De afstudeerfilms van de Filmacademie behandelen serieuze problemen op zeer grappige manier

Als er één beeld is dat de afstudeerfilms van de Nederlandse Filmacademie in 2025 samenvat dan is het Raymond Thiry, komisch spartelend aan een strop. Het is een onrustwekkend en deprimerend beeld uit fictiefilm Bungelen, maar ook héél grappig.

Dat typeert de lichting van 2025. Zoals de afgelopen jaren kun je in de vijf documentaires en zes fictiefilms een kleurenwaaier aan maatschappelijke problemen zien. Van klimaatproblematiek tot zelf- en seriemoord. Maar de toon van veel films is licht, hoopvol, en humoristisch.

Neem de documentaire waar we wilden zijn (allemaal kleine letters), gemaakt in samenwerking met de AVROTROS (allemaal grote letters). Regisseur Kellan Vogelzang introduceerde de film op de premièredag van de eindexamenfilms op donderdagochtend in het Eye Filmmuseum in Amsterdam als volgt: „Deze film kwam voort uit een frustratie met de moderne maatschappij.” Het feit dat je niet weet waar je eten vandaan komt, het gebrek aan intermenselijk contact. En dus togen zes crewleden naar Lapland om met een groep Nederlanders van de wildernis te leven.

Je zet je schrap. Het klinkt als duurzaamheidsles. Maar de film blijkt een lief portret van mensen die proberen te ontsnappen aan een te druk leven. Ze likken mieren van hun handen. „Zuur, joh!” En: „God, wat zijn die mieren lekker. […] Ik neem nog een handje mee.” Ze discussiëren bij het avondeten verhit over de behoefte aan, ironisch genoeg, vijf minuten bezinning. En ze leren elkaar de beste manier een gevangen vis uit zijn lijden te verlossen: „Je moet hem hard slaan, dat is beter voor de vis. Harder. Hij is dood. Hij is dood!”

Scène uit de fictiefilm ‘Bungelen’. Beeld Nederlandse Filmacademie

Meer genrefilms

Met Lichting 2025 studeren er 83 filmmakers en vijf componisten af. Van 25 juni tot 6 juli zijn de films – gemaakt in samenwerking met omroepen – te zien in Eye Filmmuseum, in het Documentaire Paviljoen en op de Nederlandse Filmacademie.

Meer dan in de sombere coronajaren maakten de studenten genrefilms. Beneath the Baobab Tree (KRO-NCRV) is een horrorfilm gebaseerd op West-Afrikaanse mythologie: een zwangere vrouw wordt achtervolgd door zwermende, gifgroene vuurvliegjes. Bungelen gaat over een man die zijn levenslange drang tot lustmoorden onderdrukt, totdat hij buurman Chris (Raymond Thiry) ziet bungelen in het bos. En in Moksha (VPRO) probeert een wetenschapper de sterren terug te brengen naar een post-apocalyptische vuilniswereld. Natuurlijk is er ook Hollands jeugddrama: in Niemandsland worstelt een tiener met bekvechtende ouders en een intense semi-erotische vriendschap.

De productiekwaliteit is heel hoog – visuele effecten zijn zelfs van blockbusterniveau. Maar verhaaltechnisch schort er soms wat. Bij enkele films lijkt het verhaal te groot voor een kortfilm.

Kinderfilm De Kleine Hoteldetective (NTR) is de meest volledig geslaagde fictiefilm. De elfjarige Billie probeert er achter te komen wie de geheimzinnige hotelinspecteur is die beslist over het hotel van haar moeder. Het is een klassieke kids-on-top-film: volwassenen zijn scheefgegroeide excentriekelingen, kinderen weten wel beter. En het is een verademing voor ouders die nog weleens zwetend wakker worden na een bezoek aan De Bellinga’s: Pretpark op Stelten. Ook Sugar (BNNVARA) is geslaagd: een invoelend portret van een vrouw die begint met sekswerk.

Scène uit de horrorfilm ‘Beneath the Baobab Tree’. Beeld Nederlandse Filmacademie

Documentaire

De documentaires zijn beter dan de fictiefilms, en visueel gewaagder. Prachtige animatie illustreert Sanyi Kakas (VPRO): een grappige reportagedocu over een haan die een Hongaars dorp dichter bij elkaar bracht.

Ook Moeders, Moeders, Moeders (NTR) is indrukwekkend, met zijn droevige zwartwit-beelden en vlekkige krijttekeningen. Regisseur Paul Hylkema onderzoekt de complexe band die hij heeft met zijn moeder, die weer een gemankeerde band met háár moeder heeft. Het onderzoek blijft wat aan de oppervlakte, maar beelden zeggen veel: de afwisseling tussen extreme close-ups en vergezichten illustreert hoe familie zowel nabij als onkenbaar kan voelen.

De meest gewaagde film is The Birds Shall Return (HUMAN). Hij werd geboren uit frustratie met de Filmacademie. „Bij de UvA waren er protesten tegen Israël”, zegt regisseur Nour Alkheder. „Maar bij ons was het stil.” De film is een poging „de camera te gebruiken” om de genocide op Palestijnen aan de kaak te stellen. Verhalen van grootmoeders en derde-generatie-Palestijnen leiden naar een confronterend punt: strijd is voor Palestijnen géén keuze, maar noodzaak. De film is beeldschoon, toch had je iets van de visuele poëzie willen inruilen voor verdere uitweiding.

Scène uit de documentaire ‘Sanyi Kakas’. Beeld Nederlandse Filmacademie

Punk

Het absolute hoogtepunt van dit jaar was kus kus beng beng (BNNVARA). In de film legt regisseur Ollie Launspach virtuoos de impact van zijn gendertransitie op zijn relatie vast.

Het begint als een portret van zijn partner Sterre Mulder. Haar levensverhaal flitst in knipsels, foto’s en anekdotes over het scherm. Op het nieuws dat Launspach in transitie ging was ze niet enthousiast. Maar ze is begripvol en vrolijk. Ze wikkelt de zwachtels af na de operatie en zegt liefdevol: „Hey Frankenstein.” En: „Ik denk dat het mooi wordt.”

Launspach heeft echter moeite haar begrip te accepteren. Hij trekt, duwt en schudt, totdat Sterre (en de kijker) er ongemakkelijk van wordt. Er breekt iets open als zij zegt: „Jij wil horen dat ik het moeilijk vindt, omdat jij jezelf haat.” Daarna draait de film om en gaat het plots over de knipsels, foto’s en anekdotes van zíjn leven.

Drie, vier films later wordt er op de premièredag nog steeds over nagepraat in Eye – een prestatie, zeker als er inmiddels films over de vernietiging van de aarde langsgekomen zijn.

Wat kus kus beng beng zo ontroerend en overtuigend maakt, is dat de film de ervaring van een levensveranderende keus vat. Hoe het brein op hol slaat – een wespennest dat een tik heeft gekregen. Nooit wordt het uitleggerig. Omdat het in elk manisch gemonteerd beeld zit. Ook de muziek is grandioos – componist Xiangming Niu won terecht de Filmscore Award. Het is herkenbaar, punk en recalcitrant: midden in de film verschijnen er minutenlang dagboekfragmenten van Mulder op beeld.

Bij de borrel achteraf vertelt Launspach dat hij helemaal niet van plan was een egodocument te maken. Hij en producenten Isa Sluis en Swaantje Kooijmans deden eerst onderzoek, spraken met talloze stellen, maar werden niet „filmisch verliefd”. Launspach schrok wel van de verhalen die hij hoorde; de twijfels en gevoelens die een transitie losmaakt. Het moest toch écht over hem en Sterre gaan. Ze werkten innig samen in het maken van de film – als afgestudeerd cultuurcriticus daagde Mulder Launspach ook op kunstzinnige manier. En de camera was een buffer waardoor ze elkaar de moeilijke vragen eindelijk durfden te stellen.

Voor wie zich na het zien afvraagt hoe het nu, maanden later, met de relatie gaat, had Launspach bij de vertoning een boodschap. „Ik ben trots om te zeggen: we zijn nog samen!”