De HomeMarket noemt zichzelf een restaurant, maar het is in feite niet veel meer dan een gigantische magnetron. Al zul je er geen magnetron vinden, want ze zijn er echt wel een niveautje beter dan die gemakzuchtige fastfoodketens. „Wat wij aan Amerika geven is de smáák van de feestdagen zonder het gedoe van de feestdagen”, dreunt de manager op, in de roman De keizer van Gladness van Ocean Vuong.
‘Huisgemaakt’ en ‘handgemaakt’ heet alles bij HomeMarket. Al betekent dat voor de keukenploeg vooral „dat je de inhoud opwarmde van een zakje pap¬perig voedsel, bijna een jaar geleden bereid in een laboratorium bij Des Moines en vacuümverpakt in industriële kunststofzakken”. Nota bene: het opwarmen – ofwel het „ontdooien tot een ‘keukenverse’ staat” – gebeurt níét in magnetrons, maar in een „insta-boiler”. Komt het eten daaruit, dan „zijn de toefjes peterselie zo wonderbaarlijk groen, dat je geen moment zou vermoeden dat het opgewarmd was”.
Over dit bedrog schrijft Ocean Vuong opvallend luchthartig en liefdevol, als hij in zijn roman achter de schermen kijkt bij het restaurant waar zijn 19-jarige hoofdpersoon Hai werkt. Of misschien moet je zeggen: niet-veroordelend. Niemand maakt zich er boos om. Maar ja: als je het wél zou veroordelen, als het boek het bedrog aan de kaak zou stellen en in een moeite door de onontkoombaarheid van de grote industriële machten, wat dan?
De neef van Hai heet Sony, vernoemd naar „de Sony Trinitron, de eerste tv die zijn vader had gekocht toen hij in Amerika was aangekomen”. Ook zoiets.
„Amerika is een land van illusies, dus dit boek gaat helemaal over luchtspiegelingen”, zegt de schrijver. „Ik heb het boek gesitueerd in 2009, de Obama-jaren, want in die tijd ontstond mijn politieke bewustzijn – ik denk dat Obama’s presidentschap het grootste moment van ontwaken in mijn volwassen leven is geweest. Hij zou verandering brengen. Maar in de eerste maanden van zijn presidentschap redde hij de grote bedrijven en schoten er Amerikaanse drones op kinderen in Jemen. Toen wist ik: het maakt niet uit wie er aan de macht is, de onderklasse zal er altijd onder lijden. Politiek is een vorm van fictie, het is het handig verkopen van deceptie.”
Ocean Vuong (1988) spreekt via Zoom – alleen geluid, geen beeld – vanuit zijn huis in Massachusetts – en dit is, verzekert zijn literair agent, het enige Nederlandse interview dat hij zal geven bij de verschijning van De keizer van Gladness. Vuong geldt als een van de grootste sterren in de recente Amerikaanse literatuur: hij schreef twee dichtbundels en een roman (Op aarde schitteren we even, 2019) die de wereld over gingen, honderdduizenden lezers bereikten en overladen werden met prijzen en nominaties. Deze week verscheen, tegelijk in het Engels en meerdere vertalingen, Vuongs grote, tweede roman. De keizer van Gladness doet verslag van het leven als onooglijk radertje in een grote machine. Dat systeem tiert welig, maar de radertjes hebben er niets bij te winnen. Het is een roman die aan de greep van het kapitalisme wil ontsnappen en van die radertjes weer mensen wil maken.
Intussen gebeurde deze week het profijtelijkste – voor de boekverkoop – dat een boek in de VS kan overkomen: voormalig talkshowhost Oprah Winfrey koos De keizer van Gladness als het nieuwe boek voor haar landelijke boekenclub. „Jouw stem klonk in de achtergrond van mijn hele jeugd”, zei Vuong tegen haar, in tranen, in een Instagram-video. „Oh, als mijn moeder toch nog leefde…”
Korrelige werkelijkheid
Maar terug naar het Zoom-gesprek, een paar weken geleden. „De regio waar ik ben opgegroeid heeft in de literatuur de reputatie van chique privéscholen, jachthavens, mensen die met dure truien om hun nek geknoopt rondlopen. Ik kende die beelden niet eens voordat ik er in New York mee in aanraking kwam. Dan zei ik dat ik uit New England kwam, uit Connecticut, en kreeg ik te horen: ‘Oh, fancy!’ Maar dat is niet het New England waarin ik ben opgegroeid. De korrelige werkelijkheid wilde ik ook aan de wereld tonen.”
Werk dat neigt naar uitbuiting en ontmenselijking. Armoede. Zeg maar: de keerzijde van het kapitalisme. Pijnstillers of heroïne als enige ontsnapping. Verslaving. Overdoses. Zelfdoding. Dát tekent dus het leven in East Gladness, het fictieve plaatsje waar de roman zich afspeelt. (Al is het óók gewoon een plek waar mensen wonen, leven, lachen. „En uit het donker van een onverlichte veranda snijdt iemands lach zo snel door de lucht dat je hem zou verwarren met een ingehouden snik”, schrijft Vuong.)
Vuong: „Ik ben vrienden verloren aan zelfmoord, toen ik tiener was. En mijn oom, die achtentwintig was toen hij een eind aan zijn leven maakte. Wat hij schreef in zijn afscheidsbriefje is me altijd bijgebleven. Hij schreef: ‘Het leven is niet slecht voor me geweest, maar ik heb er genoeg van.’ Dat fascineerde me: het klonk alsof hij een bord eten afsloeg. Een berustende weigering. Later dacht ik eraan toen ik de memoir Ghosts of My Life van de filosoof Mark Fisher las, die heel ambivalent tegenover vooruitgang stond, net als velen met hem. Omdat zij, bijvoorbeeld na de mislukking van de Occupy Wall Street-beweging, concludeerden dat een bepaalde groep mensen, een klasse, nooit op zal kunnen klimmen in het leven. Voor hen is zich verwijderen uit de ratrace de meest intelligente keuze: niet langer meebewegen in de libidineuze drift van het kapitalisme. Zo interpreteerde ik het briefje van mijn oom, want hij was een van die mensen. Hij moest altijd knokken om rond te komen, om een baan te krijgen, om een opleidingscertificaat te behalen, wat steeds niet lukte. Het was uitzichtloos.”
Vuong begint zijn roman met een zelfmoordpoging die heel anders afloopt. Hai staat op een brug, klaar om te springen, maar wordt terug het leven in getrokken. „Hai ziet het wasgoed van een oude vrouw het water in geblazen worden, roept haar en vergeet wat hij aan het doen was. Het leven trekt hem inderdaad terug het leven in. Ik heb me altijd afgevraagd hoe je de tweede dag na je mislukte zelfmoordpoging doorkomt. En de derde, en de vierde. Zelfdoding is ook een daad van hoop, op verlichting van het lijden. Maar wat betekent het als dát mislukt is, verval je dan in absolute hopeloosheid? Maar hij blijkt nog steeds onderdeel van de wereld van de levenden. Ik denk dat mijn geheime stelling is dat de wereld ingrijpt, zelfs in je doodsdrift, zolang je er deel van blijft uitmaken, zolang je de wereld aandacht blijft geven.”
Verbetering
Hai trekt in bij de oude vrouw, Grazina, die hulp en zorg nodig heeft, en die herbelevingen heeft van de oorlogen die zich in haar leven voltrokken. „In het boeddhisme heb je het idee dat depressie voortkomt uit een zeker egocentrisme en dat je dat lijden kunt verlichten door je leven te vullen met hulp aan anderen. In mijn ervaring werkt dat altijd: als ik een slechte dag heb en ik help iemand, verdwijn ik zelf even uit beeld en zorgt die bezigheid voor een nieuwe chemie in mijn hersenen. De behoeften van Grazina helpen Hai om op de wereld te blijven. Die grote kracht van medemenselijkheid en vriendelijkheid fascineert me. Die heb ik in moeilijke omstandigheden vaker waargenomen, ook tijdens vreselijke baantjes als in dat fastfoodrestaurant: er bestaat een machteloze vriendelijkheid, van iemand die niets heeft en ook weet dat er geen materiële verbetering mogelijk is. En dan is er toch die vriendelijkheid. Waarom? Waarom hebben mensen die eigenschap? Wat is de functie, het nut? Met mijn roman wilde ik dat onderzoeken.”
Want, gaat hij verder, alles in onze levens lijkt te draaien om verbetering of verandering. „Dat is hoe we naar vooruitgang kijken en hoe verhalen zijn opgebouwd: aan het einde is er catharsis, een zuiverende loutering en daarmee een terugkeer naar een staat van kalmte. Terwijl: als ik om me heen kijk, lijkt er veel gestagneerd. Mijn tante doet al twintig jaar hetzelfde werk, mensen in mijn gemeenschap wonen decennia in hetzelfde huis. Dat betekent niet dat hun levens mislukt zijn. Ik voel daarom veel scepsis bij dat westerse, Amerikaanse credo dat er aan het einde van een verhaal altijd een grote wending moet komen, of anders krijg je geen waar voor je geld. Ik wilde een boek waarin niets verandert. Niemand krijgt een betere baan, niemands leven verbetert écht.”
Toch stuwen de personages de roman voort. De vraag die boven hun levens hangt: als de hoop op vooruitgang een leugen blijkt, hoe houd je het dan vol? „Dan moet ik denken aan een baas die ik had, hij was een vluchteling uit Pakistan en in de auto speelde hij cassettebandjes af van evangelical dominees die vurig preekten tegen homoseksualiteit. Hij wist dat ik gay was, maar we praatten er niet over, want we waren tot elkaar veroordeeld. We moesten samen het einde van de shift halen. Zij aan zij werken, elkaar vertrouwen, overmeestert ideologische verschillen – dat leerde ik daar.”
De Ilias
Dat is leven in leugens. Toch? Ja, Vuong beaamt het. Maar: „Ons wordt altijd verteld dat leugens verschrikkelijk zijn, maar ondertussen zien we dat ze werken. De politieke elite gebruikt leugens om zichzelf te beschermen, om een heilzaam beeld te creëren en toch teleur te kunnen stellen. Maar waarom zou de onderklasse niet datzelfde doen: wat als we de leugen zouden zien als een bruikbare technologie, als we deceptie gingen beschouwen als een reddingsmiddel, een kracht? Omdat we ons de waarheid niet kunnen veroorloven, liegen we tegen elkaar.”
Maar is dat iets slechts? Hai gaat in De keizer van Gladness ook mee in de oorlogswanen van Grazina; hij spreekt haar niet tegen, als zij denkt dat ze op het slagveld staan. Dat is wat ze nodig heeft. „Verhalen hebben een krachtige en moreel ambigue betekenis in de levens van mijn personages, ja. Maar zonder die fictie hebben ze niet veel meer over.
„Jaren geleden tijdens mijn studie volgde ik een werkgroep over de Ilias en de docent had er een schitterende theorie over – dat het een boek was over wederkerige verplichtingen, elk personage is een ander personage iets verschuldigd. Daarom kon het in het oude Griekenland ook dienen als een soort burgerlijk traktaat, een vormende tekst, omdat die toonde dat die verplichtingen zo belangrijk zijn voor een samenleving. Daar moest ik bij mijn roman ook aan denken: wat betekent het voor een gemeenschap als iedereen steeds een ander iets verschuldigd is? Het creëert verbondenheid, die ideologieën overstijgt. En dat zijn we nu aan het kwijtraken. We leven zo geïsoleerd dat we elkaar niets meer verschuldigd zijn, alleen nog onze financiële schulden aan de overheid en bedrijven.
Lees ook
Zijn jeugdvrienden stierven aan een overdosis. Hij werd een literair wonderkind
„Ik realiseer me dat ik behoorde tot de laatste generatie tieners die altijd buiten waren, ik was laatst terug op de speelplaats waar ik altijd rondhing en er was daar niemand. De jongeren zitten binnen op hun iPhones. Dan kan er geen correctie meer plaatsvinden, doordat je echte mensen ontmoet die anders zijn dan jij, die je verrassen, die je kunnen tegenspreken. Dat is hoe ideologieën vrij spel krijgen.”
