Concepten uit die andere werkelijkheid

Zomerschrijfwedstrijd winnaar 1 Het water was veel sneller gekomen dan de experts hadden voorspeld. En zij hadden zich nederig moeten vestigen in een krimpregio, schrijft Tyche Tjebbes in het eerste winnende verhaal van de Zomerschrijfwedstrijd.

„Ik wil liever niet dat je eraan komt”, zei hij tegen zijn vrouw terwijl hij de voordeur achter zich dichttrok. Hij nam niet eens meer de moeite tegen haar de schreeuwen. Buiten onderzocht hij zijn pincet, zoekend naar sporen van slijtage. Waarom kon ze er nou nooit afblijven? Het was verdomme 2089. Al vijftien jaar ruzie, over een pincet.

Ja, vijftien jaar was het inmiddels geleden. De aarde was leeggezogen, op. En na decennia van rampen had de overheid besloten radicaal in te grijpen. De mens zou zich voorlopig gedeisd moeten houden, met een zo klein mogelijke voetafdruk. ‘De lijst’ werd geïntroduceerd. Bezitten doe je samen! Niemand mocht meer zomaar iets kopen, alleen als het op je persoonlijke lijst stond, van bovenaf bepaald en via een chip in de onderarm geïmplanteerd.

Hij wreef even over het kleine litteken op zijn onderarm. Zijn lijst bestond uit: pan, wol, toiletreiniger, sardines in blik, pizza en een pincet. En het had alles veranderd. Als mensen hem zagen dachten ze niet langer: man, rossig, sportief, maar: pizza, sardineblik, pincet. Het was het begin geweest van een nieuw leven. Een leven van uitlenen, ruilen en onderhandelen. En dan had hij nog geluk. Want iedereen wilde af en toe een slice pizza. En een pincet, dat had hij zich nooit gerealiseerd, was voor vrouwen kennelijk onmisbaar.

Hij ging een stukje lopen. Het was vandaag een van de weinige dagen dat het niet te heet was om buiten te zijn. Hij liep langs droge akkers en dacht aan de rampen die tot De lijst hadden geleid.

De watertekortramp van 2033. Nog altijd als hij daaraan terugdacht slikte hij speeksel weg, een droog slikken, alsof de dorst zich weer in zijn mond vastzette.

En tien jaar later, het verlies van Amsterdam. Het water was veel sneller gekomen dan de experts hadden voorspeld. Eerst zakten de kades weg, toen de huizen. Er was geen redden aan. Amsterdam werd teruggegeven aan het water en zij hadden zich nederig moeten vestigen in wat ze ooit laatdunkend een krimpregio hadden genoemd. Sindsdien leefden ze hier in het dorp tussen droge akkers waar ze hadden geprobeerd een nieuw leven op te bouwen. Een leven waarin elk beleefd gesprekje eindigde met de vraag: wat heb je op je lijst?

Zijn vrouw – kattenvoer, paraplu, nagellakremover, koriander – had het zwaar. Niemand at hier koriander. Niemand lakte zijn nagels. Niemand had nog een kat. Alleen de stokoude overbuurman. Ze kreeg er een dun bosje wortelen voor terug.

Zijn vrouw had een treurige lijst en werd een treurige vrouw. En, als hij eerlijk was, een last. Nog los van het feit dat ze zijn pincet stal om ermee te kunnen ruilen. Het was vooral haar houding waar hij niet tegen kon. Haar schouders voorover gebogen. Het lopen, met kleine schaamtevolle stapjes.

Alleen ’s nachts, als ze lag te slapen. Het maanlicht in vlokken over haar gezicht dacht hij aan de vrouw die ze ooit was. Een sterke, trotse vrouw. Hij zag zich met haar, wandelend langs de grachten, op reis, in een restaurant. Concepten uit die andere werkelijkheid die voor wie nu geboren werd alleen nog een verhaal was. Maar het was hun leven geweest.

Hij keek naar zijn pincet. Even stelde hij zich voor dat hij zijn arm richting de akker zou zwaaien en los zou laten. Dat het kleine ijzeren voorwerp, nog even blinkend in het zonlicht, zou verdwijnen in de droge aarde.

Maar nee, het zou niets meer veranderen. Hij was al lang zijn lijst geworden. En zij de hare.