CPB adviseert om het verlaagde tarief voor de winstbelasting af te schaffen

De wegen van de politiek zijn soms ondoorgrondelijk. Afgelopen weken werd in Den Haag vele uren achter gesloten deuren onderhandeld om een voorgenomen bezuiniging op onderwijs met 750 miljoen euro te verzachten. En dat terwijl het dubbele bedrag, 1,5 miljard euro, jaarlijks in de vorm van een verlaagde winstbelasting cadeau wordt gedaan aan veelal vermogende ondernemers voor wie die lastenverlichting nooit bedoeld was. En dat zonder ook maar één minuut politiek debat.

Het gesprek erover kan alsnog gevoerd worden, nu het Centraal Planbureau (CPB) deze woensdag een evaluatie naar buiten bracht van het verlaagde tarief voor de winstbelasting. Die evaluatie leidt tot een voor het CPB ongewoon stevige conclusie: de regeling, ooit bedoeld om het midden- en kleinbedrijf (mkb) te steunen, schiet zijn doel voorbij en kan beter worden afgeschaft. De helft van het gegunde belastingvoordeel komt terecht bij bedrijven en ondernemers waar de regeling niet voor bedoeld is. Bovendien maakt een kwart tot bijna de helft van het mkb juist geen gebruik van het verlaagde tarief.

Beperkt doeltreffend

Hoe zat het ook alweer? Bedrijven betalen vennootschapsbelasting over hun winst. Over de eerste 200.000 euro winst bedraagt de heffing 19 procent, alles daarboven wordt belast tegen het reguliere tarief van 25,8 procent. Vanuit de overheid bezien is het verlaagde tarief een kostenpost: het verlaagt de reguliere belastinginkomsten. In totaal gaat het jaarlijks om zo’n 3 miljard euro, en daarmee is het een van de grotere fiscale subsidies. De evaluatie van het CPB is gemaakt in opdracht van het ministerie van Financiën.

Het Planbureau constateert dat het op alle vlakken misgaat met de verlaagde winstbelasting. Zo is er geen duidelijk probleem dat het aangepaste tarief oplost. Daardoor is de verlaging „beperkt doeltreffend” en „niet doelmatig”. Het politieke argument – ondersteuning van het midden- en kleinbedrijf – werkt niet. Een groot deel van de doelgroep wordt immers niet bereikt omdat er geen of nauwelijks winst wordt gemaakt. Die bedrijven hebben dus niets aan de regeling. Bovendien slaat een groot deel van het belastingvoordeel neer bij andersoortige ondernemingen, zoals bedrijven zonder zogenoemde reële economische activiteit (bijvoorbeeld pensioen- en beleggings-bv’s).

Daarnaast hebben vooral mensen met hogere inkomens en hoge vermogenden die in het bezit zijn van vennootschappen voordeel van het verlaagde tarief. Een kleine 30 procent (ongeveer 800 miljoen euro) van het belastingvoordeel slaat neer bij de 1 procent hoogste vermogens.

Fiscale constructies

De grens van 200.000 euro waaronder het verlaagde tarief geldt, zorgt ook voor fiscaal gestimuleerd ontwijkgedrag – het CPB spreekt van fiscale constructies. Ondernemingen die deze grens dreigen te passeren, doen hun best hun winst er net onder te houden, blijkt uit een statistische analyse van het Planbureau. Ook leidt het ertoe dat ondernemingen die meer dan 200.000 euro winst maken zichzelf splitsen in twee vennootschappen. Die vallen dan elk weer onder de twee ton, en mogen het lagere tarief blijven hanteren.

De afgelopen jaren is het aandeel bedrijven dat ‘onterecht’ gebruik maakt van het verlaagde tarief – geen mkb dus – enorm gegroeid. Sowieso maken ook grote bedrijven gebruik van het verlaagde tarief, namelijk over hun eerste 200.000 euro winst. Maar uit de analyse van het Planbureau blijkt dat vennootschappen die vooral voor beleggen gebruikt worden en vennootschappen van directeuren-grootaandeelhouders (dga) in toenemende mate het verlaagde tarief zijn gaan gebruiken. De groep dga’s, ondernemers met een belang van minimaal 5 procent in een bedrijf, is sinds 2007 meer dan verdubbeld, naar 140.000 vennootschappen. Zo trekken deze dga’s, waartoe ook partners van accountants- en advocatenkantoren behoren, ongeveer een derde van het belastingvoordeel naar zich toe.

Bedrijven anders steunen

Het CPB adviseert dan ook onomwonden het verlaagde tarief af te schaffen. De 3 miljard euro die daarmee gemoeid is, en die bij afschaffing als lastenverzwaring voor het bedrijfsleven gezien kan worden, kan beter anders worden ingezet, aldus het CPB. Met de opbrengst kan bijvoorbeeld het reguliere tarief voor de winstbelasting worden verlaagd van de huidige 25,8 procent naar 24 procent. Daar profiteren alle bedrijven van, en het zou passen in de internationale trend om het bedrijfsleven lager te belasten. In die zin zou het goed zijn voor het vestigingsklimaat, aldus het Planbureau.

Mocht het kabinet de oorspronkelijke bedoeling van het verlaagde tarief, steun aan het mkb, overeind willen houden, dan zijn er doeltreffender en doelmatiger opties, aldus het CPB. Zo kan gedacht worden aan gerichte steun voor innovaties in het mkb, bijvoorbeeld via het verruimen van stimuleringspotjes als de innovatiebox of de Wet bevordering speur- en ontwikkellingswerk. Ook kan het voor middelgrote en kleine bedrijven makkelijker worden gemaakt aan financiering te komen.

Het CPB-rapport is deze week naar de Tweede Kamer gestuurd. Het is nog niet bekend of en wanneer de Kamer hierover in debat wil met de bewindslieden op Financiën. Het ministerie laat weten de evaluatie te willen bestuderen alvorens met een inhoudelijke reactie te komen. Die wordt begin 2025 verwacht.