Het was de tegenhanger van bebop. Cool jazz trok luisteraars zachtjes aan het oor met een melodie die je bijbleef. Nagenoeg ‘perfect cleane jazz’ – weinig zweet, eenvoudiger en minder showy gebracht. Maar ook: harmonische verfijning, complexe akkoorden en subtiele harmonieën. Zachter en beheerster dan de veel ingewikkeldere uitsloof-bebop met zijn razendsnelle nootjes.
Waar komt het vandaan?
We hebben het over eind jaren veertig, New York. De dan heersende stroming is bebop, een Afro-Amerikaanse jazzstijl die bol stond van nootjes, techniek en muzikale acrobatiek. Sleutelfiguren als Dizzy Gillespie en Charlie Parker hadden de drang veel te willen zeggen in messcherpe solo’s.
Maar de bebopjazz splitste zich op, er ontstond een nieuw ‘cool’ jazzklimaat onder veelal witte muzikanten. Een meer getemperde jazzstijl, die dichter bij de discipline van de Europese kamermuziek leek te staan dan de zwarte Amerikaanse jazz- en bluestraditie. Een van de eerste ‘gangmakers’: de blinde jazzpianist Lennie Tristano met intellectuele jazz, zonder al te veel emotionele expressiviteit.
Een witte jazzbeweging dus. En toch is het cool jazz-etiket vooral gaan kleven aan de experimentele verdiensten van trompettist Miles Davis. Zijn Birth of the Cool had zwarte roots maar opende deuren door de versmelting van stijlen. De drie sessies met zijn nonet (een ensemble van negen muzikanten) gemaakt tussen 1949 en 1950 met onder anderen Gerry Mulligan (baritonsaxofoon), John Lewis (piano) en Lee Konitz (altsaxofoon) – belangrijke figuren in die opkomende cool jazz-beweging – waren baanbrekend én toegankelijk.
Wat Davis toen met arrangeur Gil Evans opzette, werd geprezen. Maar die cool jazz – het bleef jazz líght. ‘Aangelengde jazz’, schamperden jazzmuzikanten als trompettist Dizzy Gillespie. Synthetisch spul. Stond de bebopjazz voor vuur, passie en vooral innovatie, het ingetogen en relaxte cool jazz miste alle opwinding en emotionele diepgang die bebop juist uitstraalde.
Hoe klinkt het?
In cool jazz waren arrangementen en compositiestructuren complexer en gelaagder dan de improvisatiegerichte bebop. Het geluid kwam meer gepolijst en verfijnd over. Qua instrumentatie werden niet-traditionele jazzinstrumenten betrokken, zoals hoorns en tuba’s die bijdroegen aan de zachte textuur van de muziek.
En de ontwikkeling?
De cool jazz die aan de westkust van Amerika gespeeld ging worden ging – jawel – westcoastjazz heten. In Californië werd dit subgenre van cool jazz vooral geassocieerd met artiesten als de immens populaire, en later roemruchte trompettist en zanger Chet Baker. Hij was begin jaren vijftig een van de sterren van het Gerry Mulligan Quartet en maakte daarna faam met zijn eigen kwartet. Ook Stan Getz en pianist Dave Brubeck zijn grote namen.
Wat moet ik luisteren?
Birth of the Cool (1957) van Miles Davis natuurlijk, een jazzklassieker. Van hem kun je ook een nummer als ‘So What’ erbij pakken, van Kind of Blue (1959). Hoewel zijn bekendste album ook al hardbop-elementen bevat, wordt het nog vaak geassocieerd met cool jazz vanwege de laidback, modale benadering van improvisatie.
Dan ‘Almost Blue’ – een prachtig voorbeeld van de zachte en melancholieke stijl van trompettist en zanger Chet Baker. Zangalbum Chet Baker Sings (1956) is een klassieker. Beluister ook de gracieuze baritonsaxofonist Gerry Mulligan, die grote invloed had op de ontwikkeling van de stijl: Gerry Mulligan Quartet, Vol.1 (1952). En vergeet pianist Dave Brubeck niet, beroemd om zijn ongewone maatsoorten. ‘Take Five’ werd een gigantische hit, al deden jazzcritici minzaam over zijn ‘cocktailpartymuziek’. Album: Time Out (1959).
Het is nauwelijks voorstelbaar dat Antonio Vivaldi zo’n honderd jaar geleden nog een obscure componist was, alleen bekend bij musicologen en historici. In zijn Vivaldi-biografie Voice of the Baroque herinnert kenner H.C. Robbins Landon zich zijn kennismaking met de Vier Jaargetijden. Nietsvermoedend rommelde hij op een dag in 1950 door de bakken van een platenzaak in New York, toen een verkoper de – net verschenen – eerste opname van deze vioolconcerten opzette. „Alle klanten, ook ik, stopten met wat ze aan het doen waren, betoverd door de verleidelijke muziek die twee eeuwen vergeten op bibliotheekplanken had gelegen.”
Hoe deze manuscripten daar waren beland, is een detectiveverhaal op zich. Decennia lang gold Vivaldi in het publieke oog uitsluitend als componist van virtuoze soloconcerten. Pas in de jaren negentig doken musici op het werk dat hij voor stem had geschreven. Dat bestond uit tientallen opera’s én veel kerkmuziek, want voordat hij zich richtte op theater, was Vivaldi een gesjeesde priesterstudent.
Zijn Stabat Mater en Nisi Dominus – waarvan ‘Cum dederit’ te horen was in de James Bond-film Spectre – hebben nu een plek in het pantheon van de klassieke meesterwerken. Vele zangers waagden zich de laatste decennia aan een opname. De Italiaanse countertenor Carlo Vistoli voegt er weer een aan toe. En wat voor één. Als er zo gezongen zou worden in de kerk, zouden ze wekelijks weer vol zitten. Niet door hun sacrale karakter, maar juist omdat ze in en in menselijk zijn.
Net als muziek is religie nu eenmaal emotie: de hunkering naar een antwoord op het waarom van ons bestaan, het verlangen meer te zijn dan die korte lichtflits in een eeuwige zee van duisternis. Vivaldi begreep de gevoelskant van godsdienst én de menselijke natuur. Dat maakt zijn kerkmuziek – mits goed vertolkt – zo aangrijpend. En dat is precies wat countertenor Vistoli en de weergaloze musici van de Akademie für Alte Musik Berlin doen: ze geven de stukken vleugels, waardoor je als luisteraar bij tijd en wijle tussen hemel en aarde zweeft.
Na de bezonken overpeinzing van het Nisi Dominus en het diepe verdriet van moeder Maria in het Stabat Mater, afgewisseld met drie virtuoze concerten, besluit het album met het onbekende motet In furore iustissimae irae: een dramatische verklanking van de Dag des Oordeels. Tegenover de storm van Gods toorn plaatst Vivaldi het verstilde berouw van de zondaar, om te eindigen met een bevrijdend Halleluja. En na een weldadige zucht keer je dan terug voor een hernieuwde beleving van deze betekenisvolle eredienst, waar je geen woord Latijn van hoeft te begrijpen om hem tot in elke vezel te voelen.
Joost Galema
Di-Rect-zanger Marcel Veenendaal is kwetsbaar in jazz
Je kon erop wachten, kun je achteraf zeggen. Maar dat Di-Rect-rockzanger Marcel Veenendaal een intieme jazzplaat zou maken, komt toch best als een verrassing. Waren er aanknopingspunten dat de zanger het eens over een andere boeg wilde gooien? Genoeg eigenlijk. Zijn vertolking van Dido’s Lament met harpist Remy van Kesteren bij de ingetogen Theater na de Dam-uitzending in 2020 maakte stil.
De pandemie veegde alle agenda’s leeg en Jan Duikeren, naast jazz zeer actief als blazer in de bands van Di-Rect, Candy Dulfer en het Jazz Orchestra of the Concertgebouw, dook op iets wat hij al heel lang voor ogen had, zijn oude jazzvriend John Engels kreeg voor zijn vijfentachtigste verjaardag een echte balladsplaat ‘cadeau’, inclusief de strijkers van het Metropole Orkest. Di-Rect-maatje zanger Veenendaal, wipte langs voor een bijdrage, een spontaan idee van Van Duikeren.
Het was Veenendaals fraaie wendbare stem die rockband Di-Rect na het vertrek van zijn vorige zanger naar een ander niveau stuurde. Als flamboyante hippie tussen de Haagse no-nonsense rockers werd de Di-Rect-sound rijker. Maar Veenendaal kan meer, hoorde trompettist Van Duikeren. Klinken als Chet Baker bijvoorbeeld. Of beter gezegd: durven kwetsbaar te klinken.
‘Almost Blue’ zong hij twee jaar later in het concert van jazztrompettist Van Duikeren (JVD4 & Metropole Orkest Strings) dat de vermaard jazzveteraan John Engels op drums in het zonnetje zette. Prachtig ijlhoog en gedragen. Dat de rockzanger de challenge van jazzzang maar al te graag aannam, leverde niets minder op dan bekoring. En dan zijn versie van ‘Here’s To Life’. Het werd de levenslustige, lossere droomtoegift die de ode aan de oude drumvogel, nu 89 jaar, compleet maakte.
Met Van Duikeren, drummer John Engels, pianist Karel Boehlee en contrabassist Aram Kersbergen leidde het tot het maken van een volwaardig jazzalbum: A Love Unveiled. Daarop staan natuurlijk díé stukken. En verder is de ballad ‘Come Wander with Me’ een tedere en galante opener. Zijdezacht zet Veenendaal de eerste streken op het doek. De sfeer: intiem. Vol verwachting, de band dráágt. Hij kende het al uit de serie The Twilight Zone, gezongen door actrice Bonnie Beecher, en zong het als een slaapliedje voor zijn kinderen.
Er volgen meerdere ballads. Bekend, minder bekend. De van Billie Holiday bekende torchsong ‘Say It Isn’t So’ wordt geloofwaardig gebracht. Nog een versie van de overbekende tearjerker ‘Lilac Wine’ had niet gehoeven. Maar daar staat de jazzcompositie ‘Sophie’s Soup’ met een glansrol voor drums tegenover. Een parel is het samen geschreven ‘Mi Amor’ met in sfeer en gevoel rake noten. Het is uitzien naar de tournee die start in het nieuwe jaar.
Amanda Kuyper
Kassiek William Christie, Justin Taylor, Thomas Dunford e.a. Bill and Friends
Begin jaren zeventig kwam de Amerikaan William Christie naar Europa om te voorkomen dat hij kanonnenvoer werd in de Vietnam-oorlog. Frankrijk is hem eeuwige dank verschuldigd, want de klavecinist en dirigent haalde de ene na de andere Franse barokcomponist uit de vergetelheid. En dankzij hem wemelt het land van de goede barokmusici. Met zeven van hen maakte Christie een mooie staalkaart van zijn ontdekkingen. (JG)
Klassiek Antwerp Philharmonic Orchestra o.l.v. Alexandra Arrieche Roeland Jacobs – Another Seven Symphonies (a tribute to Beatles music)
Na hun ingenieuze symfonische ode aan The Beach Boys buigen samensteller Rob van Weelde en arrangeur Roeland Jacobs zich over The Beatles. De zeven stukken – van de Symphony of the Walrus tot Rigby’s Waltz – tellen 39 Beatles-nummers. Bij The Beach Boys viel de keus veelal op onbekender werk. Bij The Beatles werd bijna alles een hit, waardoor dit album een feest der herkenning is, en minstens zo vernuftig. (JG)
Pop Father John Misty Mahashmashana
Alsmaar aanzwellende strijkers, saxofoonsolo’s, nummers die richting de tien minuten gaan, eindeloos veel coupletten vol observaties en beeldspraak; het kan niet op. Alsof Father John Misty als kind in een ketel jarenzeventigplaten is gevallen. Zo mooi dat het precies geen kitsch wordt of voelt als ironisch spierballen rollen, wat op zijn vorige platen vaak wel gebeurde. (Ralph-Hermen Huiskamp)
Dance DjRUM Meaning’s Edge
De Britse Felix Manuel, alias DjRUM, draait zijn dj-sets op steroïde. Zijn eerste soloproject in vijf jaar, Meaning’s Edge, is daar geen uitzondering op: echoënde, snijdende, rollende, grove breakbeats, die iedere muzikale structuur aan flarden scheuren en langs de randen van betekenis scheren, op de grens van de absurditeit. Net niet erover, maar óp die grens klinkt muziek magistraal. (Jonasz Dekkers)
Pop 070 Shake Petrichor
Van hiphopbeats naar een jungle van gitaar en synthesizers: de Amerikaanse Danielle Balbuena, alias 070 Shake, was rapper maar heeft zich op haar derde album ontwikkeld tot zangeres. Temidden van massieve synths en dolende gitaarpartijen is haar nogal dunne stem een emotioneel baken. Soms overdadig, maar in de meeste gevallen bijzonder en groots. (Hester Carvalho)
Toen Luuk Ransijn ging hiken – „dat is Engels voor ‘martelgang’” – in de bergen, meldde zich plots een beer vanachter het struikgewas. Zo klonk het in elk geval. Zijn reisgezel sprak vervolgens „de zin uit waarmee mijn generatie zich onderscheidt van alle andere: google even wat we moeten doen.”
In een leuke debuutvoorstelling onderzoekt Ransijn (24), winnaar van het Amsterdams Kleinkunst Festival in 2023, de gevolgen van overvloedige blootstelling aan telefoons, schermen en oortjes met noise cancelling. Een van die gevolgen is scrollen in plaats van rennen voor je leven bij een aanstaande confrontatie met een beer. Hoewel je in dit geval nog kunt discussiëren over welke strategie meer overlevingskansen biedt, zijn de schadelijke consequenties op andere vlakken duidelijker, laat Ransijn treffend zien in Vacht.
Zo vertelt hij een grappig verhaal over hoe hij in de supermarkt eens ongewild de zelfscankassa moest verruilen voor de ‘normale’ kassa. Het had voor hem gevoeld alsof de caissière elke boodschap stuk voor stuk aan het beoordelen was. Gewenning aan technologie zorgt voor heftige ontwenningsverschijnselen wanneer deze plotseling niet beschikbaar is, zo blijkt. Een kassa verderop ziet Ransijn een klant zijn boodschappen met aanzienlijk meer zelfvertrouwen op de band leggen. „Hoe word je ooit zó vrijgevochten?”, aldus Ransijn in een leuke overdrijving.
Lees ook
Luuk Ransijn wint Amsterdams Kleinkunst Festival in sterke finale
Sterk betoog
Sterk is ook zijn betoog over het op veel middelbare scholen gebruikte digitale platform om cijfers, aanwezigheid en prestaties van leerlingen in bij te houden. Ransijn ziet het vooral als plek „waar ouders en school samenkomen om over je te nsb-en”. Ouders zouden het pad van hun kind niet helemaal mee moeten lopen, maar er beter aan doen om te helpen de weg te wijzen, luidt de moraal van Ransijns felle pleidooi.
Tussen anekdotes over worstelingen met de medemens en omgangsvormen door, zingt Ransijn een aantal mooie liedjes met vergelijkbare thematiek: zijn behoefte aan oprecht contact en het ontbreken daarvan op veel plaatsen. In tegenstelling tot in het dagelijks leven, heeft Ransijn op het podium ogenschijnlijk weinig moeite om contact te maken met het publiek. Zijn verhalen werken vaak goed omdat hij niet opzichtig een personage aan het spelen is – gelukkig maar, want veel cabaretiers zijn slechte acteurs.
Dat is een groot talent, schuilen achter een typetje is immers veel eenvoudiger. Het resulteert erin dat je Ransijn een aantal mindere vondsten sneller vergeeft (de running gag over het bedroevende concentratievermogen van zijn generatie bijvoorbeeld) en dat het eindnummer, ondanks dat de ingrediënten daarvoor ruimschoots aanwezig zijn, niet te sentimenteel wordt, maar juist ontroert.
Hoe zou het zijn om niet vanuit een zaal naar een opera te kijken, maar zelf midden in een opera te staan; niet als passieve toeschouwer, maar als protagonist? Het antwoord op die vraag wil componist en operamaker Michel van der Aa zijn publiek geven met zijn nieuwe ‘VR-opera’ From Dust.
Michel van der Aa (54) is de operacomponist voor wie de techniek zich niet snel genoeg kan ontwikkelen. Hij gebruikt in zijn opera’s vrijwel altijd nieuwe technische snufjes, met name op gebied van interactief beeld. Bijvoorbeeld door een zanger live met zichzelf te laten zingen in zijn doorbraakwerk in 2003, een interactieve liedcyclus in 2015 en grote 3D-beelden die via een miniatuurhuisje op het podium tot leven komen in 2016. Hoe je spraak, zang en acteren kunt laten samenvallen met (live) video, pushte hij recent nog verder in The Book of Water en Upload. Die laatste gaf NRC vijf ballen.
Lees ook
In Van der Aa’s film-opera ‘Upload’ bereiken raffinement en techniek nieuwe hoogten
De VR-bril is geen nieuw technisch snufje, en Van der Aa maakte er ook al eens eerder gebruik van in zijn Eight in 2019. Maar From Dust is groter in verhaal en in oppervlak (ongeveer zes bij zes meter bewandel je onbewust), en heeft nog een paar andere technische nieuwigheden. NRC kon het werk halverwege oktober alvast ‘uitproberen’ in een zogenaamde bètatest in een flinke hal op het Westergasterrein in Amsterdam, waar Van der Aa en zijn team de opera op proefpubliek testen en zoeken naar mogelijke laatste verbeteringen. Vanaf 3 december is de opera een kleine twee weken te ervaren in De Doelen in Rotterdam. Een kaartje koop je voor een tijdslot, want een VR-opera ervaar je niet samen, maar één voor één.
Voor jou gemaakte wereld
Allereerst wilde Van der Aa in zijn nieuwe VR-opera geen eenvormig, lineair verhaal. De wereld waar je invalt moet jóúw wereld zijn. Daarom mag je niet meteen bij binnenkomst de VR-bril opzetten. Eerst krijg je een onboarding, een vraaggesprekje: ‘Hoe comfortabel ben je met mensen om je heen?’ ‘Doe je ogen dicht en stel je een ruimte voor waar je je niet fijn voelt; wat zie je?’ ‘En hoe ziet de plek eruit die je juist wel fijn vindt?’ De medewerker die de vragen stelt, typt je antwoorden mee in een computer. Daar zit de echte vernieuwing: AI verwerkt de antwoorden vervolgens tot beelden en stuurt die naar de VR-bril die op een tafeltje klaarligt. Als het AI-model het goed gedaan heeft (in de bètatest van NRC moet de onboarding tweemaal opnieuw, omdat het AI-model de antwoorden verkeerd begreep), kom je in From Dust langs je eigen werelden, is Van der Aa’s bedoeling. Ook de route in de virtuele wereld zal voor iedereen anders uitpakken: het verhaal is niet lineair, maar vertakt zich in keuzes die het vervolg van het vierentwintig minuten durende VR-verhaal beïnvloeden, zowel in beeld als muziek.
Een ander verschil met zijn eerdere VR-brilwerk heeft te maken met de zangers die je op je reis door de virtuele wereld tegenkomt. Want, vertelt Van der Aa na afloop van de test: „Het allerbelangrijkste van deze opera is dat je je door de zangers gezien voelt. Je moet voelen dat er mensen met jou in de ruimte staan.” Hij vroeg de zangeressen van vocaal ensemble Sjaella om zijn nieuwe muziek in te zingen, maar niet zomaar voor een microfoon; camera’s en sensoren legden hun gezicht en gescripte bewegingen vast. In From Dust zijn de zingende hoofden op een digitaal lichaam geplakt; langdurig millimeterwerk om dat realistisch te krijgen, vertelt Van der Aa.
‘Nog niet alles mogelijk’
Inderdaad zijn de zangeressen in de bètatest al goed herkenbaar. Ze leiden je op je pad en staan meermaals in een cirkel om je heen. Terwijl je rondkijkt en -loopt, verschuift het geluid in je koptelefoon realistisch mee. De onboarding-vraag ‘Hoe comfortabel ben je met mensen om je heen’ blijkt te bepalen hoe dichtbij ze staan. Als je aangeeft je maximaal comfortabel te voelen, naderen ze je op nog geen armlengte afstand. Van der Aa: „In eerdere tests bleek al dat de ervaring voor sommigen zo realistisch was, dat een zangeres die je voor je neus recht aankijkt, té intens is.” Daarom programmeerde Van der Aa en zijn team de zangeressen zo dat ze op die momenten precies langs je heen kijken.
Lees ook
Dizzy van de prikkels door VR-opera ‘Eight’
De vierentwintig minuten vliegen in de test voorbij en het is lastig de ervaring te omschrijven zonder al te veel weg te geven. Daarbij is één run eigenlijk te overweldigend om From Dust in één keer te bevatten: beelden, muziek, Engelstalige zang, je weg vinden door de virtuele wereld, alles vraagt je aandacht. Maar het beginbeeld alleen al is bijzonder: als je de bril opzet, zie je een bol pixels in je hand liggen (je kunt door de bril je handen zien). Die bol spat uiteen en vormen de zangeressen die je bijna de hele ervaring blijven toezingen: soms eentje bijna fluisterend dichtbij, soms met z’n zessen tegelijkertijd symfonisch opzwepend, maar op een bepaalde manier toch steeds vluchtig en geheimzinnig. Op je weg kom je langs de beelden die je in de onboarding opgaf: in deze test een concertzaal en een duinlandschap met zeevogels.
Twee jaar is Van der Aa er met een team aan bezig geweest. En nog ziet hij op de bètatest allerlei dingen die hij wil verbeteren: belichting, stereo-effecten, zelfs het wapperen van het haar van de zangeressen wil hij nog realistischer. „Nog lang niet alles is mogelijk, met name grafisch. We werken met de best beschikbare computers, maar vooral door al die vertakkingen is de wereld zo groot dat de computers nog niet alles realistisch aankunnen. Dat heeft ook te maken met timing. Een lineair verhaal is makkelijk met beeld en geluid te timen, maar deze wereld geeft allerlei keuzes. Op elk scenario moet de computer een antwoord hebben.”
Is zo’n VR-opera nou een gebbetje, of denkt Van der Aa dat hier serieuze toekomst in zit? Dat laatste. „Je kunt verhalen vertellen die je tot nu toe niet kon vertellen. Publiek als protagonist, in een persoonlijk decor, dat is nieuw. Maar ik zou niet alleen nog maar VR-werken willen maken. VR vervangt niet het prachtige ritueel van samen in een zaal zitten en naar een nieuwe opera te luisteren.”
From Dust gaat 3 december in première op de Immersive Tech Week in De Doelen in Rotterdam. Info: dedoelen.nl