Column | Worden gamepersonages de nieuwe superhelden?

Seizoen 1 van Fallout al gezien? De postapocalyptische serie van Prime Video waarin de brave Lucy MacLean haar veilige atoomschuilkelder verlaat om 219 jaar na de Derde Wereldoorlog tussen de radioactieve ruïnes van Los Angeles op zoek te gaan naar haar ontvoerde vader? Het is een voltreffer van showrunner Jonathan Nolan, broer van Christopher Nolan.

Het succes van Fallout is een nieuwe aanwijzing dat videogame-adaptaties de (nabije) toekomst hebben in Hollywood. Afgelopen jaar droegen cinefielen niet zonder schadenfreude de superheld ten grave. We hoopten dat de teloorgang van zijn kaskoe Hollywood zou dwingen tot experimenten. Maar die vermijdt het uiteraard tot elke prijs; Hollywood zoekt en vindt altijd weer verhalen die zowel nieuw als vertrouwd zijn. Alleen nieuw schrikt kijkers af. Alleen vertrouwd verveelt ze. Barbie was vorig jaar nieuw én vertrouwd.

Wat ons brengt op videogames. Gamehelden en hun werelden zijn bekend bij miljarden spelers die wellicht een bioscoopkaartje kopen als Master Chief of Kratos een nieuw trucje doet op het witte doek. Toch leek op de videogame-adaptatie lang een vloek te rusten. Bob Hoskins’ liveactionversie van Super Mario Bros. werd in 1993 een cultfilm van het type ‘zo slecht dat het goed is’, elders was het resultaat hooguit matig: Angelina Jolie als sexy archeoloog Lara Croft. Die vloek van de geflopte videogame-adaptatie zette zich voort in de 21ste eeuw: het grauwe Assassin’s Creed, Tomb Raider met Alicia Vikander. Gamers liepen hooguit warm voor animatiefilms met hun helden.

Dat lijkt nu te veranderen. Op streaming zijn op videogames gebaseerde liveactionseries nu vaak de vlaggenschepen: denk aan fantasy-serie The Witcher, zombiecalypse-serie The Last of Us, in mindere mate alien shoot-em-up Halo. En nu dus Fallout. Die games spelen zich af in onbegrensde werelden met ongelimiteerd seriepotentieel. En kunnen hun succes op streaming straks wellicht weer omzetten in een speelfilm, want ook in de bioscoop lijkt een kentering gaande: The Super Mario Bros. Movie was vorig jaar de grootste filmhit na Barbie, en volgt op het succes van Detective Pikachu en twee films met de oude Sonic the Hedgehog – al lag half internet aanvankelijk in een deuk over het kunstgebit dat de animatoren hem hadden aangemeten.

Een blauw stekelvarkentje dat met acteur Jim Carrey knokt, ziet er niet meer gek uit

Dat succes wordt vaak toegeschreven aan een nieuwe lichting regisseurs die met videogames opgroeiden en ze dus ‘echt begrijpen’. Dat lijkt me nonsens: al zeker twee generaties filmmakers groeiden op met videogames. Van groter belang is vordering van de digitale techniek die videogames realistischer maakt en liveactionfilms minder realistisch.

Cartoonhelden die – zoals Pikachu of Sonic – in een ‘echte’ wereld opereren, zijn zo oud als Walt Disney of filmhit Who Framed Roger Rabbit? Maar indertijd was dat de vrucht van moeizaam passen en meten, knippen en plakken, waardoor die films wat stijfjes ogen. Nu manipuleer je achter het computerscherm met evenveel gemak geanimeerde als liveactionpixels. Dat dicht de kloof tussen videogame en film: beide spelen zich af in de onrealiteit. Waar een blauw stekelvarkentje als Sonic dat met acteur Jim Carrey knokt, er helemaal niet meer gek uitziet.

Dus ligt het voor de hand dat de leemte die Marvel en DC Comics achterlaten de komende jaren wordt gevuld door Fortnight, Zelda en Minecraft. Afwachten hoe blij dat cinefielen maakt.

Coen van Zwol is filmrecensent.