Dapper

Marcel van Roosmalen

Sinds ik per dag tienduizend stappen probeer te zetten, banjer ik nog vaker door ons dorpshart zonder attracties. Ik beleef nog de meeste lol aan de elementen. Harde wind, altijd goed. „Wat waait het”, zeg ik dan tegen iedereen die ik passeer. Hier wordt vaak positief op gereageerd.

„Nou”, zeggen ze dan.

Of: „Nou, nou.”

Een vrouw zei, terwijl ze bij het Kruidvat op de elektrische fiets stapte, dat ze op de heenweg wind mee had.

„En nu dan wind tegen.”

Soms denk ik dat het een grote grap is, dat ze met elkaar in het geheim afspreken hoe ze mij kunnen tarten door de gesprekken nog inhoudslozer te houden. Het hoeft voor mij echt niet altijd de diepte in, de oorlog tussen Oekraïne en Rusland hoeft niet besproken, maar met het uitwisselen van oppervlakkigheden is de bodem onderhand bereikt.

Zondag liep ik met drie dochters door het dorp. Rechtdoor en dan weer terug. Hoogtepunt is dan als we op de heen- en terugweg ‘De Huiskamer’ passeren. Het is de enige horecagelegenheid, ze consumeren er op zondagen vooral ijs. Daar tref je dan het halve dorp. Braaf, zwijgend en likkend.

Op de terugweg deden we het lokaal aan, ik had geen keus, al hun klasgenootjes stonden er te likken.

Ik trof een likkende moeder die ik kende van het schoolplein. Er vielen regendruppels uit de lucht. Ze stopte even met likken, keek naar de wolken en zei: „Ik dacht eerst, het gaat niet regenen, maar nu begint het toch.” Daarna: „Als we hier blijven staan worden we allemaal nat.”

Ik vond het een eyeopener. „Binnen is het droog”, zei ze. Wij naar binnen.

De kinderen jengelden, ze wilden nu eindelijk weleens ijs. De wereld van het ijs is veranderd. Ik kom zelf nog uit de tijd van logische smaken als aardbeien, vanille en chocola.

Mijn kinderen houden van ‘smurf’, ‘spikkel’ en ‘snicker’.

„Weet je wat lekker is?”, zei de moeder.

„Cakebeslag”, ze had het zelf ook. „Twee bolletjes.”

„En?”, vroeg ik. „Waar smaakt het naar?”

„Cakebeslag”, zei ze. „Het is net alsof ik thuis de kom sta uit te likken.”

De twee jongsten wilden hierop een hoorntje met cakebeslag-ijs, maar Lucie van Roosmalen (7) bestelde net als altijd ‘smurf’.

Na een paar likjes constateerde ze dat ‘smurf” ook naar ‘cakebeslag’ smaakte. Ze werd hiervoor verbaal op de vingers getikt door de vrouw die ik weleens met een grote hond voor ons huis zie wandelen.

Ze vond het „grote onzin”, ik vond het dapper.

Marcel van Roosmalen schrijft op deze plek een wisselcolumn met Ellen Deckwitz.