Column | Zelfs op het wc-papier prijkte de Canadese vlag

Ergens tussen Amsterdam en Rotterdam stond de trein stil in een sneeuwstorm. Een jonge amish-vader – zijn zwarte hoed nog op – troostte neuriënd zijn kind, twee studentes bespraken op fluistertoon een breipatroon. Op NS-grondgebied zou een joviale conducteur allang iets hebben verkondigd over „een klein technisch defect, nog even uw geduld alstublieft”. Er zou gezucht hebben geklonken, gemopper, maar hier in upstate New York bezaten de passagiers hun ziel in lijdzaamheid. Alsof ze dachten: dit kan er óók nog wel bij.

Ik was onderweg van Toronto naar Boston, van familiebezoek naar wetenschapsconferentie, en het nieuws zat me op de hielen. In Canada zag ik met mijn oudoom en -tante de speech van Trudeau over Trumps aangekondigde tariefsverhogingen; we speurden de supermarkt af naar sinaasappelsap dat níét uit Florida kwam en kochten een literfles maple syrup. Zelfs op het wc-papier prijkte de Canadese vlag.

Bij de Rainbow Bridge, de grensovergang bij de Niagara Falls, zag ik een demonstrant met regenboogvlag en een I am Pro-Pronoun-poster. In de trein bladerde ik door het conferentieprogramma van de American Association for the Advancement of Science. Lezingen met titels als Scientists under siege en When reliable data disappears klonken opeens akelig relevant.

De treinreis was te lang om in één dag te doen en dus overnachtte ik in Albany: een stad die ooit, in 1647, gesticht is door Nederlandse kolonisten onder de naam Beverwijck, vanwege de handel in beverhuiden. Algauw werd de stad overgenomen door de Engelsen, maar in tegenstelling tot het naburige Amsterdam (18.000 inwoners) en Rotterdam (30.000 inwoners) schopte Beverwijck het toch maar mooi tot hoofdstad van de staat New York. Trots op hun Nederlandse afkomst zijn ze er nog altijd. Ik zag een tulpenstandbeeld en een fier wapperende oranje-wit-blauwe vlag (met bever). De VVV-dame overlaadde me met feiten. Wist ik dat de Santa Claus-viering ooit was begonnen in Albany, nadat de Nederlanders Sinterklaas hadden geïntroduceerd? En dat het jaarlijkse Tulip Festival al plaatsvindt sinds 1948, toen Nijmegen de stad 50.000 tulpenbollen schonk als dank voor hulp bij de wederopbouw? „We love the Dutch!” Dat de Nederlanders in de zeventiende eeuw een bloedige strijd hadden gevoerd tegen de inheemse Mohawks liet ze onvermeld.

Eenmaal in Boston heerste op de conferentie een mengeling van huiver, strijdbaarheid en galgenhumor. Interviewers leken bang zich uit te spreken; het gesprek met Kelvin Droegemeier, voormalig wetenschapsadviseur van Trump, kabbelde voort. Maar in de wandelgangen verzamelde de Union of Concerned Scientists handtekeningen voor een petitie tegen Trumps wetenschapsbeleid, en bij een praatje over het Dunning-Kruger-effect (het verschijnsel dat mensen die ergens geen verstand van hebben hun prestaties schromelijk overschatten) werd een foto van de president getoond. Of, zoals een bioloog na een lezing over vierkante wombatkeutels opmerkte: „I’d rather have a pooping wombat than a bullshitting president.”

Gemma Venhuizen is biologieredacteur en doet elke woensdag ergens vanuit Nederland (of daarbuiten) verslag.