Column | Wie is ‘zo stoer’, zoals Fleur Agema zei, dat-ie de asielnoodwet stopt?

Vicepremier Fleur Agema van de PVV wil „nog weleens zien” wie „zo stoer” is. Ze staat bij het Catshuis, vrijdagochtend. Het is koud, er dreigt regen. Agema praat met het groepje journalisten dat er elke week is, net voor de ministerraad. Als de noodwet voor asiel er eenmaal is, zegt ze, wie zal die dan nog „tegenhouden”?

Ze bedoelt de Eerste Kamer. Die stemde dinsdagnacht voor een motie waarin zo’n noodwet „onwenselijk” wordt genoemd. Als het kabinet er wél voor kiest, neemt het meteen maatregelen tegen asiel. Pas veel later kan de Eerste Kamer, waar de coalitiepartijen PVV, VVD, NSC en BBB acht zetels tekort komen voor een meerderheid, er alsnog nee tegen zeggen.

Op vrijdagmiddag, in een café in Zandvoort, zegt Eerste Kamerlid Arie Griffioen van BBB dat hij zichzelf niet stoer vindt. Maar als er dinsdagnacht om een hoofdelijke stemming was gevraagd, had hij zo goed als zeker óók voor de motie gestemd die de noodwet onwenselijk noemt. Want hij ziet er niets in. Of er een asielcrisis is? „Ik vind van niet.” Hij denkt niet dat de Eerste Kamer ervoor zal terugdeinzen om de maatregelen later nog af te keuren. „Dat is een risico, want dan moet het kabinet alles weer terugdraaien. Dat wordt chaos.” Hij vindt: begin er niet aan.

Arie Griffioen is 71, hij was registeraccountant, hij woont in Zandvoort. De oudste uit een gezin van zes kinderen, gereformeerd. Zijn ouders hadden een boerderij en zijn vader, zegt hij, leerde hem hoe het is om je verantwoordelijk te voelen voor wat je zelf beslist. „Als wij uitgingen op zaterdagavond, zei hij dat we voor twaalf uur thuis moesten zijn.” Dan begon de zondag. „Maar als je dat niet deed, zei hij er niets van.”

In januari had Griffioen, die in de BBB-fractie over asiel gaat, het liefst vóór de spreidingswet gestemd die de opvang van asielzoekers eerlijker verdeelt. Een paar andere BBB’ers in de Eerste Kamer wilden dat ook, zegt hij, maar ze kregen te horen dat ze dan de onderhandelingspositie van hun partij in de formatie in gevaar brachten. Griffioen vond het „lastig” om tegen te stemmen. Maar spijt heeft hij niet. „Het was mijn vuurdoop. Ik had toen nog niet de professionaliteit en de ervaring om te zeggen: dit gaat mij te ver.” Hij zegt het nog een keer: „Toen nog niet.”

Nu wel. Het kabinet kan in de Eerste Kamer dus niet zomaar rekenen op steun van de ‘eigen’ coalitie. En als BBB dat weer vervelend vindt? „Prima”, zegt Griffioen. „Maar ík voer het woord over asiel. Als ik iets vind, zal ik dat in de fractie verdedigen.”

Op vrijdagmiddag zegt PVV-minister Marjolein Faber dat ze toch geen borden neerzet bij azc’s met: ‘Wij werken hier aan uw terugkeer.’ En na een gesprek met premier Dick Schoof zegt Agema dat ze die zin met „zo stoer” niet had moeten uitspreken.

Arie Griffioen vindt het „heel verstandig”. „Maar ze moeten er wel van léren.”