Cynthia McLeod werkt aan een museum over de eerste vrijgeborene en zwarte vrouwelijke miljonair van Suriname

Mildred Roethof en Cynthia McLeod bij de premiere van The President’s Daughter & the Richest Freeborn Lady op het NFF.

Mildred Roethof en Cynthia McLeod bij de premiere van The President’s Daughter & the Richest Freeborn Lady op het NFF.

Foto Mischa Schoemaker / ANP

Interview

Mildred Roethof & Cynthia McLeod Mildred Roethof maakte een documentaire over schrijfster Cynthia McLeod, die in Suriname werkt aan een museum gewijd aan de vrijgeboren Elisabeth Samson: „De kinderen in Suriname hebben ook een plek nodig om over hun geschiedenis te leren.”

Cynthia McLeod (Paramaribo, 1936) is een icoon en een vrouw met een missie. Als leesgraag kind in Suriname verbaasde ze zich er al over dat ze op school boeken te lezen kreeg over het leven van kinderen in Nederland en liedjes leerde zingen over sneeuwvlokken, maar niets over haar eigen geschiedenis en belevingswereld. Die verwonderde en later opstandige blik bezielde haar als student, leraar, schrijver en onverschrokken pleitbezorger voor meer aandacht voor de geschiedenis van de slavernij.

Haar boeken Hoe duur was de suiker? (1987) en De vrije negerin Elisabeth: gevangene van kleur (2000) inspireerden generaties lezers in Suriname én Nederland. Het verhaal van Elisabeth Samson (1715-1771), de eerste vrijgeborene en zwarte vrouwelijke miljonair van Suriname, staat ook centraal in de film die Mildred Roethof nu over haar maakte: The President’s Daughter & The Richest Freeborn Lady. McLeod is de dochter van Johan Ferrier, de eerste president van het onafhankelijke Suriname. Haar laatste wens is om van Samsons huis in Paramaribo een museum te maken.

Zoiets onnoemelijks, het stelselmatig ontmenselijken van zwarte mensen, dat kun je niet zomaar vergeten

Excuses

The President’s Daughter & The Richest Freeborn Lady komt op een goed moment. Na de excuses voor de slavernij van de Koning – „en het vergiffenis vragen”, roepen Roethof en McLeod in koor als ik ze kort na de première spreek op het Nederlands Film Festival – staat er voor de demissionaire en de volgende regering veel op de agenda.

McLeod: „Ik heb mijn hele leven geprobeerd om mensen, vooral in Nederland, kennis te geven van wat er tijdens de slavernij is gebeurd.” Ze beschrijft hoe het na de afschaffing van de slavernij wel leek alsof de koloniale mogendheden stilzwijgend hadden besloten om er vanaf dat moment verder het zwijgen toe te doen. Maar: „Zoiets onnoemelijks, het stelselmatig ontmenselijken van zwarte mensen, het leed dat een deel van de mensheid het andere deel heeft aangedaan, dat kun je niet zomaar vergeten. Er moet nu een proces van heling komen en dat gaat niet van de ene op de andere dag.”

Roethof volgt McLeod in de film van de Surinaamse binnenlanden naar het torentje van premier Rutte en het paleis van president Santokhi tijdens de opmaat naar de Nederlandse excuses. Ook maakt ze een boottochtje met Rogier van Boxtel, die destijds als Minister van Grote Steden- en Integratiebeleid in 2001 diepe spijt voor de slavernij betuigde op de VN-antiracismetop.

Roethof: „Het heeft twee decennia geduurd voordat dat werd omgezet in excuses, met in de tussentijd nog Balkenende en z’n VOC-mentaliteit en Rutte die in eerste instantie z’n kont tegen de krib gooide. Het is allemaal niet zonder slag of stoot gegaan. Toen ik aan de film begon wist ik niet dat het verhaal zoveel groter zou worden dan een portret van Cynthia en haar inzet voor het Elisabeth Samson-huis.”

Rijkdom

De grote vraag is hoe alles nu na die excuses verder moet, nu het kabinet is gevallen. Roethof schiet meteen in de interviewersrol en vraagt McLeod wat zij denkt dat er moet gebeuren. Beiden constateren dat het economisch niet goed gaat met Suriname.

Roethof: „In Nederland zijn we in vergelijking met Suriname enorm welvarend. Suriname is rijk aan grondstoffen, maar er is geen industrie. Tegelijkertijd stellen de goudwinning en de houtkap ons voor klimaatvragen. Nederland is er tot nu toe heel makkelijk mee weggekomen. Het zou zo mooi zijn als een verbinding wordt gemaakt waar beide landen profijt van kunnen hebben. Maar die gesprekken liggen nu stil.”

Cynthia McLeod antwoordt met voorzichtig optimisme dat die wel weer op gang zullen komen. Bovendien, zo stelt ze: „De banken en die andere organisaties die het Fonds voor het Slavernijverleden hebben opgericht, kunnen daar toch gewoon mee doorgaan? ABN AMRO moet nog over de brug komen. Zo kunnen er mogelijkheden worden gecreëerd voor de achtergebleven groepen in Suriname.”

En dan, filosofisch: „Actie geeft reactie en wij weten nooit hoeveel tijd daartussen zit. Dat heeft de kosmos voor het zeggen. Dat kan een minuut duren of honderd jaar.”

Slavernijmuseum

Wat er de komende tien jaar gaat gebeuren is cruciaal, denkt Roethof. „Er zijn nog zoveel verhalen te vertellen, we weten nog zoveel niet, ook in Suriname niet. De vraag is of filmmakers de ruimte en de kansen krijgen die verhalen te vertellen, zowel gefictionaliseerd als documentair.”

McLeod vertelt gepassioneerd hoe het Elisabeth Samson-huis een belangrijke plek zal worden om in Suriname zelf over het slavernijverleden te kunnen praten, leren, en dat proces van heling in te gaan. Volgend jaar moet de casco-restauratie zijn voltooid. Dan begint de volgende fase. Het moet worden ingericht, er moet een tentoonstelling komen, lespakketten.

Roethof, tegen McLeod, plagerig: „Wat heeft u nog nodig? Er is vast nog wel wat geld over van het Slavernijmuseum.”

Cynthia McLeod zegt ernstig: „Als het ministerie van OCW ons iets zou willen geven, dan is dat natuurlijk een mooi gebaar. De kinderen in Suriname hebben ook een plek nodig om over hun geschiedenis te leren.”

The President’s Daughter & The Richest Freeborn Lady is vanaf donderdag 5 oktober te zien in 28 filmtheaters in het land.