Corona krijgt een herdenking die niemand voor het hoofd mag stoten

Coronaherdenking Op 29 september staat Nederland stil bij de pandemie. Hoe herdenk je iets dat de samenleving zo verdeelde? Het Comité Stilstaan bij Corona moest op eieren lopen.

In Amsterdam kwam een tijdelijk monument voor mensen die overleden aan corona.
In Amsterdam kwam een tijdelijk monument voor mensen die overleden aan corona. Foto Sabine Joosten/ANP

De doosjes kwamen ze tegen bij het opruimen voor de zomervakantie. Een paar kinderen mochten helpen en verwonderd keken ze naar de verpakkingen. „Wat zijn dit ook al weer juf?”

„Coronatests”, zei Suzanne van Burik.

„Oh ja.”

Dat was het. Van Burik, directeur van basisschool Dubbeldam in Dordrecht, had verwacht dat de kinderen er nog wel vragen over hadden. ‘Juf, weet je nog…’ ‘Komt het virus ooit terug?’ Maar er kwam niets. Nul. Geen enkele reactie. Alsof de hele episode in de geschiedenis nooit heeft bestaan.

„Gooi maar weg”, zei ze. „Die zijn over datum.”

Het mensenbrein is flexibel. We maken iets naars mee en daarna ebt het gevoel dat je erbij had vaak weer weg. Overschreven door een volgende gebeurtenis. Gelukkig maar, zeggen traumadeskundigen. Teken van veerkracht. Een overlevingsmechanisme dat de mens langs de kliffen van het leven leidt.

En tegelijkertijd, voelt het niet ‘onaf’? Zomaar de coronatijd uitgerold en niemand die er ooit nog over begint? In Nederland zijn we er goed in om dingen achter ons te laten, schreef het Comité Stilstaan bij Corona onlangs in een advies aan de regering. „‘Zand erover, kop in het zand’, was vaak onze strategie.” Maar dat werkt niet altijd en niet voor iedereen. We moeten deze periode goed afsluiten, vindt het Comité. „Met respect voor al het leed dat er was en nog steeds is. Met aandacht voor dingen die fout gingen en begrip voor elkaar.”

Zo’n afsluiting gaat er komen. Geen herdenking, maar ‘stilstaan bij’. Een nationaal moment. Vrijdag 29 september, live uitgezonden door de NOS vanuit het provinciehuis in Den Bosch, de regio waar het virus voor het eerst in Nederland opdook, 27 februari 2020. Meer dan drie en een half jaar geleden.

Zit er eigenlijk nog wel iemand op een ‘stilstaan bij…’ te wachten? En hoe doe je dat, een episode afsluiten die tot zo veel verdeeldheid heeft geleid?

Niet wegmoffelen

Met horten en stoten kwam het advies tot stand. De eerste om dat toe te geven is de voorzitter van het Comité zelf. Arno Brok, de 55-jarige commissaris van de koning in de provincie Fryslân. Een ervaren bestuurder zonder uitgesproken coronastandpunten die samen met elf Nederlanders uit de meest uiteenlopende sectoren, van jongere tot predikant, sporter, de eerste gevaccineerde en een basisschooldirecteur – Suzanne van Burik – mocht nadenken over Stilstaan bij Corona.

In het voorjaar van 2021 werd hij voor de klus gevraagd door toenmalig zorgminister Tamara van Ark (VVD) en pas nu, twee opvolgers later, komt het ervan. Glimlachend: „Dat zegt al genoeg.” Telkens veranderende omstandigheden, zoals dat in coronatijd nu eenmaal ging, en een heel andere uitkomst dan het Comité aanvankelijk voor ogen had. „Dan was je weer een vergadering verder en lag het land er weer heel anders bij.”

Bij de installatie van het Comité lag het woord ‘corona’ nog op ieders lippen. Dagelijks het ‘dashboard’ met besmettingscijfers en iedereen had de mond vol over ‘de maatregelen’ en het laatste ‘OMT-advies’. Volgens een peiling in opdracht van de overheid vond toen zo’n driekwart van de bevolking het een goed idee om stil te staan bij het coronaleed. Een nationale herdenking had de voorkeur. Twee minuten stilte, de vlaggen halfstok, een toespraak van de koning; alles was bespreekbaar, zelfs een jaarlijks terugkerend moment.

Digitale huiswerkhulp. Foto Marike Kijk in de Vegte

Aan lokale initiatieven geen gebrek. Vele steden, dorpen en verzorgingstehuizen hebben hun eigen corona-doden herdacht. Waxinelichtjes in een Tilburgse kapel. Een ‘stiltezuil’ in Boxtel. Een bankje aan de IJssel. En ook nu nog zijn er gemeenten, zoals Waddinxveen, die – ook om het coronapotje op te maken – denken over een monument.

Maar van een nationaal ‘stilstaan bij’ is het nooit gekomen. Ja, een nationale Dag van Bezinning midden in de crisis, 6 oktober 2020 – die zullen weinigen zich nog herinneren. Het steekt wat schril af bij de inspanningen van andere landen om hun coronadoden te herdenken. Die kwamen in het voorjaar van 2021, toen de vaccinaties net wat op gang kwamen, met een 500 meter lange Covid Memorial Wall (Londen), een kerstdienst (Berlijn) en vierhonderd lichten bij het Lincoln Memorial (Washington DC).

In de loop van 2022, schreef minister Ernst Kuipers in een Kamerbrief, zou er „een geslaagd nationaal moment” komen. Het inmiddels samengestelde Comité dacht aan een heel weekend en basisschoolleerlingen was al gevraagd om hun beleving van de coronacrisis in tekening en verhaal in te sturen. Maar toen liepen de besmettingen weer op en vond het kabinet zo’n moment niet „passend” meer. Een half jaar stond het Comité daarna on hold en een aantal comitéleden dacht: nu komt het er nooit meer van. Arno Brok zag het nog wel gebeuren. „Alleen, je moet niet de verkeerde dingen doen op het verkeerde moment.”

Begin dit jaar kwam het Comité weer samen en op 5 april overhandigde Brok het advies aan staatssecretaris van Volksgezondheid Maarten van Ooijen (ChristenUnie). Geen herdenking en ook geen weekend. Het voorstel: een rondreizende expositie, te openen met een nationaal moment in het provinciehuis van Den Bosch. Liefst nog voor de zomer want „corona verdwijnt voor de meeste Nederlanders steeds meer naar de achtergrond”.

Dat is nu september geworden. Het draagvlak voor een ‘stilstaan bij’ is onder de bevolking inmiddels gedaald tot onder de 50 procent, volgens een laatste – alweer gedateerde – peiling. Maar we mogen deze episode in de geschiedenis niet zomaar wegmoffelen, vindt het Comité. Want al zie je het niet direct, corona heeft nog altijd impact op de samenleving.

Wat corona veranderde

Neem de cultuursector. De zalen zitten weer vol, mensenmassa’s opeengepakt op de dansvloer. Onder de medewerkers van TivoliVredenburg rolt het c-woord nog amper over de tong en áls het er nog ooit over gaat, zegt comitélid Jeroen Bartelse, directeur van het Utrechtse muziekpodium, dan meestal verwonderend: moet je eens kijken hoe we elke avond weer áán staan. „Het voelt alweer zo lang geleden.”

Tegelijkertijd zijn vele collega’s – vooral freelancers – hun baan kwijtgeraakt. Artiesten konden niet meer optreden en in de nasleep bleef ook het publiek nog lang weg. Het gevoel van een „ongelooflijk zware tijd” overheerst, zegt Bartelse. Al vindt hij dat we óók de positieve kanten niet moeten vergeten: nieuwe kunst, artiesten die anders nooit waren bovengedreven. Bovenal heeft corona doen inzien „hoe kwetsbaar onze sector is”. Plots moest de versnipperde cultuurwereld met gezamenlijke plannen komen om te overleven. Sindsdien ziet Bartelse meer solidariteit en overleg. Over eerlijke betalingen en de koers van het cultuurbeleid. En toen de sector een landelijke actie voor Oekraïne wilde optuigen „wist iedereen elkaar verrassend snel te vinden”.

Voedselbos in Otrabanda op Curaçao. Foto Benny Jansen

Hoe we nu bij corona stilstaan, beseffen de comitéleden, bepaalt wat er later in de geschiedenisboeken onder het kopje ‘2020’ zal staan. Vast iets over verwijdering en polarisatie, over de vele doden en long covid. Terecht. Maar hopelijk niet alleen het negatieve, benadrukt Samia Boukhizzou, aangeschoven bij het Comité als bestuurslid van Jongeren Organisatie Beroepsonderwijs. Ze zag onder studiegenoten veel narigheid, natuurlijk. Corona heeft vooral het mentaal welbevinden van jongeren tussen de 16 en 22 jaar negatief beïnvloed, volgens onderzoek. Maar Boukhizzou kent ook jongeren die juist hun kans grepen en veranderden van baan of opleiding, „een stap die ze anders niet hadden gezet”. Zelf richtte ze een trainingsbureau op. En Boukhizzou herinnert zich de knusse avonden met familie. „Meer tijd met elkaar heeft ons hechter gemaakt.”

En laten we ook eens stilstaan bij het ict-onderwijs dat een vlucht heeft genomen, zegt Suzanne van Burik. Stilstaan bij al die docenten, „van oudsher niet de meest digitaal vaardigen”, die hun hand niet meer omdraaien voor een Powerpoint. En al die religieuze gemeenschappen, zegt Evelijne Swinkels-Braaksma, gezeten in het Comité als predikant en theoloog, die een nieuw publiek hebben gevonden. Veel kerken raakten door het verbod op samenkomst leden kwijt, maar naar de diensten van de protestantse kerk in Ophemert en Gorinchem, waar Swinkels-Braaksma werkt, kijken online nu soms meer dan honderd mensen.

En wie had gedacht dat de samenleving zo veerkrachtig zou zijn? Dat thuiswerken zo makkelijk zou gaan? De ziekenhuizen, die opeens dubbel zoveel patiënten te verwerken kregen en dat aankonden? „Nog steeds wordt veel over die periode gepraat, zéker op de intensive care”, zegt David Jongen, gezeten bij het Comité als bestuurder van het Zuyderland-ziekenhuis in Limburg. De episode heeft volgens hem „zelfvertrouwen en bewustzijn” gekweekt. En verbondenheid – zeker de eerste maanden. „Applaus voor de zorgmedewerkers, dat gaan we nooit meer meemaken.”

Een nationaal moment, schreef het Comité in zijn advies, biedt de mogelijkheid om „weer bewust te zijn van de veerkracht, de saamhorigheid”. Ofwel: we mogen als samenleving best een beetje trots zijn op het verloop.

Een heleboel verliezers

Maar het trauma is er óók. Bestuurder David Jongen ziet het terug in de ‘historisch hoge’ cijfers van het ziekteverzuim in zijn ziekenhuis. De eerste coronagolven was er amper uitval, maar toen eind 2021 de kruitdampen optrokken werd de schade pas zichtbaar. Een deel van zijn medewerkers heeft long covid. Zomaar ineens de ziektewet ingerold vanuit een leven in volle vaart. Jongen organiseerde laatst een lunch voor medewerkers met de ziekte en besefte toen hoe belangrijk erkenning voor hen is. „Vergeet ons niet”, zeiden ze letterlijk. Een ander deel van zijn personeel kampt met psychische klachten. „Zorgmedewerkers zijn allemaal heel stoer, maar… het zijn ook mensen. Als je beseft wat ze hebben meegemaakt. Op sommige afdelingen overleden hele families in twee dagen tijd.”

En praten, dat doet niet iedereen.

Zand erover, zoals we dat in Nederland wel vaker doen. „We zijn niet zo goed in stilstaan bij verlies en rouw”, zegt theoloog Swinkels-Braaksma. In tegenstelling tot sommige andere landen kent Nederland amper rouwverlof. „We denken na drie maanden: het is wel over.” Ook omdat we een samenleving zijn geworden, denkt ze, waarin voor elk pijntje een oplossing voorhanden lijkt. „Op sociale media lijken we allemaal succesmensen. We willen niet worden weggezet als loser. De waarheid is: corona heeft een heleboel verlieservaringen opgeleverd. Een heleboel losers.”

Het tijdelijk monument voor mensen die overleden aan corona in Amsterdam. Foto Sabine Joosten/ANP

Pijn heelt door die ervaringen met elkaar te delen, denkt ze. Aan de hand van elkaars verhalen samen een anamnese afnemen, „zoals artsen doen met hun patiënt”. Laat je dat na als samenleving, dan blijft corona een open wond en komt de pijn voor sommigen als „uitgestelde rouw” op de meest onverwachte momenten terug. Het ‘badeendjes-effect’, noemt Swinkels-Braaksma dat. „Je kunt alles wel onderdrukken, maar vaak plopt het op enig moment weer op.”

Ze zag het in coronatijd gebeuren in haar eigen geloofsgemeenschappen. Vooral bij de oudere generatie, opgegroeid in de naoorlogse wederopbouwjaren. Getriggerd door de pandemie kwamen oude ‘eendjes’, hup, naar boven. „‘Als je er niet aan denkt, dan is het er niet’, is hen altijd verteld. Maar dat was in coronatijd niet vol te houden. Juist bij hen kwam allerlei onverwerkt verdriet naar boven. Verlies van een partner, een broer. Ontslag, scheiding. Oude pijn waarover ze nooit eerder hadden gesproken.”

Het coronaleed is voor velen nog een dagelijkse realiteit

Zonder een moment van reflectie, vreest Swinkels-Braaksma, overkomt een nieuwe generatie hetzelfde. De stille pijn van al die mensen die de uitvaart van hun dierbare vanaf een laptop moesten volgen. Al die mensen die met long covid kampen en door sommigen zijn weggezet als aansteller. Mensen die hun zangkoor kwijtraakten en nog altijd leven in sociaal isolement. Het coronaleed is voor velen nog een dagelijkse realiteit, weet Swinkels-Braaksma. Ze merkt het aan de gesprekken die ze erover voert. De hoevéélheid ervan, vooral. In haar geloofsgemeenschappen blijven mensen er maar op terugkomen. „Dat zegt genoeg.”

Op eieren

Een nationaal moment dus. Ook om iedereen die daar behoefte aan heeft, de mogelijkheid te geven hun verhaal te doen „en hierin gehoord te worden”, schreef het Comité in zijn advies.

Hoe zo’n moment eruit zal zien?

De invulling was best „complex”, zegt voorzitter Arno Brok. In de vergaderingen met zijn comitéleden viel op dat iedereen de coronatijd totaal anders heeft beleefd. „We begonnen met plakkertjes en het ging echt alle kanten op. Iedereen zat erin vanuit de eigen zuil, wat natuurlijk ook de bedoeling was. Pas langzaam gingen we trechteren.”

Het Comité haalde er een crisisadviseur bij, Ine Spee van ARQ IVP, die meedacht over betekenisgeving. „Erkenning”, zegt ze, is cruciaal voor mensen die een ramp hebben meegemaakt en een centraal element waar een ‘stilstaan bij’ om draait. „Erkenning van de gebeurtenis en van de gevolgen.” En daarnaast: ervan leren. Dat hoort ook bij de ramp. Dat kan pas „als je het verleden goed borgt”.

Het lastige aan zo’n coronacrisis: de meeste mensen hebben dit type ramp niet eerder meegemaakt. Corona was geen ‘flitsramp’ zoals een tsunami, de vuurwerkramp of vlucht MH17. De nasleep van zulke gebeurtenissen doorloopt een vast patroon: na de ‘impactfase’ volgt de ‘honeymoonfase’ (elkaar troosten, koning op bezoek, collectieve steun), daarna de ‘desillusiefase’ (onvrede, boosheid, wantrouwen) en dan volgt de ‘re-integratiefase’ (leven oppakken).

Corona was een ramp die door een deel van de bevolking niet eens als crisis werd beleefd, zelfs ontkend

Maar de coronacrisis, zegt Spee, was een sluimerende ramp, geen flitsramp, en eerder geleerde lessen gingen niet zomaar op. Corona was een ramp die door een deel van de bevolking niet eens als crisis werd beleefd, zelfs ontkend, en die vanwege de wisselende besmettingscijfers in golfbewegingen verliep. Een aanhoudende keten van ‘flitsen’ en een ‘honeymoon’ die steeds meer afzwakte. De steun raakte op. Dat heeft de verwerking geen goed gedaan, denkt Spee. Sterker, het heeft de polarisatie aangewakkerd.

En dus moest het Comité met zijn recente advies op eieren lopen. Bij een nationaal moment hoort een levensbeschouwelijk element. Een kerkdienst? Nee, te geladen. Iets interreligieus? En de ongelovigen dan?

Een moment met kaarsen, dat voelde oké. En laat de stilte maar spreken, zegt Brok. „Naarmate corona verder weg ligt, ben ik dat steeds mooier gaan vinden.” Kindertekeningen? Nee, voor het kinderbrein is corona nu écht te lang geleden. Maar van een rondreizende expositie met mensen die hun verhalen en foto’s insturen, was het Comité wél gecharmeerd. Te zien in vier provinciehuizen en op alle eilanden in de Cariben. En wellicht een „indrukwekkend koorwerk”, schreef het Comité in zijn advies. Confutatis van Karl Jenkins. Louter klanken, geen tekst. Zodat er „niemand voor het hoofd kan worden gestoten”.