Dark tourism op Bali: een dagje tussen de doden op het knekelveld

Eerbiedig vraagt hindoepriester Arta (34) zijn voorouders toestemming om het knekelveld te betreden. Hij staat voor de stenen entreepoort van het overwoekerde grafveld van het Balinese dorp Trunyan. Het knekelveld ligt aan de rand van het tropische bos aan het Meer van Batur, ongeveer een kilometer van het dorp. Arta’s oma is hier neergelegd. Haar botten liggen op een hoop lichamelijke resten, naast overkappingen van bamboe met daaronder de lichamen van de meest recent overledenen. Haar schedel is geplaatst bij de rijen schedels op het altaar onder de magische boom, de Taru Menyan, letterlijk: ‘de boom die lekker ruikt’. De laatst bijgelegde lichamen verkeren in verschillende stadia van ontbinding. „Je ruikt niets vervelends, hè?”, zegt Arta. Dankzij de boom, stelt hij. „Met zijn geur verspreidt hij liefde en houdt hij rottingsluchten tegen.”

Arta – zoals veel Indonesiërs heeft hij één naam – is geboren in Trunyan, een van oorsprong pre-hindoeïstisch dorp aan de voet van de vulkaanberg Batur. De ongeveer 2.500 dorpelingen wonen in zes nederzettingen, verspreid over beboste berghellingen en langs het meer. Eeuwenlang was het dorp alleen bereikbaar per boot, sinds enkele jaren gaat er naar het gebied ook een kronkelweg vanaf Kintamani, de uitvalsbasis voor een bezoek aan Batur.

Omdat het dorp lastig te bereiken is, zijn er minder invloeden van buitenaf en hebben veel gebruiken die zijn ontstaan voor de bloeiperiode van het hindoerijk Majapahit relatief weinig veranderingen ondergaan. Zo worden de doden niet gecremeerd, zoals elders op Bali gebruikelijk is, maar worden ze in de open lucht neergelegd.

„Toen mijn oma overleed, deden we eerst thuis een reinigingsritueel”, vertelt Arta. „Zodra de sterren gunstig stonden, brachten we haar in een fakkelprocessie naar het grafveld.” Daar kozen familieleden de bamboe overkapping van het lichaam dat het meest was ontbonden. Ze verplaatsten dat lichaam naar de stapel beenderen van het knekelveldje en legden de schedel bij de andere schedels onder de boom. „Daarna legden we mijn oma, mooi aangekleed, omringd door offergaven, in de bamboe overkapping, naast de andere tien lichamen.”

Alleen getrouwde dorpelingen die van ouderdom zijn gestorven mogen op dit grafveld liggen, zegt Arta. Kinderen en ongehuwden worden wel begraven, op een ander veld. Hun leven wordt gezien als ‘onaf’. Een derde veld is voor wat wordt aangeduid als ‘abnormale’ mensen: mensen die zijn overleden door ziekte, ongeluk of zelfmoord, en mensen met een beperking. Ook zij worden begraven „want als we hen bijleggen op het grafveld, riskeren we rampspoed”, zegt Arta.

Hindoepriester Arta voor de ingang van het grafveld van Trunyan.
Foto Fauzy Chaniago

Aura’s

De aanblik van het knekelveld is zeker niet voor de weekhartigen. Menselijke beenderen, offergaven en stukken kleding liggen her en der verspreid, verwaaid door de wind. Een hagedis schiet weg vanonder een berg verweerde skeletten. Een onderkaak is van het altaar gerold. Maar deze ongewone, voor veel mensen lugubere, traditie trekt ook juist mensen aan. Verschillende lokale tourorganisaties bieden een bezoek aan het knekelveld aan onder de noemer ‘dark tourism’; sommige toeristen die plekken bezoeken die samenhangen met dood en lijden willen simpelweg gruwelen, anderen zoeken antwoorden op het universele mysterie van de dood, staat in de publicatie Gazing at Death: dark tourism as an emergent horizon of Research (2016). Onderzoeker Bintang Handayani en haar mede-auteurs namen Trunyan als case study van ‘dark tourism’ en analyseerden vooral online reacties op Tripadvisor en YouTube.

Op sociale media staan talloze foto’s en filmpjes over Trunyan. Zoals ook Handayani en haar collega-onderzoekers constateerden, laten de meeste toeristen zich respectvol uit, maar sommige zien het grafveld als een amusant horrorkabinet of tonen afschuw. Sommigen klagen dat ze voor een bezoek te veel moeten betalen. Anderen zijn kritisch, een dodenveld bezoeken als toeristisch uitje zou ongepast zijn en de authenticiteit van het gebruik aantasten.

Trunyan is een van de armere dorpen op Bali. In de jaren zestig en zeventig leefden de inwoners zelfs een tijd van de bedelarij. Landbouw is alleen kleinschalig mogelijk. De visserij lijdt onder de drastisch afgenomen visstand als gevolg van vervuiling van het meer. Voor de inwoners is toerisme een welkome aanvulling op hun inkomen. Ze hebben bij het knekelveld een poortwachter neergezet die entree heft. Ze stellen tegen betaling gidsen beschikbaar. Omdat er discussies zijn geweest over de bedragen, laten ze de hoogte van de bijdrage nu over aan de bezoeker.

Schedels op een muur bij de begraafplaats van Trunyan.
Dorpsbewoners die van ouderdom zijn gestorven, worden neergelegd onder bamboe overkappingen.

Foto’s: Fauzy Chaniago

Poortwachter Joman (51) zit naast de ingang van het grafveld. Hij ontvang per maand zo’n tweehonderd bezoekers. „Soms meer, soms minder. Afhankelijk van het toeristenseizoen.” Een deel van de bezoekers komt uit Indonesië, anderen komen uit het Westen. De meeste bezoekers hebben via een lokale gids gehoord over het knekelveld. Als ze willen, regelt Joman een gids. „De meeste mensen zijn erg geïnteresseerd.” Soms moeten ze huilen, vertelt hij. „Sommigen zien aura’s of brengen offers aan de heilige boom.” Deze week nog zag hij een Russisch stel bidden bij de boom. „Ze waren heel emotioneel, maar deden verder niets verkeerd.” Meestal laat hij de bezoekers met rust. „Ze leven in een andere wereld.” Als ze zich misdragen, dan zullen de geesten hen straffen, stelt hij.

Zelf bezoeken de dorpelingen de graven niet, maar „toeristen zijn welkom”, zegt visser John (64). Samen met dorpsgenoten zit hij aan de kade. Ze zijn trots op hun gebruiken. Een bezoek aan het knekelveld wordt niet gezien als heiligschennis, stellen de dorpelingen. Het contact met de geesten vindt immers vooral plaats in de tempel of bij het huisaltaar. „Na het overlijden nodigen we de geest van de overledene uit in ons eigen huis”, legt Arta uit. „Het lichaam geven we terug aan de natuur. We vertrouwen erop dat toeristen dit proces respecteren.”

Ook dorpsleider Jero Nyariken (54) heeft geen bezwaar tegen toeristen. Wel steekt het hem dat tourorganisaties van buitenaf en de overheid het meeste verdienen aan hun erfgoed. Hij zou graag meer toeristen ontvangen. Op kleine schaal. „Zonder milieuvervuiling en zonder schade aan de natuur.” Hij wijst naar enkele ontboste plekken op de heuvelrug, ontstaan door boomkap, vermoedelijk om ruimte te maken voor een akker, waarna landverschuivingen volgden. „We hebben toevallig vandaag een gesprek met iemand van het ministerie van Bosbouw. We willen dat ze ons helpen met bosbeheer.”

Trunyan ligt aan de voet van vulkaanberg Batur.

Vijftig tempels

Trunyan is bekend vanwege het knekelveld, maar het leven van de dorpelingen draait vooral om de vijftig grote en kleine tempels die langs het meer en op de heuvel zijn gebouwd. „Onze ziel is verbonden aan de tempels. Die verbinden ons met de sacrale wereld en beïnvloeden hoe we leven en doodgaan”, vertelt Nyariken. Hij zit in de schaduw van een pagode op de binnenplaats van een robuust stenen tempelcomplex zo groot als het dorp zelf. Sierlijke pagodes torenen boven de stenen muren uit. „Al eeuwen bepalen ze alles wat we doen.”

De tempelgebouwen belichamen de maatschappelijke ordening in relatie tot de natuur en de godenwereld. „De hoofdtempel, waar we nu zijn, is de koning van de goden. De kleinere tempel hierachter symboliseert de president.” De precieze theorie kent hij tot zijn spijt niet. Een deel van de filosofieën, leefregels en rituele gebruiken zijn vastgelegd in antieke teksten. Andere zijn van generatie op generatie doorverteld. Wetenschappers bestuderen gebruiken, inscripties en manuscripten om de oude ideeën te achterhalen, maar een exacte reconstructie is niet meer mogelijk. Zo denken experts dat het tempelcomplex ooit deel uitmaakte van een irrigatiesysteem. Nyariken: „Een van de tempels heeft een diepe put. De put is nu leeg, maar ooit moet er water in gezeten hebben.”

Kinderen en ongehuwden worden wel begraven

Hoewel een deel van de achterliggende kennis verloren is gegaan, volgt het dorp al eeuwenlang zo trouw mogelijk allerlei gebruiken en voorschriften die de aardse en hemelse werelden met elkaar verbinden. „De kennis die wij hebben is overgeleverd door onze voorouders”, vertelt Nyariken. „Zo mogen ongehuwden niet op het knekelveld worden bijgelegd, omdat we de relatie met het sacrale niet willen verstoren. En na de geboorte hangen we de placenta in een aardewerken kruik aan de boom. Tussen de hemellichamen, de vader, en de aarde, de moeder, in. Zodat de werelden in balans blijven en de baby gezond blijft.”

In een hoge pagode in het midden van de hoofdtempel staat een vijf meter hoog megalieten beeld. Er is weinig over het beeld bekend. Sommige wetenschappers vergelijken de sculptuur met de beelden van Paaseiland. De sculptuur is zorgvuldig met doeken ingepakt. Slechts enkele keren per jaar mogen alleen ingewijden, bij een bepaalde stand van de sterren in relatie tot de maan, het beeld zien en hun offers brengen. „We noemen het beeld de Pilaar van de Wereld”, zegt Nyariken. Voor hem is het beeld meer dan een symbool. „Hij ís het Universum.”

De Pancering Jakat tempel. Rond Trunyan zijn vijftig grote en kleine tempels.
Foto Fauzy Chaniago