manier van zingen, krijg ik zin om nieuwe dingen te maken. Ze heeft een groovy stijl. Dat vind ik interessant, wat zal ze ons brengen voor de toekomst?”
In de afgelopen jaren werd de muziek van Loupe steeds bewerkelijker. De vier muzikanten namen hun album op met de Belgisch producer Arne Van Petegem in een Amsterdamse studio. Daar vlocht gitarist Van der Waals diens getokkelde noten door Koopers baspartijen die zich melodieus door de nummers slingeren. „Dekentjes van geluid”, noemt Van der Waals haar gitaarklanken. „Ik zoek net zo lang tot ik de gitaarpartij heb waarbij geen andere meer nodig is.”
Er is niet één auteur bij Loupe, ze creëren de nummers samen. Musiceren is een geduldig proces van naar elkaar toe groeien, zeggen de drie. De teksten op hun debuutalbum waren geschreven door Julia Korthouwer, die op dat moment begin twintig was. Nagenoeg ieder nummer gaat over de bevindingen van de weifelende twintiger: hoe te leven, wat wil je echt?
Herkennen de muzikanten zich in de ervaringen van een 23-jarige?
Van den Born: „Ik herinner me de hoge pieken en diepe dalen van toen. Ik kon echt verdwaald zijn.” Volgens Van den Born kun je vaker ‘verdwaald’ raken, niet alleen als je twintig bent. „Ik ben nu eenendertig en al mijn vrienden krijgen kinderen en gaan trouwen. Wat wil ik? Veel van wat op dat album wordt gezongen, is ook nu weer van toepassing. Met net een andere invalshoek.
Ander perspectief
Jasmine van der Waals praat bedachtzaam over ‘alles wat er zoal speelt’. „Onze nummers gaan over vragen als ‘wie ben ik’ en het vinden van je identiteit. Dat is volgens mij een voortdurende kwestie, niet per se gebonden aan leeftijd.”
Voor Lana Kooper, die sinds anderhalf jaar een dochter heeft, zijn de teksten juist nu herkenbaar. „Door moeder te zijn, kreeg ik een ander perspectief. Eerst was ik nuchter, over doodgaan bijvoorbeeld dacht ik: ‘dan is het gewoon klaar’. Nu ik een kind heb, ben ik emotioneler en kwetsbaarder, zeker bij gedachten aan de dood.”
De drie afgestudeerde muzikanten vinden het muzikale bestaan ‘niet makkelijk’, zeggen ze. Van den Born: „Bijna niemand kan rondkomen zonder een andere baan erbij.” Van der Waals geeft gitaarles, Ouattara geeft zangles, Kooper is persoonlijk- en management assistent van zangeres Anouk, Van den Born werkt als kok. Al heel lang, zegt ze, en ze is niet de enige. „Ik ken veel drummers die ook kok zijn. Ik weet niet waarom, maar het werkt.”
Do You Ever Wonder What Comes Next? is nu uit. Optredens: 3/9 Bruis Festival, Maastricht; 9/9 Popmonument, Bergen op Zoom; 16/11 Fluor, Amersfoort; 17/11 Hall of Fame, Tilburg; 24/11Vera, Groningen; 25/11 Ekko, Utrecht. Info: thisisloupe.com
Twee klimaatactivisten van Just Stop Oil die in oktober 2022 tomatensoep gooiden op de Zonnebloemen (1888) van Vincent van Gogh in de Londense National Gallery krijgen celstraf. Phoebe Plummer is veroordeeld tot twee jaar en drie maanden celstraf, Anna Holland tot twintig maanden.
Het schilderij in de National Gallery is beschermd door glas en bleef onbeschadigd bij de actie, maar de lijst van het werk liep een geschatte 10.000 pond (circa 12.000 euro) aan schade op.
Bedrijven uit de fossiele industrie waren het doelwit van het protest. „Miljoenen gezinnen kunnen niet eens een blik soep opwarmen”, riep een van de twee tijdens de actie. „Maak je je meer zorgen over de bescherming van een schilderij, of de bescherming van onze planeet en mensen?”
De rechter in de Londense Southwark crown court wees er vrijdag op dat de twee activisten „niet het recht hadden te doen wat jullie de Zonnebloemen aan hebben gedaan”, aldus The Guardian. Hij weegt mee dat het schilderij wel beschadigd had kunnen worden, als de soep langs het beschermende glas was gesijpeld.
De 23-jarige Plummer accepteert de straf „met een glimlach op het gezicht”, zegt ze vrijdag in de rechtbank, schrijft The Guardian. Ze noemt haar „burgerlijke ongehoorzaamheid” „de beste, zo niet de enige methode om de wereld te beschermen tegen de steeds erger wordende klimaatramp”.
Vermeer
Heel anders pakte de straf van een soortgelijke actie in Nederland uit. Drie activisten die zich in 2022 vastlijmden aan het Meisje met de parel (1665-1667) van Johannes Vermeer en er rode vloeistof overheen gooiden kregen geen celstraf. Het Gerechtshof in Den Haag besloot „ondanks de ernst van de feiten” geen straf op te leggen, om te voorkomen dat het toekomstige demonstranten daarmee zou afschrikken hun recht op vrijheid van meningsuiting uit te oefenen.
Voorafgaand aan het Britse vonnis heeft een groep van ruim honderd kunstenaars en kunsthistorici een protestbrief geschreven waarin de rechter wordt opgeroepen de activisten geen celstraf te geven. „Plummer en Holland wisten dat het schilderij beschermd was”, staat in de brief. De briefschrijvers plaatsen de actie in een lange geschiedenis van protest via kunstwerken, en stellen dat de daad begrepen moet worden als een iconoclastische daad.
De actiegroep Just Stop Oil voerde in de herfst van 2022 meerdere acties in Londen als protest tegen nieuwe olie- en gasprojecten.
De atmosfeer in de Hazrat Nizamuddin Dargah, het mausoleum voor een soefi-heilige in de Indiase hoofdstad New Delhi, is haast tastbaar. Het heiligdom ligt verscholen in een drukke volkswijk in het zuiden van de stad, de uit wit marmer opgetrokken tombe is alleen bereikbaar via een nauwe, overkapte steeg. Daar en in de lucht boven de open gebedsplaats en een van Delhi’s oudste moskeeën, hopen hitte, een vochtige lucht en lichamen zich op. Er dwalen hier honderden pelgrims rond – donderdagavond is het belangrijkste moment in de week voor de volgelingen van de dertiende-eeuwse goeroe Khawaja Nizamuddin Auliya, die hier begraven ligt. Niet alleen zijn leringen lokken hen naar dit monument. Het lijkt alsof ze allemaal worden voortgetrokken door de nauwe gang heen, door een ritmische, snerpende, dwingende en harmonieuze aandrang: het geluid van qawwali, de religieuze muziek uit het Zuid-Aziatische soefisme.
Die muziek wordt gemaakt met minimale middelen: een harmonium, twee tabla-drums, en de stemmen van zeven mannen. Er is geen elektrische versterking; door de architectuur van de eeuwenoude graftombe wordt hun gezang naar alle hoeken gevoerd. De zangers klappen mee met hun lied, in een opzwepende, aanzwellende, zinderende geloofsbelijdenis. Bezoekers zijgen in een kring om hen heen neer op de vloer. Met hoofdgeknik proberen ze de ritmes en geïmproviseerde melodieën van de zangers te volgen, totdat het geheel hen boven de pet gaat.
„Je kunt hiervan in trance raken, bijna. Dat is niet helemaal het woord dat een soefi zou gebruiken, maar je begrijpt daarmee wel wat ik bedoel”, fluistert Syed Kalim Nizami, met een blik naar de muzikanten. „En dat hoort allemaal bij onze zoektocht naar devotie, naar het hogere.” Nizami’s familie behoorde tot de eerste volgelingen van de goeroe. Het nageslacht kreeg de taak om diens eeuwenoude tombe in New Delhi te onderhouden, evenals de hier bijgezette graftombe voor de eerste discipel Amir Khusrow, een Indiase musicus en dichter die de eerste qawwali-muziek en gezongen poëzie op papier zette.
Geliefde qawwali-vertolker
Qawwali is nog steeds zeer geliefd in Zuid-Azië. Gezelschappen spelen en zingen nog altijd de liederen op basis van Amir Khusrows teksten in het Perzisch en Urdu. In de voorbije eeuwen zijn er wel een aantal muzikanten geweest die de populariteit van het genre hielpen verbreden en verspreiden over de wereld. De bekendste drijver daarvan was waarschijnlijk Nusrat Fateh Ali Khan: een man met een dijk van een stem, die hij ontwikkelde in Faisalabad, zijn geboortestad in Pakistan. In de jaren 70 en 80 werd hij een geliefde qawwali-vertolker in de regio. Zijn live optredens en improvisaties waren legendarisch – en Nusrats magnetisme bereikte uiteindelijk ook Peter Gabriel, de zanger van Genesis. Op zijn label voor wereldmuziek, Real World Records, maakte Nusrat samen met rockgitarist Michael Brook het eerste qawwali-fusion-album Mustt Mustt. Het succes daarvan maakte de soefi-muziek breed bekend. Westerse muzikanten als Eddy Vedder en Jeff Buckley noemden hem „mijn Elvis”.
Real World Records bracht deze maand een nieuw album Chain of Light uit van Khan, postuum. 27 jaar na het overlijden van de Pakistaanse zanger klinkt hij op opnames die zijn teruggevonden in een vergeten archief. Nusrat nam ze op in de studio in het Verenigd Koninkrijk, in 1990. Vlak voordat hij samen met Brook en Gabriel wereldwijd furore zou maken met de fusie met wereldse muziek, is nu te horen hoezeer hij experimenteerde met de tradities van de soefimuziekstijl. Hij begon zijn eigen teksten te schrijven, en in instrumentgebruik wijken de nummers van Chain of Light ook enigszins af.
Na bekendmaking van de vondst van het album, zinderden sociale media van anticipatie. Op Spotify luisteren maandelijks anderhalf miljoen gebruikers naar ‘de koning van qawwali’: voor een artiest wiens werk in middeleeuwse traditie is gegrond, ging Nusrat Khan al alle moderne media over. Veel van zijn traditionele werk werd in afgelopen decennia ook populair door remixes en rock-covers, door Zuid-Aziatische bands in opdracht van het coole muziekprogramma Coke Studio Pakistan.
„Ik hoorde Nusrat Khan voor het eerst in de film Bend It Like Beckham”, herinnert Meghna (32) zich. De Australische groeide op met Indiase ouders; de tienerfilm uit de jaren negentig over een Indiaas meisje in Londen dat wil voetballen, geldt onder haar generatie in de Zuid-Aziatische diaspora als een culthit. De vertolking van het nummer ‘Tere Bin Nahin Lagda’ (‘Ik voel niets zonder jou’) van Khan speelt op de soundtrack. Meghna raakte in de ban van de zanger – ze woont nu in India voor haar werk. „Ik ging ook meer naar de traditionele qawwali’s luisteren. Als hij zingt, communiceert Nusrat heel direct over zijn gevoelens – thema’s als verlies, verlangen, liefde en religiositeit. Hij heeft me geholpen mijn eigen spirituele kant te ontplooien.”
Dat is precies waarvoor de traditionele muziekstijl bedoeld is, aldus tempelbeheerder Kalim Nizami. „Soefies zijn op zoek naar het hogere. We willen dat onze tradities en onze levensinzichten ook toegankelijk zijn voor niet-gelovigen. Mensen zijn seekers – wie met een open hart en interesse naar onze heiligdommen kan, voelt hier de overtuiging waarmee onze tradities worden nageleefd. Dan word je meegevoerd in de liederen.” Nizami maakt een onderscheid tussen de qawwali die binnen, en buiten de dargah te horen is. „Performances, in concertzalen of bij mensen thuis tijdens etentjes, die kunnen heel mooi zijn. Maar ik zie ze niet echt als de devotionele muziek waarmee de traditie begon. Soms wordt voor het publiek zelfs alcohol geschonken. Dat past niet echt.”
Juist de doorleefde optredens, van Nusrat Khan badend in het zweet, zijn arm omhooggeheven, halflange haar verward – maakten dat veel westerlingen in eerste instantie gefascineerd waren door de zanger. Dat denkt ook Nizami. „Hij was een geweldige zanger. Als sommigen zeggen dat hij de beste was, dan snap ik dat heel goed. Voor velen is hij de artiest die hen laat kennismaken met het harmonium, of de tabla’s, zelfs met de talen waarin hij zingt.” Dat is veel waard, denkt hij: „Wie weet gaan mensen daarna ook verder luisteren, verder zoeken. Zo kan moderne qawwali buitenstaanders ook tot het soefisme brengen: een soort zoektocht de andere kant op, van muziek naar het heilige in plaats van devotioneel geïnspireerde muziek.”
Op Chain of Light laat de zanger zelf in ieder geval geen twijfel bestaan over zijn spirituele ingeving: in een van de meest complexe liederen zingt hij over de hogere macht. „Elke ademteug die ik neem, hangt aan zijn keten van licht.” Meghna zat klaar voor de release van het teruggevonden album. „Het is zo emotioneel om het te horen – het lijkt voor veertig minuten alsof Nusrat weer bij ons is.”
Het album Chain of Light is te beluisteren via de streamingdiensten.
Er is altijd hoop, en die komt uit Rotterdam. Want diep verscholen in de enorme en eindeloos ellendige berg aan rampspoed die coronacrisis ging heten, werd één zaadje geplant waaruit zowaar een van de tofste en meest sympathieke bands uit de Lage Landen opbloeide: Tramhaus, vrij naar de plaatselijke kebabtent.
De leden van die zelfbenoemde „lockdownband in de puurste vorm” kozen een instrument dat ze juist niet beheersten en stroopten de mouwen op: niet lullen, maar poetsen! Drummer Lucas Jansen ging zingen. Nadya van Osnabrugge (ook drummer) schoolde zichzelf om tot gitarist en overtuigde vriendin en fotograaf Julia Vroegh (die behalve haar camera’s nog nooit een instrument in haar handen had gehad) dat zij op haar beurt best wel kon bassen.
En oké, drummer Jim Luijten en gitarist Micha Zaat speelden eigenlijk vals, want ze leken in hun comfort zone te blijven. Maar toch ook weer niet: de eerste had namelijk helemaal niets met het genre (post-punk) dat de band wilde gaan maken. De tweede was bereid om zichzelf weg te cijferen en desnoods, in dienst van de muziek, voortdurend hetzelfde akkoord aan te slaan (zoals in de single ‘Minus Twenty’).
In het Nieuwe Normaal begon Tramhaus aan een offensief waarbij sjofele punkholen gestaag veranderden in steeds grotere zalen en festivalpodia, en dat in héél Europa. Aan die zegetocht – die slechts was gebaseerd op één EP, een handvol singles en vooral: een livereputatie – ontbrak nog maar één ding: een album.
Dat is er nu eindelijk, en het was het wachten waard. The First Exit is precies wat een debuut moet zijn: spetterend, onstuimig en stuiterend van stemmingswisselingen. In de verontrustende opener ‘The Cause’ lijkt het alsof The Cure na een driedaags dieet van amfetamine en energiedrank de wereldhit ‘A Forest’ probeert te spelen. Het is een mengeling van paniek, woede en radeloosheid.
Maar tussen alle vertwijfeling en opgefoktheid weerklinkt ook een mission statement over authenticiteit en eigen koers varen: „Do you really wanna go where the others all go?” Tramhaus wil dat overduidelijk niet en klinkt op The First Exit geheel als zijn eigen allerindividueelste zelf.
Het is een plaat als een doomsday clock. De angst en paranoia over apocalyptische tijden sijpelen uit iedere noot, of het nu uit de panisch gierende keel van Jansen komt of de onheilsgitaren van Zaat en Van Osnabrugge. Hun dronken en kronkelige riedels ontaarden steevast in schreeuwende sirenes en jengelende luchtalarmen.
Aftellen naar het einde kan ook kalm, al voel je altijd de onderhuidse onrust broeien. „Make yourself comfortable”, croont Jansen geruststellend in het rustig marcherende ‘Once Again’ – om ook maar meteen te waarschuwen: „It’s gonna be a ride.” Hoe goed de zanger alle registers beheerst en moeiteloos schakelt tussen zwoele praatzang en kranig geschreeuw hoor je als hij in ‘A Necessity’ apetrots zijn coming-out viert: „I love what I once had denied”, blaft hij fier. „You’ve made it hard, pushed me down but I’m walking with pride.”
Dat is wat je noemt hoop in bange dagen. Na negen nummers en 32 minuten snak je naar meer.
Frank Provoost
Vercammen en Ivanova prikkelen de verbeelding
In het hindoeïsme is Sarasvati een riviergodin, maar ook de godheid van kunst en muziek. Haar naam zou zoiets betekenen als ‘zuiverend water’ of ‘zuiverende kennis’. Het derde gezamenlijke album van violiste Merel Vercammen en pianiste Dina Ivanova ontleent zijn titel aan de gelijknamige compositie van Joey Roukens, waarmee het album besluit. Een titel is maar een titel, kun je zeggen; maar deze titel trekt de vijf stukken effectief in een zinvol verband, dat meer gaat over sfeer en affiniteit dan over concrete muzikale verwantschap.
Naast het titelstuk van Roukens bevat Sarasvati korte werken van Mathilde Wantenaar en de Estse Alisson Kruusmaa en vioolsonates van Debussy en Poulenc. Debussy was in de ban van oosterse muziek, sinds hij op de Wereldtentoonstelling van 1889 in Parijs een gamelanorkest had gehoord, een ervaring die hem sterk beïnvloedde. In zijn Vioolsonate in g klein, L 140 uit 1916, een van de laatste stukken die Debussy schreef, hoor je daar echter weinig van terug; maar omdat je nu eenmaal net een album hebt opgezet die Sarasvati heet, zit de parallel toch in je achterhoofd. Zo wordt je verbeelding geprikkeld, je oor op scherp gezet.
Bij Vercammen en Ivanova is Debussy’s sonate opvallend intiem, veel meer een gezamenlijk avontuur dan bij meer bravoure-georiënteerde uitvoeringen. De pianoklank is fluwelig warm en nabij, Vercammens viooltoon heeft een sepia-achtig floers, haar frasering is verhalend. Heel anders klinkt aanvankelijk de Vioolsonate FP 119 die Poulenc tijdens de Tweede Wereldoorlog schreef. Maar na het vurige openingsdeel, met de voor Poulenc kenmerkende hoekige bouw en kartelmelodiek, volgt een bedwelmend middendeel, dat knipoogt naar Debussy (die geblokte pianoakkoorden!) en dat zeker ook een ‘oosterse’, avondrode gloed bezit.
Tussendoor klinkt het Petit morceau dat Wantenaar schreef als verplicht werk voor het Nederlands Vioolconcours Iordens B eerder dit jaar. Wantenaars verwantschap met Franse componisten als Debussy is zonneklaar en hier haalt ze hun nalatenschap op een fijnzinnige manier naar het heden. Na Poulenc volgt een eveneens compact, maar totaal andersoortig stuk: Mesmerism van Kruusmaa bevat de meest ijle en onthechte klanken op het album, van dolende vioolzuchten tot verwaaide tinkeltonen. Het fungeert als oorwassing, transitie naar het sluitstuk.
Sarasvati (2018) verenigt twee kanten van Roukens’ idioom onder één spanningsboog van een klein kwartier: eerst de meditatieve piano-arpeggio’s en lange lyrische lijnen en dan de ritmisch scherp geprofileerde en onregelmatig geaccentueerde, meer popachtige pulsmuziek waar het in de tweede helft in uitmondt. Het toonmateriaal en de subtiele glijers hebben een Indiaas tintje, maar het stuk laat zich niet reduceren. Associatief en eigenzinnig geeft deze muziek Vercammen en Ivanova precies wat ze nodig hebben om te excelleren.
Zeventien is ze nog maar: de Singaporese violist Chloe Chua. Haar tweejarige residentie bij het Singapore Symfonie Orkest sloot ze af met het prachtige album Butterfly Lovers. Dat is de titel van een Chinees vioolconcert uit 1959 van Chen Gang en He Zhanhao. Het verhaalt over een Chinese Romeo en Julia. Een werk dat – in deze uitvoering – die meteen in de klassieke canon mag. (Joost Galema)
Klassiek Quatuor Van Kuijk – Impressions Parisiennes
Er treedt wel eens een zekere vermoeidheid op wanneer het zoveelste album voorbij komt met Parijs als onderwerp. Maar Impressions Parisiennes vormt een welkome uitzondering. Bewerkingen van stukken die oorspronkelijk geschreven werden voor stem of piano solo door Franse componisten als Debussy, Ravel, Fauré, Poulenc en Satie. En in veel gevallen arrangementen die mooier zijn dan het origineel. Kijk, dat is een kunst. (JG)
Pop Katy Perry – 143
Katy Perry probeerde de eerste single van de nieuwe plaat nog te redden. Nee, ‘Woman’s World’ was geen stompzinnige poging tot feministisch anthem, het was ironisch! Ah, pardon. Het hele album is duidelijk van een grote popster uit het staartje van de MTV-tijd, die met een enorm budget het succes van haar oude hits najaagt. Zeldzaam gezichtloos en nietszeggend, maar toch fascinerend zoals bigbudget filmflops Waterworld en Cats dat ook zijn. Extra bal voor de cultpotentie. (Ralph-Hermen Huiskamp)
Pop Sophie – Sophie
Als dit postume album van Sophie iets duidelijk maakt, is het hoe ze gemist wordt. De producer creëerde een unieke wereld waar pop en dance met de meest abstracte en afstotelijke geluiden aantrekkelijk konden glimmen als 3d-animaties. Rappers, mainstream popartiesten en underground clubbers: iedereen liep met haar weg. Naar het schijnt waren deze zestien nummers voor haar dood in 2021 al praktisch af. Er klinken flarden van haar genialiteit, maar het doet niet meer naar adem happen als haar oude werk. Wat als ze er langer aan had kunnen werken? (R-HH)
Elektronica Alan Sparhawk – White Roses, My God
Soms, bij groot verdriet, is het onmogelijk om oude foto’s van jezelf te zien. Na het verlies van zijn jarenlange partner en bandgenoot in Low, lijkt Alan Sparhawk iets soortgelijks te ervaren op zijn nieuwe plaat. Zijn stem is nergens herkenbaar, constant heftig vervormd en geplaatst over stuiterende beats. Alsof hij machines inzet om vrolijkheid te veinzen. Het lijkt noodzakelijk voor een opgelegde nieuwe fase. (R-HH)