Dansmaker Dalton Jansen wil ‘delen, connecten en exchangen’

Dansmaker: het is geen titel waar Dalton Jansen (31) erg aan hecht. Bij de Rotterdammer zijn geen harde scheidslijnen te trekken tussen de mens, zijn culturele (Curaçaose) achtergrond, persoonlijke verhaal en maatschappelijk engagement, tussen de kunstenaar, docent en festivalcurator, het jeugdzorgkind en de jeugdzorgwerker, en de verbinder van mensen en communities.

Het maakt Jansen een unieke figuur in het huidige dansveld, reden waarom hij vorige week met de Cultuurfonds Talentprijs Charlotte Köhler werd onderscheiden. „Het is bijzonder hoe hij de ene dag werkt met kinderen, jongeren en amateurs, de andere dag met grote gezelschappen en prijzen wint bij internationale wedstrijden. Hij is maker en verbinder in één.” schreef de jury.

De Charlotte Köhler Prijs is niet de eerste in Jansens prijzenkast. Tien jaar geleden ontving hij als beginnend maker zijn eerste, de Rotterdam Open Podiumprijs, daarna volgden meerdere onderscheidingen. Drie jaar geleden veroorzaakte hij lichte opschudding – en veel sympathie – toen hij bij de uitreiking in Maastricht aankondigde het prijzengeld van de Prijs van de Nederlandse Dansdagen te willen delen met de twee andere genomineerden. Prijzen voor kunst zijn onzin, vindt hij.

Jansen kreeg die onderscheiding voor Birds (2021), een aangrijpende voorstelling over het leven in jeugdzorginstellingen. Iets waar Jansen alles van weet – van zijn twaalfde tot zijn 26ste woonde hij zelf in gesloten en open instellingen. Thuis was hij onhandelbaar en zijn moeder volkomen de baas. Door de komst van haar nieuwe vriend werd hij getuige van huiselijk geweld, waarna uithuisplaatsing volgde. Toen hij op zijn achttiende de eigenlijk geacht werd zelfstandig te gaan wonen, boezemde dat hem zo veel angst in, dat hij liever in de instelling bleef tot hij de stap naar de buitenwereld aandurfde.

Die heftige jeugd heeft hem beschadigd én gevormd tot een empathische, assertieve en kritische kunstenaar voor wie de hedendaagse toverwoorden verbinding, gelijkwaardigheid, diversiteit & inclusie geen afvinkbare hokjes zijn. Het zijn diep gewortelde drijfveren.

Dalton Jansen
Foto Andreas Terlaak

Urban Contemporary

„Bij Dalton komt alles uit zijn buik”, zegt zijn mentor Gerleen Balstra. Zij is, in de woorden van Jansen, de vrouw die hem heeft leren choreograferen. Ze ontmoetten elkaar op de hbo-opleiding Urban Contemporary aan de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten. Jansen had op zijn vijftiende de dans ontdekt, als uitlaatklep en manier om zijn emoties en ervaringen te delen. Vanuit de hiphop ontwikkelde hij zich tot een hedendaags -eclecticus. Op de opleiding zoog hij als een spons alle nieuwe kennis (termen, concepten, theatrale wetten) op, om die direct toe te passen in zijn eerste choreografieën.

Daarmee kwam hij in het vizier van Hildegard Draijer, destijds artistiek leidster van DOX, het Utrechtse huis voor talentvolle jongeren uit verschillende (sub)culturen. Zij was onder de indruk van Jansens sterke, innerlijke drive die zich vertaalde naar een met hiphopelementen, martial arts en tekst verrijkte vorm van hedendaagse dans. Soepel en esthetisch, tegelijk rauw en altijd emotioneel geladen, met dansers die niet uit ‘de trukendoos van de dans’ putten, maar uit waarachtig gevoel. Zelf klopte Jansen aan bij Theater Rotterdam, waar hij stage wilde lopen bij programmeur Dave Schwab. Ook hij herkende een „sterke binnenwereld die eruit moest”.

Zo geschiedde. Bij DOX, Theater Rotterdam en Conny Janssen Danst ontwikkelde Jansen zich verder, wat onder andere resulteerde in Birds en een verontrustende choreografie over huiselijk geweld (Run Quiet, 2022). Bij Theater Rotterdam kreeg hij na het aantreden van de nieuwe artistiek directeur Alida Dors ruimte om te experimenteren en zijn eigen Blackbirds Festival op te richten, met performances, battles, lekker eten en debatten, waarbij Jansen ook vertegenwoordigers van andere dansgemeenschappen en -gezelschappen weet te betrekken.

Rastafaricultuur

In zijn nieuwe voorstelling JAH! duikt hij in de Rastafaricultuur, de cultuur van zijn vader, die hem de Rastafariwaarden harmonie, liefde, vrede en community meegaf. De dansers verbeelden het verhaal dat een vader aan zijn zoon vertelt over de worsteling die hij als zwarte man in ‘Babylon’ (Europa) doormaakte. De zoon, min of meer gemodelleerd naar Jansen, heeft een ander perspectief. JAH! kijkt dan ook verder dan het clichébeeld van dreads, cannabis en reggae, al ontbreken die elementen niet.

Behalve dat alles, organiseert de Rotterdammer met zijn Stichting Blackbirds lessen, workshops en programma’s voor jongeren die in ingewikkelde omstandigheden opgroeien. Ook wil hij een gezelschap oprichten voor dansers met een hiphopachtergrond én een formele dansopleiding, zoals hijzelf en zijn boezemvriend Gihan Koster. Koster ontmoette Jansen op de dansacademie. „Die was best wit, dus als twee jongens met een andere culturele achtergrond trek je vanzelf naar elkaar toe. Ik vond zijn mindset van ‘als je iets wilt, moet je het doen’ toen al heel inspirerend”, zegt Koster.

In zijn nieuwe voorstelling JAH! duikt hij in de Rastafaricultuur, de cultuur van zijn vader

Wat Jansen vooral wil, is „delen, connecten en exchangen” – drie sleutelwoorden uit zijn toespraak bij de aanvaarding van de Charlotte Köhlerprijs. Geen loze woorden: ook dit prijzengeld (20.000 euro) houdt hij niet voor zichzelf; hij denkt na over een goede manier om anderen te laten meeprofiteren.

Het is moeilijk voorstelbaar, maar naast zijn drukke dansagenda draait Jansen drie dagen per week als jeugdzorgmedewerker nachtdiensten bij een instelling in Rotterdam. Omdat hij, zoals hij zelf zegt, iets wil teruggeven aan de jeugdzorg, de dans een te onzekere financiële basis vindt én omdat hij graag contact houdt met de wereld buiten de dansbubbel.

Het feit dat hij zelf jaren in een instelling zat, geeft hem als jeugdzorgmedewerker een meerwaarde, ziet zijn collega Lili Mercera. De jongeren vertrouwen hem, stellen zich open. „Ze voelen dat hij ze niet ziet als cliënt met problematiek a of b, maar als méns.” Bij het creatieproces van Birds vroeg hij hun, en Mercera, om input en feedback: een brug slaan tussen kunst en zorg is één van zijn doelstellingen.

Delen en geven, mensen betrekken, hun gevoelens en ervaringen erkennen en invoelbaar maken, communities bouwen: het loopt als een rode draad door zijn activiteiten. Of, zoals iemand treffend opmerkt: „Dalton heeft geen community, Dalton is een community”