Commissie bepleit ingrijpende hervorming van het omroepbestel

Publieke omroep Het besluit of een omroep mag toetreden tot het publieke bestel moet niet langer bij de politiek liggen. Dat is een van de aanbevelingen van een adviescommissie aan het kabinet.

Een camera van omroep Ongehoord Nederland tijdens het wekelijkse vragenuur in de Tweede Kamer.
Een camera van omroep Ongehoord Nederland tijdens het wekelijkse vragenuur in de Tweede Kamer. ANP/Remko de Waal

De Publieke Omroep moet flink op de schop. Die aanbeveling doet een adviescommissie onder leiding van oud-staatssecretaris Pieter van Geel (CDA), die vorig jaar is ingesteld door het kabinet.

Het aantal omroepen moet worden beperkt tot zes. Er moeten duidelijke criteria komen waaraan nieuwe én bestaande omroepen moeten voldoen. De beslissing over de toetreding van nieuwe omroepen tot het publieke bestel moet niet langer bij de staatssecretaris liggen, maar bij een nieuw op te richten Autoriteit Publieke Media. En de huidige toezichthouder, het Commissariaat voor de Media, moet worden opgesplitst en opgeheven.

Dit zijn de belangrijkste aanbevelingen van het zogeheten Adviescollege Publieke Omroep onder leiding van Van Geel. Het (inmiddels demissionaire) kabinet stelde het college in om een voorstel te doen voor de toelatings- en verantwoordingscriteria voor de publieke omroepen. Want in Hilversum en Den Haag was sprake van groeiend ongemak over het gebrek aan heldere voorwaarden waaraan omroepen moeten voldoen, zoals in 2022 nog bleek bij de omstreden toetreding van Ongehoord Nederland tot het publieke bestel.

Het college presenteerde deze maandag zijn rapport ‘Eenheid in veelzijdigheid’. Het gaat verder dan alleen het opstellen van criteria, en pleit voor een herziening van het hele bestel met het oog op de toekomstbestendigheid. Decennia van „inconsistent beleid” hebben volgens het college geleid tot een „steeds centralistischer en gesloten functionerend bestel”, waarin de rol van de omroepen onduidelijk is. De NPO kreeg allengs een grotere rol bij de programmering, om te kunnen concurreren met de commerciële zenders. Daardoor hadden omroepen minder ruimte „om hun eigenheid te laten zien”. Ook kwamen er steeds meer omroepen bij, wat de bestuurbaarheid van het bestel niet ten goede kwam.

In reactie op deze ontwikkelingen hebben diverse overheidsadviseurs afgelopen jaren gepleit voor een centralistisch bestel, waarbij de Belgische VRT of de Britse BBC vaak als voorbeeld diende. In die visie zijn de omroepen nog slechts toeleverende productiehuizen. „Wij hebben daar niet voor gekozen”, zegt collegevoorzitter Van Geel, geflankeerd door ambtelijk secretaris Marjolein Meijer, die hem af en toe bijvalt en aanvult. „Er wordt te vaak gekozen voor een ogenschijnlijk simpele oplossing die rechtstreeks uit de managementboeken komt. Dat moet in dit systeem juist niet, omdat we kiezen voor de herwaardering van de externe pluriformiteit.”

Geen staatsomroep

Volgens het adviescollege is een extern pluriform bestel, met omroepen die kunnen toe- en uittreden, de beste manier om de publieke omroep maatschappelijk te verankeren en nieuwe ontwikkelingen een plek te geven in het systeem. „Dat gaat niet met een centralistisch bestel”, zegt Van Geel. „En zo’n bestel brengt in dit tijdsgewricht, waarin instituties niet altijd even populair zijn, tevens het risico met zich mee dat de publieke omroep in de ogen van sommige Nederlanders het karakter krijgt van een staatsomroep. Dat willen we niet. We willen maatschappelijke verankering. Maar dan kiezen we wel voor de ingewikkeldere optie, die qua aanpak en structuur een flinke uitdaging vormt.”

Lees ook: Nieuwe omroepen makkelijk toegelaten tot bestel, als gevolg van ‘idiote toets’

Het college pleit allereerst voor beperking van het aantal omroepen, omdat de huidige dertien alom worden gezien als te veel. Dit aantal staat een goede samenwerking in de weg. Daarom wil het college het aantal omroepen dat bestuurlijke verantwoordelijkheid draagt beperken tot zes. Deze ‘dragende omroepen’ moeten een serieuze omvang, grote maatschappelijke relevantie en een breed publiek hebben. Daarnaast zijn er ook kleinere ‘redactie-omroepen’, die geen bestuurlijke verantwoordelijkheid dragen maar wel media-aanbod maken. Elke redactie-omroep dient aansluiting te vinden bij een bestaande omroep, maar is inhoudelijk wel zelfstandig en heeft ook een eigen achterban.

Het college heeft criteria opgesteld waaraan alle omroepen moeten voldoen. Die moeten worden vastgelegd in de mediawet. Omroepen dienen niet alleen de publieke waarden uit te dragen die aan de basis liggen van het omroepbestel, zoals onafhankelijkheid, betrouwbaarheid, en objectiviteit. Ze moeten ook een inhoudelijke grondslag, een herkenbare maatschappijvisie, en een collectieve identiteit hebben, die een afspiegeling vormen van bepaalde groepen in de samenleving. Ze moeten die visie en identiteit vertalen naar een inhoudelijk coherent media-aanbod dat een duidelijke doelgroep aanspreekt. En anders dan nu, kunnen ze daar ook op af worden gerekend.

Bestaansrecht

„Dit geldt zowel voor nieuwe als bestaande omroepen, dat vinden we heel belangrijk”, zegt Van Geel. „Dus iedereen in dit stelsel zal zich toch nog eens achter de oren moeten krabben en zich af moeten vragen: wat is eigenlijk mijn bestaansrecht als omroep?” Meijer valt hem bij: „Genres en doelgroepen spelen een rol, maar dat is niet genoeg. Dus een omroep als Max kan niet zeggen: ik ben er alleen voor de bejaarden. Waarom is dat belangrijk, welke maatschappijvisie ligt daaraan ten grondslag?” Van Geel: „We willen nieuwe omroepen daarom de tijd geven om hun visie te vertalen in programma’s.”

Het college houdt vast aan ledental als maatstaf voor omroepen – ook al wordt dat door velen gezien als ouderwets. „We zien het ledental vooral als een vorm van kwantitatieve beoordeling, die in combinatie met kwalitatieve criteria helderheid schept over de maatschappelijke relevantie die 150.000 mensen (voor een dragende omroep) toekennen aan een omroep”, schrijft het college.

Om toe te treden tot het bestel als aspirantomroep zouden 25.000 leden genoeg moeten zijn (nu 50.000). In het derde jaar zouden dat er 50.000 moeten zijn, daarna 75.000 voor een redactie-omroep, en 150.000 voor een dragende omroep.

Het college wil de verantwoordelijkheid voor de toetreding, uittreding en beoordeling van omroepen leggen bij een nieuwe toezichthouder: de Autoriteit Publieke Media. Die moet een deel van de taken van het Commissariaat voor de Media overnemen. Het Commissariaat wordt opgeheven en de resterende taken (met name degenen die verband houden met commerciële media en marktregulering) worden overgeheveld naar bestaande instellingen, zoals de Autoriteit Consument en Markt. „Het betekent dat bij besluiten over individuele omroepen geen rol meer weggelegd is voor de staatssecretaris of de minister”, zegt Van Geel.

Het college adviseert verder om het primaat binnen het bestel weg te halen bij de NPO en terug te geven aan de omroepen. „Veel mensen in Hilversum zijn erg ongelukkig met de wijze waarop de programmering nu tot stand komt”, zegt Van Geel. „Omroepen pitchen heel veel programma’s, maar er zijn geen heldere kaders waarin die beoordeeld worden. Dat horen we van externe producenten, omroepen, en programmamakers. We noemen diverse maatregelen om daar wat aan te doen.” Zo wil het college de rol van de NPO verkleinen.

Lees ook: Mediaminister Slob: ‘Het huis van de publieke omroep is wel erg vol’

Dit sluit aan bij de kritiek op Frans Klein, die als directeur video van de NPO uitgroeide tot de machtigste man binnen het bestel. Klein, die door het college niet wordt genoemd, is afgelopen zomer met stille trom vertrokken naar Talpa. Het college wil een eind maken aan de praktijk dat de NPO buiten de omroepen om programma’s bestelt bij externe producenten, wat onder zijn leiding een grote vlucht had genomen.

. Onduidelijk is nog wat er met het rapport gaat gebeuren nu het kabinet demissionair is en er verkiezingen voor de deur staan. „De planning van het kabinet was om dit advies te vertalen in een wetsontwerp, en dat de erkenning voor nieuwe omroepen in 2027 zou zijn.”, zegt Van Geel „Dat is door de verkiezingen en de formatie van een nieuw kabinet niet realistisch. Daarom adviseren wij om dat een jaar op te schuiven.”