N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Iedereen leest Op deze plek schrijft NRC over de populairste boeken van dit moment. Deze week: deel acht van de Zeven zussen-reeks van Lucinda Riley, dat postuum werd voltooid door haar zoon Harry Whittaker.
Na 5.069 bladzijden, verdeeld over acht boeken, is het zover: de wederwaardigheden van Pa Salt (Atlas) en zijn dochters zijn afgerond. De man die al die dochters adopteerde alsof ze voor het oprapen lagen, is dood (hij is vredig gestorven), net als zijn bedenker Lucinda Riley. De Zeven Zussen-reeks is afgerond met deel acht, Atlas, dat postuum werd voltooid door haar zoon Harry Whittaker. Tijd voor een ode aan Lucinda Riley, die niet alleen miljoenen boeken verkocht over deze zeven zussen, maar met die bestsellers tevens het boekenlandschap veranderde.
Een ode, want kritiek leveren heeft geen zin. Wie iets aan te merken heeft op deze iets te omvangrijke bouquetreeks-delen wordt weggezet als elitair. Sterker nog, de suggestie misschien eens een deel over te slaan werd beloond met een flinke stapel boze lezersbrieven. Een ode dus, in de vorm van acht geboden voor het schrijven van zo’n reeks. De voorbeelden komen uit het slotdeel met Whittaker, die de geboden als eerste in de praktijk moest brengen.
1. Zorg ervoor dat elk deel een geheim bevat. („Het briefje bevatte een geheime boodschap.”)
2. Zorg ervoor dat liefde in geen enkel deel ontbreekt, bij voorkeur van een mooie, zorgzame man, stoer en toch gevoelig. Hij uit die liefde in zinnen als: „Je hebt geen idee hoeveel vreugde je me hebt geschonken.”
3. Zorg voor voldoende historische clichés over een land (roze flamingo’s in Kenia, donkere whisky in Ierland, kastelen in Schotland, dansers in Spanje, Grieg in Noorwegen, kunstenaars in Parijs, mystieke aboriginals in Australië, et cetera) zodat mensen denken dat ze tijdens het lezen iets over de wereld leren.
4. Zorg ervoor dat gevoelens cursief staan (in Atlas gebeurt dat iets minder, maar ze zijn er gelukkig nog wel: „Ik kan niet onder woorden brengen hoeveel ik van je hou”, „Mijn liefste, mijn cherie”).
5. Zorg ervoor dat de namen van personages betekenis hebben, en benadruk dat genoeg. („Het gewicht van de wereld rust op jouw schouders. Ik noem je Atlas.”)
6. Zorg ervoor dat de personages, ondanks alle moeilijkheden die ze op hun pad tegenkomen, blijven geloven in de goedheid van de mens. Soms is dat niet eenvoudig, want ze maken heel wat ellende mee. In zo’n geval kan een dialoog verlichting bieden: „Ik haatte je omdat je maar bleef geloven in de goedheid van de mens. Toen al… en nu nog steeds.” „Dat is het enige wat je me nooit hebt kunnen afnemen.”
7. Zorg ervoor dat de vrouwen kinderen krijgen als bewijs van een grenzeloos geloof in de toekomst. Mannelijke hoofdpersonages sterven bij voorkeur als heiligen: „Uiteindelijk, toen de zon al hoog aan de hemel boven Delos stond, viel er een lichtstraal op het gezicht van Atlas. Hij deed zijn ogen open en op zijn gezicht verscheen een glimlach die niets dan warmte en liefde uitstraalde.”
8. Zorg ervoor dat je origineler bent dan Soraya Lane met De Cubaanse dochter, deel twee in de Verloren dochters-reeks over ‘zeven dochters, zeven geheimen, zeven liefdes’.
Op deze plek schreef NRC wekelijks over de populairste boeken van dit moment. Dit was de laatste ‘Iedereen leest’.
Fieke Opdam ging als 18-jarige in Noord-Brabant het klooster in; ze was de jongste non ooit in Nederland. Tien jaar leefde ze zonder vrije toegang tot internet en met geen weet van dingen als de opkomst van verschillende soorten pindakaas; toen ze voor de eerste keer in tien jaar weer in een supermarkt rondliep, werd ze misselijk van alle geuren. „In het klooster was er nooit echt een geur, behalve die van groene zeep”.
De laatste keer dat ze een habijt droeg was tijdens een try-out voor de voorstelling Non-Actief, waarmee Opdam (35) door Nederland toert. Ze gaat daarin terug naar haar kloostertijd en de periode dat ze de buitenwereld opnieuw leerde kennen. De regie is in handen van cabaretier en zangeres Karin Bloemen (64). „Karin was de eerste regisseur bij wie ik in de lelijkste vorm over mijn verleden kon praten”, zegt Opdam.
Haar haren zijn half opgestoken, met een dunne vlecht op haar achterhoofd, en ze draagt paarse glitteroogschaduw. Ze zitten naast elkaar in de repetitiestudio bij Bloemen thuis in Broek in Waterland. Haar make-up is bijna dezelfde als die van Bloemen, haar mentor. Opdam vindt het prettig dat zij bij het gesprek aanwezig is.
Van Bloemen heeft Opdam geleerd „nul schaamte en angst” te voelen over het feit dat ze in haar kindertijd seksueel werd misbruikt door een naaste, zegt ze. Ze heeft een turbulente tienertijd gehad en werd op haar vijftiende uit huis geplaatst. Deze traumatische ervaringen hebben er onbewust toe geleid dat ze voor het klooster koos. Volgens Opdam is het misbruik één detail uit het verleden om haar levenskeuzes te begrijpen, maar wat zij in de voorstelling wil belichten is waar ze nu staat.
Daklozenopvang
Opdam ging op haar achttiende het klooster in. Op haar 28ste werd ze weggestuurd door de moeder-overste. Ze stelde namelijk een heleboel vragen over van alles, zegt ze. In de achtertuin van het klooster werd een zwembad gebouwd. „Hoe kan dat als wij in armoede leven?”, vroeg Opdam. Als zuster mocht zij, bij hoge uitzondering, pedagogische wetenschappen studeren aan de Universiteit in Amsterdam. „Dit terwijl ik het contact met de buitenwereld minimaal moest houden.” Opdam was gehoorzaam en ging altijd rechtstreeks naar de universiteit en daarna direct terug naar het klooster. „Maar alsnog begon ik nieuwsgierig vragen te stellen over wat ik buiten de kloosterdeuren zag.” De vragen werden de overste te veel en op een gegeven moment was de maat vol. „Zonder overleg of uitleg stond ik ineens op straat.”
Ik wilde het podium op, mijn moeder zei dat ik niet mooi kon zingen
Het enige wat ze nog had was haar habijt en 250 euro die de overste haar had gegeven. „Wat wil ik nu echt?”, vroeg ze zich toen af. „Als kind wilde ik graag het podium op, maar mijn moeder vond mij te dikkig en zei dat ik niet mooi kon zingen. In het kloosterkoor zong ik te hard en daarom mocht ik niet meer meedoen.”
Het eerste wat Opdam na haar gedwongen uittreding deed was de Kleinkunstacademie in Amsterdam bellen, met de vraag of ze auditie mocht doen voor de acteursopleiding. Volgens Opdam voelde de receptioniste haar „enorme drive” en mocht ze bij hoge uitzondering vanwege haar „standvastigheid” auditie doen. Ze deed auditie in haar tuniek, het enige kledingstuk dat ze nog had, maar werd afgewezen. „De docenten vielen bijna van hun stoel toen ze hoorden dat ik net uit het klooster was gekomen.” Ze heeft nog lang met de gedachte geworsteld om zich bij een ander klooster aan te sluiten, maar dat heeft ze toch niet gedaan.
De enige plek waar ze terechtkon, was de daklozenopvang, zegt ze, daar verbleef ze af en toe in de eerste twee jaar na het klooster. Ook was ze au pair in een christelijk gezin, gaf voorlichting over seksueel misbruik aan vrouwen die slachtoffer waren van seksueel misbruik en ging ze op zangles.
„In het begin had ik in mijn repertoire alleen psalmen.” Ze sprak toen nog „oubollig” Nederlands, want in het klooster werd ouderwets en keurig Nederlands gesproken. „Mijn zangdocente raakte gefascineerd door mijn levensloop en bood toen aan om bij haar te komen wonen.” De docente stoomde haar klaar om auditie te doen; ze werd aangenomen en in 2020 studeerde ze af aan de Koningstheateracademie in Den Bosch. „Hierna werd mijn theatertour vanwege de pandemie gecanceld en koos ik ervoor om op zangles te gaan bij Karin.” Algauw ontstond hun samenwerking voor Non-Actief.
<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="Fieke Opdam en haar mentor Karin Bloemen, met wie ze Non-Actief schreef.” data-figure-id=”1″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Fieke Opdam en haar mentor Karin Bloemen, met wie ze Non-Actief schreef.” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/cabaretier-fieke-opdam-was-non-ik-ben-blij-dat-ik-nu-behas-en-gekleurde-onderbroeken-mag-dragen-1.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/09/26103625/data121992440-d745d0.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/cabaretier-fieke-opdam-was-non-ik-ben-blij-dat-ik-nu-behas-en-gekleurde-onderbroeken-mag-dragen-8.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/cabaretier-fieke-opdam-was-non-ik-ben-blij-dat-ik-nu-behas-en-gekleurde-onderbroeken-mag-dragen-6.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/cabaretier-fieke-opdam-was-non-ik-ben-blij-dat-ik-nu-behas-en-gekleurde-onderbroeken-mag-dragen-7.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/cabaretier-fieke-opdam-was-non-ik-ben-blij-dat-ik-nu-behas-en-gekleurde-onderbroeken-mag-dragen-8.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/cabaretier-fieke-opdam-was-non-ik-ben-blij-dat-ik-nu-behas-en-gekleurde-onderbroeken-mag-dragen-9.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/tisIGTXn7c5HsJEyonapP5YTuso=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/09/26103625/data121992440-d745d0.jpg 1920w”>
Fieke Opdam en haar mentor Karin Bloemen, met wie ze Non-Actief schreef.
Foto’s Roger Cremers
Machtsmisbruik
„In het klooster werd ik niet geprikkeld door nieuwe dingen”, zegt Opdam. Ze had geen vrije tijd en geen vrije toegang tot het internet. Liedjes in haar hoofd neuriën deed ze ook niet. „Ik had niet eens een lievelingskleur.” Heel soms ging ze wandelen of de katholieke krant lezen. „We hebben wel een keertje geschaatst, omdat het Jeugdjournaal langskwam om opnamen te maken. Een dag van tevoren kregen alle nonnen schaatsen. We deden alsof we in onze vrije tijd op het ijs stonden, terwijl ik niet eens kon schaatsen.”
Ze vindt dat haar hele leven is bepaald door machtsmisbruik. In het klooster werd er zo min mogelijk geluid gemaakt en was Opdam de hele dag stil. Nu is dat lastig voor te stellen, omdat ze aan één stuk door praat. „Zelfs in mijn slaap ben ik niet meer te stoppen.” Opdam heeft naar eigen zeggen tien jaar lang in een wereld geleefd die totaal geen ruimte gaf voor ontwikkeling. In het klooster had alles een betekenis. „Is je jurk gekreukeld? Dan hou je niet genoeg van God. Ben je te laat gekomen voor het bidden? Dan hou je niet van bidden.” Volgens de nonnen kon zij het normale leven niet aan. „Nu kan ik ze het tegendeel bewijzen.”
Ze vindt het schandalig dat ze zomaar op straat is gezet, maar toch is ze het klooster ook heel dankbaar. „Mij wegsturen was het beste wat ze ooit voor me hadden kunnen doen. Ik hou nog steeds van de zusters, omdat het ook maar mensen zijn en ik heel veel van ze heb geleerd.” Karin Bloemen mengt zich in het gesprek en zegt dat geluk Opdams grootste wapen is tegen de mensen die haar pijn hebben gedaan.
Voor de zusters is ze nu een bui tenbeentje en een persoon die zondig leeft. „Ik vermoed dat ze voor me aan het bidden zijn.” Ze heeft het hun nooit kwalijk genomen dat ze niet meer naar haar omkeken, omdat de zusters volgens haar niet de vrijheid hebben om te mogen kiezen van wie ze houden. Opdam is niet meer religieus, maar gelooft wel dat er een god bestaat, alleen niet op de manier waarop de katholieke kerk God ziet.
Leedvermaak
Is ze van plan de kloosterzusters uit te nodigen voor de show? „Nee, de katholieke wereld is daar niet op gemaakt. Die willen niet geconfronteerd worden en ze zullen het ook niet grappig vinden.” Zo komt Opdam in het begin van de voorstelling het podium op in haar originele habijt – dat mocht ze eigenlijk niet houden.
In de jaren in het klooster had ze best veel ontwikkelingen gemist. „Het is alsof je iemand uit de jaren zeventig in de jaren twintig hebt gezet”, grapt Bloemen over de voorstelling. Volgens Bloemen schaamde het publiek zich bijna tijdens de try-outs, omdat het te hard moest lachen om de pijnlijke en waargebeurde scènes. „Door de grappen begrijpt het publiek wat Fieke al heeft verwerkt.” Ook merkt Bloemen dat het publiek soms geshockeerd reageert op gebeurtenissen en dat Opdam het dan moet herhalen zodat het tot ze doordringt.
Het gangbare beeld van nonnen is dat van ingetogen vrouwen zijn die alleen met God bezig zijn en er alles aan doen geen zonde te begaan. Opdam vertelt dat ze straf kreeg toen ze bij een tehuisbezoek eens de vogeltjesdans deed met bejaarden, en dat sommige nonnen stiekem seks met elkaar hebben. „Ik heb ook kloosterseks gehad. Dat was wel een doodzonde. Na de seks gingen we in de biechtstoel zitten en werden we vergeven.”
Terug in de buitenwereld ontwikkelde ze langzaam haar eigen identiteit. „In kledingwinkels vond ik alles mooi, omdat ik nog niet wist wat ik mooi vond.” Een moment dat terugkomt in de voorstelling zijn haar oneindige outfit-wisselingen. „In de auto had ik altijd verschillende outfits mee, omdat ik op straat bij ieder ander persoon een nieuwe stijl zag en die meteen wilde uitproberen. In bijvoorbeeld het tankstation kleedde ik mij dan snel om, omdat ik niet wist wie ik was.”
Ze schrijft ook een boek over de zoektocht naar zichzelf in en na het klooster. De filmrechten zijn verkocht. „Ik ben blij dat ik nu beha’s en gekleurde onderbroeken mag dragen en dat ik zie dat ik borsten heb”, zegt ze terwijl ze een kijkje neemt in haar decolleté. „Maar mijn habijt heb ik nog steeds lief, want als meisje wilde ik niets liever dragen.”
„Mijn verjaardag”, herhaalt de zanger Nick Cave met een frons. Nadat hem eerder al een pluchen kikker was toegespeeld, een verwijzing naar de song ‘Frog’, feliciteert een fan vooraan hem alsnog met zijn verjaardag – de in Australië geboren Cave werd onlangs 67 jaar. „Concentreer je”, briest die echter, aan de rand van het podium. Moet hij hier echt iedereen bij de les houden? Hij dóét niet aan verjaardagen. „Daarvoor ben ik te oud.” Zijn verjaardag? Meer een survive-dag, gnuift de zanger. „Wees stil en luister hiernaar”, is zijn gebod. Waarna hij op minimale pianonoten aan de theatrale vertelling van ‘Conversion’ begint, een van zijn nieuwe songs over transformatie en een spiritueel ontwaken.
Een diepe connectie wil Nick Cave voelen met zijn toehoorders. Het is tweeënhalf uur zijn ontbrandingsmotor en voor minder gaat het niet. Zeker niet aan het begin van zijn Europese tournee – hij doet Amsterdam aan voor twee shows. En ook al is zijn nieuwe Wild God, een verrukkelijk hoopvol, soul en gospel ademend album er nog maar net. De show bevat dus veel nieuwe songs die voor het eerst live klinken. Focus! Moet hij het nog eens zeggen?
Lees ook
Nick Cave zoekt in zijn concerten naar transformatie
Maar het lukt. De Ziggo Dome komt in trance. ‘Frogs’ zet de toon, een direct meevoerende opening in groen licht. Cave heeft vier zangers mee: fijn hoe die optillen in de opmerkelijk volle sound van de zeskoppige Bad Seeds. Radioheads bassist Colin Greenwood is de opvallende naam, de bebaarde co-componist Warren Ellis de blikvanger op veel instrumenten, vooral zijn gierende, versterkte viool. In grote letters komen kernwoorden uit refreinen als affirmaties op de schermen. Zoals „Bring your spirit down” bij ‘Wild God’, dat een van vele gloeiend-gruizige rocksoulclimaxen wordt.
Levensvreugde
‘JOY’ lezen we nu. Levensvreugde voelen. Kan het ooit nog zonder die ‘maar’, die adembenemende stomp in je maag die ogenblikkelijk herinnert aan de wanhoop, verdriet en alles waardoor een mens heen moet gaan na het afschuwelijk tragische verlies van een kind? Laat staan van twee, zoals Cave overkwam. Niets is meer hetzelfde, alles is veranderd. Maar Nick Cave, getormenteerde gentleman van het zware gemoed, literaire liedjesschrijver vol bijtende spot en dromer van gitzwarte sprookjes, is na donkere jaren dichterbij zijn fans dan ooit.
Soms letterlijk vallend op hun uitgestoken handen spuugt hij in Amsterdam demonen in de bek. Bitterzoet, getergd, aaibaar is hij, maar ook de kwetsbare ziel die aan zijn vleugel de dood enigszins kan omarmen. Of in elk geval, weet te accepteren met een lichtere en – nog erger – gelukkige kijk op de wereld. En het leven daarna, richting „the kingdom in the sky”. Al is zijn God allang geen betrouwbare gids meer.
Zijn tragiek komt aan, maar het voert niet meer de boventoon. Klein en „een beetje sad” is ‘O Children’ over hoe zijn kinderen vroeger speelden. Solo aan de piano beneemt ‘I Need You’ de adem („Just breathe, just breathe” – het is onverdraaglijk). Maar ‘Joy’ stijgt met koorzang formidabel boven alle pijn op.
Steengoed keert de sfeer richting de vintage Cave met gebalde vuist. Vergelding! Waanzin! Verdoemenis! Hij is de rusteloze verteller. Voel die onderhuidse spanning in ‘Tupelo’. ‘From Her to Eternity’ is een gissende en borrelende highlight met een bijtende Cave. Natuurlijk, het spooky verhaal van ‘Red Right Hand’ vol kerkbellen. Beukend ook: ‘The Mercy Seat’ (1988), zijn epos over de elektrische stoel met talloze bijbelse verwijzingen.
Ze dreunen na, terwijl Cave rusteloos in maatpak zijn catwalk af draaft, de ogen vlammend in het lange gezicht. Terwijl album Wild God gemaakt blijkt voor het podium, is Cave knap boven zijn rouw uitgestegen.
Als ik af en toe naar een dansevenement ga, doe ik oordopjes in. Misschien zien ze er niet per se aantrekkelijk uit, maar ik wil mijn gehoor beschermen. De muziek is hard, en na vijf minuten merk je niet eens meer dat je ze draagt. Ik heb er verder geen enkele emotie bij: het zijn simpelweg oordopjes.
Dus ik was verrast door hoeveel emoties er in Nederland leven rondom helmen. Op een steiger, op de fiets, op een bouwterrein… Het dragen van een helm wordt niet alleen als overbodig gezien; mensen worden soms zelfs boos als iemand anders er wél voor kiest. Vrijheid, democratie en zelfbeschikking lijken nauw verbonden te zijn met het niet dragen van een helm.
Toen ik hierover in Engeland schreef, werd ik met veel onbegrip geconfronteerd. „Helmet hair is better than concrete head”, schreef een lezer van The Sunday Times. Mijn schoonmoeder sprak over „the rift between the supposed free spirits and sane folk who recognize the seriousness of avoidable brain damage”, de kloof tussen de zogenoemde vrije geesten en de verstandige mensen die de ernst van vermijdbare hersenschade inzien.
Simpelweg beschermend
Toen ik van Londen, Edinburgh en Melbourne naar Amsterdam verhuisde, droeg ik altijd een helm op de fiets. In Engeland, Schotland en Australië is dat normaal, en vaak zelfs verplicht. Ook hierover voel ik weinig emotie. Een helm is simpelweg een stukje hoofdbescherming – licht, tegenwoordig ook comfortabel, je vergeet snel dat je ‘m op hebt. Het kan vervelend zijn als je hem thuislaat of als hij nat is (net als je zadel), maar mijn gevoelens over mijn helm zijn vergelijkbaar met die over mijn regenjas: nuttig onder bepaalde omstandigheden, verder niets bijzonders. Nothing to see here.
Lees ook
Sukkels zijn het, in hun regenbroek met reflectorstrepen
Op mijn elektrische fiets draag ik tegenwoordig weer een helm. Je rijdt hard zonder dat je het doorhebt. Ook al ben je Nederlander – één van de ‘uitverkorenen’ – durf ik te stellen dat je hoofd net zo veel impact ondervindt als dat van ieder ander wanneer je op het asfalt klapt. Hoe harder je rijdt, hoe meer zin het heeft je veiligheid serieus te nemen. Een helm is simpelweg beschermende kleding. Verder niets.
Uitgescholden worden
Is het vreemd dat een overheid hierover regels maakt? Niet echt. Wanneer iemand, vooral een jong persoon, hoofdletsel oploopt door een ongeluk, dragen wij als samenleving uiteindelijk de zorgkosten en missen we een productieve werknemer.
Wat wél vreemd is, is de sociale druk om géén helm te dragen. Nog vreemder is dat je vaak wordt uitgescholden als je er wél voor kiest, in dit zogenaamd vrije land. Ik ga toch ook niet schelden als de ander géén helm draagt: gun mij, alsjeblieft, dezelfde beleefdheid.
Regels zijn regels. Grappig genoeg is een rood licht niet alleen decoratie!
Natuurlijk is helmgebruik maar een deel van het verhaal. Het verkeer moet veiliger worden, en dat vereist investeringen in infrastructuur, het terugdringen van autogebruik waar mogelijk, meer ruimte voor fietsers en voetgangers en socialere gedragsnormen voor iedereen. Regels zijn regels. Grappig genoeg is een rood licht niet alleen decoratie! We hebben die regels samen bedacht, dus het zou normaal zijn als iedereen zich eraan houdt. Zo niet, dan moet handhaving plaatsvinden.
De fietsburgemeester van Amsterdam vatte het goed samen: het verkeer is een plek van sociale interactie, en een langzamere stad kan ook een mooiere stad zijn.
Helm én mooi haar
En als je je echt zorgen maakt om ‘helmet hair’, is het dan misschien een idee om niet in een land te wonen waar het vaak hard waait en regent? En anders bedenkt een slimme Nederlandse ontwerper misschien wel een helm die helmethairproof is, en opvouwbaar. Het zou eigenlijk heel on-Nederlands zijn om zo’n grote marktkans te laten liggen in een land met 18 miljoen fietsers, van wie zo’n 90 procent geen helm draagt.
Vanochtend regende het cats and dogs. Na tien minuten op de fiets waren mijn knieën doorweekt. Maar onder mijn helm, toen ik op mijn werk aankwam, was mijn haar heerlijk droog.