Dag, auto! Hoe theatermakers de vierwieler uitzwaaien

Verre reizen maakte Mopje Melchers er toch al nooit mee. Haar auto was er vooral voor veelvuldig gependel tussen twee steden. Want dochter Liesje verkaste op haar achttiende van haar ouderlijk huis in Utrecht naar een nieuwe stek in Amsterdam, en als ze op bezoek kwam, was het ’s ochtends halen, ’s avonds wegbrengen. Tijdens de ritten was er tijd om te praten, te bespreken en te bespiegelen. „We hadden het veel over de toestand in de wereld, en hoe je daar tegenover moest staan – dat soort dingen”, blikt Melchers nu terug. „Daar heb je allemaal ruimte voor in zo’n auto.”

Die tijden zijn voorbij. Op verzoek van haar moeder neemt Liesje al jaren de trein, terwijl Melchers’ Fiat 500 stilletjes haar onzekere lot afwacht. En toen Melchers op een donderdagochtend in maart een artikel las over theatergezelschap De Warme Winkel, dat mensen zocht die afstand wilden doen van hun auto, wist ze ineens wat dat lot moest zijn. De garantie van kernlid Ward Weemhoff dat er niets van de auto zou overblijven sprak haar zo aan, dat ze besloot het gezelschap onmiddellijk te mailen.

„Goedemorgen”, schreef Melchers. „Ik heb een Fiat 500, gekocht in 2012, waar ik veel plezier van heb gehad, vele leuke ritten in heb gemaakt. Maar hij moet wat mij betreft verdwijnen.”

Zodoende: op 27 juni wordt Melchers’ Fiat geofferd in het Amsterdamse Bostheater, als derde van de 35 auto’s die er deze zomer eindelijk aan moeten geloven in de voorstellingenreeks Het zomeroffer.

Tenminste: dat is het beoogde aantal. Van de 35 aanmeldingen zit De Warme Winkel nu op 22, vertelt Weemhoff zo’n twee weken voor de première, wanneer we elkaar spreken na afloop van een repetitie. De offerceremonie wordt sinds begin juni geoefend met sloopauto’s in het Amsterdamse Bos. Zo kunnen bosbezoekers hier zomaar een uitgewoonde Opel Corsa boven de bomen zien opdoemen, hoog in de lucht getild door een hijskraan. Die vervoert de offerauto’s naar het midden van het podium; een open plek in het dichte bos. Daar kan het zelf uitgevonden ritueel beginnen, waarbij De Warme Winkel wordt bijgestaan door muziekensemble Asko|Schönberg en interdisciplinair kunstcollectief Touki Delphine. Zij verzorgen originele muziek en een lichtinstallatie die bestaat uit vierhonderd autolampen.

„Het moet een spectaculaire zomervoorstelling worden,” zegt Weemhoff. Als geëngageerd gezelschap werkt De Warme Winkel geregeld met ambitieuze thema’s. „Een van de dingen waar we al jaren over spraken, was ‘offeren’. Met gezond verstand kun je inzien dat het niet houdbaar is als we met zo veel mensen op deze voet blijven consumeren. We moeten een nieuwe manier vinden; iets opofferen. Dat idee wilden we vormgeven. Maar hoe doe je dat zonder prekerig te worden?”

Door er een spektakel van te maken, was een deel van het antwoord. De makers lieten zich inspireren door een van de bekendste offerthema-stukken uit de kunstgeschiedenis: Le sacre du printemps, een balletvoorstelling waarin een jonge vrouw zich aan een zonnegod offert door zich dood te dansen. De ritmische muziek, boerse kostuums en woeste choreografie zorgden voor zo’n onconventioneel en opzwepend geheel dat bij de première in 1913 fans en haters in het publiek met elkaar op de vuist gingen.

„We pretenderen niet dezelfde soort impact te hebben”, benadrukt Weemhoff, maar poëtisch en groots mag het wel worden, met een „sterke stilering” (bouwkraan en tien performers incluis).

Die combineert het gezelschap met kenmerkende humor en lichtvoetigheid. Zo is er een inclusieve autokalender in de maak waarvoor fotograaf Lara Verheijden alle geofferde auto’s vastlegde, opgesierd door twaalf modellen („Schrik niet, ze zijn wel semi-naakt”). Zo wordt gebalanceerd tussen zwaar en licht. Weemhoff: Het zomeroffer moet vooral inspireren. Het is een ode aan verandering”.

Die verandering kan en mag pijnlijk zijn. „Mensen zien hun auto als onderdeel van hun leven. Sommige donateurs hebben hun auto al tien of twaalf jaar. Ze nemen ook afscheid van een levensfase: in de voorstelling voel je echt dat er een stuk identiteit op het hakblok ligt.”

Roestig symbool

Ook bij theatergezelschap Wunderbaum bleef de sentimentele waarde van de auto niet onopgemerkt. Op 20 juni gaat Wunderbaums voorstelling ALFA in première op het Holland Festival, genoemd naar (en gewijd aan) het automerk Alfa Romeo. Ondertussen is de Belgische maker Kris Verdonck bij de Weense Wiener Festwocheneen verbrandingsmotor aan het executeren (EXHAUST).

Er lag geen onderlinge afspraak om van juni een auto-themamaand te maken, benadrukt Wunderbaumer Marleen Scholten, maar het verbaast haar niet dat meerdere theatermakers zich met het voertuig bezighouden. „Uiteraard is de klimaatverandering en de manier waarop je daar als mensen mee omgaat – de transitie, de restricties die je jezelf oplegt – een groot thema. Over de hele wereld worden daar nu stukken over gemaakt.” En de auto is bij uitstek „het roestige symbool” dat de dilemma’s concreet maakt.

Het idee voor ALFA ontstond in Milaan, waar Scholten woont en een grote fabriek van Alfa Romeo stond. „Die is afgebroken; er kwam een metrostation voor in de plaats. De ambacht, de schoonheid en design van zo’n merk, wat toch allemaal belangrijk was voor de stad: het werd letterlijk met de grond gelijk gemaakt.” Die ontwikkeling leek te staan voor iets nóg groters, dachten de makers van Wunderbaum: dit ging over „mensen die moeten dealen met een nieuwe wereld, en afscheid nemen van de oude.”

Ze besloten met autoliefhebbers te praten en kwamen uit bij Alfisti: „Mensen die in hart en nieren fan zijn van Alfo Romeo zijn we gaan interviewen. We kwamen er gauw achter dat zij aan die auto hun identiteit ontlenen. Toen zijn we van micro naar macro gegaan: hoe is het gesteld met mensen die wereldwijd deze passie hebben? Alfa Romeo heeft driehonderd fanclubs. Hoe gaan zij om de kennis dat iets waar zij ongelofelijk veel van houden er na 2035 – wanneer de tijd van de verbrandingsmotor in Europa waarschijnlijk tot z’n eind komt – niet meer zal zijn?”

Het Zomeroffer, voorstelling doorloop in het Amsterdamse Bostheater, over de auto
Foto Olivier Middendorp

De makers interviewden Alfisti in meerdere landen: hier, maar ook in Italië en Oostenrijk. Ze vroegen ze over hun passie te vertellen, maar ook hoe ze tegenover de veranderingen stonden – veel bitterheid, verdriet, ongeloof. Hun antwoorden belandden letterlijk in de tekst van ALFA, dat zo ook een meertalige (boventitelde) voorstelling is geworden.

Motorsymfonie

Net als bij Het zomeroffer wordt er in ALFA flink uitgepakt. Zo componeerde Annelinde Bruijs een symfonie van de geluiden van diverse Alfa-modellen, en auto-gerelateerde aria’s die live worden gezongen door Jamie Petutschnig. „Om de oprechte emoties en de grootsheid van dat gevoel te versterken”, legt Scholten uit. „We willen de schoonheid ervan bezingen, maar ook de tristesse van het afscheid.”

En ook hier is er ruimte voor humor, zonder te verzanden in ironie. „Dat is ook de kracht van de personages. We zijn naar de Alfaclubdag in Zwijndrecht geweest, om naar motorgeluiden te luisteren en ze op te nemen. De mensen daar beseffen dat wij hun passie niet delen. En tegelijkertijd nemen ze het ook bloedserieus.”

Wunderbaum hoopt met de voorstelling die passie ook een beetje invoelbaar te maken. „Eén van de Alfisti zei tegen ons: ‘Die sleutel in je zak betekende voor ons, toen we achttien waren, vrijheid’. Hoe banaal het ook klinkt, ik begrijp dat.”

Zelfs Mopje Melchers, die van haar snelle mailtje geen seconde spijt heeft gehad, voorziet dat ze even zal moeten slikken als het offermoment straks daar is. Hoewel ze dochter Liesje al lang niet naar Amsterdam bracht, was de mógelijkheid er nog wel. „Maar daar kan een oplossing voor gevonden worden.” En twijfelen doet ze nog steeds niet. „Ik denk niet eens meer in kilometers, maar in CO2. Eén kilo CO2 per zes kilometer. Er staat zo’n 160.000 kilometer op de teller… reken maar uit.”

Na 27 juni hoeft dat nooit meer. „Ik vind dat zo heerlijk”, zegt Melchers: „Dit offer is mijn bevrijding.”