
Het is een wetmatigheid minstens zo oud als de Veluwepoema (2005): zodra de zomer is aangebroken verschijnen op de gekste plaatsen de wildste dieren. Nooit is dierennieuws zo welkom als tijdens een politiek reces – laat Wilders en Yesilgöz hun rolkoffers maar pakken, de komkommerspin (Araniella cucurbitina) spint er garen bij.
Terwijl in een Tilburgse schoolrugzak een zwangere Chinese schorpioen opduikt en Amsterdammers melding maken van een koningspython in de gang, bevind ik me in het territorium van een andere exoot: de Japanse knotszakpijp. „Het lelijkste dier dat er is”, zegt gids Mick van Stichting ANEMOON terwijl hij zijn duikbril opzet. „Vormeloos uiterlijk, bruine wratten.” Daarna is hij weg, het zoute Grevelingenmeer in.
Als biologieredacteur houd ik mezelf graag voor dat ik de Nederlandse natuur wel zo’n beetje ken. Ik zwierf langs de IJssel in de voetsporen van de wasbeerhond, struinde door het Fochteloërveld op zoek naar de maanwaterjuffer en beklom de Sint-Pietersberg omwille van de bocheldansvlieg. Maar dat het Nederlandse landschap zich ook ónder water uitstrekt, vergat ik voor het gemak – terwijl uit onderzoek steeds blijkt hoezeer die onderwaternatuur onder druk staat, onder andere door menselijke verstoring en invasieve exoten.
En dus zei ik overmoedig dat ik kon snorkelen, toen ik me opgaf voor de seascape-excursie van Stichting ANEMOON en ARK Rewilding: een kennismaking met het onderwaterlandschap langs de Brouwersdam, op de grens tussen Zuid-Holland en Zeeland. Hier werden in voorbije zomers illustere exoten aangetroffen als de gladde snavelneut, het bloedrode plooimosdiertje en de kameleongrondel.
Dat er bij een snorkeluitrusting ook flippers horen, was ik even vergeten. Binnen de kortste keren raak ik verstrikt in het Japans bessenwier – of is het de slijmerige drakentong? Micks collega Julia moet er samen met ARK-biologen Roos en Karel aan te pas komen om me te bevrijden.
Born to rewild staat er op het shirt dat Roos over haar wetsuit draagt. Aan de andere kant van de Brouwersdam, in de Noordzee, heeft ARK een paar weken terug miljoenen jonge oesters uitgezet. „We hopen dat zo nieuwe schelpdierriffen ontstaan om de biodiversiteit te vergroten.”
Ook in het Grevelingenmeer is soortenrijkdom niet vanzelfsprekend. De diepere delen zijn onder biologen berucht als dead zones: er is te weinig stroming, te weinig zuurstof en dus leeft er op meer dan 10 meter onder het wateroppervlak ’s zomers vrijwel niets meer. Maar de ondiepe randzone blijkt een waar snorkelparadijs.
Ik laveer tussen knaloranje slingerzakpijpen en een gesterde geleikorst. Over de bodem wandelen tientallen strandkrabben en verderop wuift een weduweroos verleidelijk met haar giftige tentakels. Om me heen voeren oorkwallen een gracieus, gelatineus ballet uit. Vergeet Griekenland en Bonaire: zwevend tussen de Zeeuwse broodsponzen kijk je je ogen uit.
Tot slot ontdekken we op een houten paal een zeeappel, een inheemse zee-egel. „Familie van de zeester én de zeekomkommer”, zegt Mick enthousiast. Kom dáár maar eens om in een schoolrugzak.
Gemma Venhuizen is biologieredacteur en doet elke woensdag ergens vanuit Nederland verslag.
