
Deze week gebeurde er iets interessants op de radio. Bij Dit is de Dag gingen rabbijn Yanki Jacobs en antropoloog Danielle Braun, ook Joods, in gesprek over de Nationale Dodenherdenking. De aanleiding was de alternatieve herdenking in Den Haag, waar ook aandacht wordt besteed aan Gaza. Jacobs vond dat 4 mei moet draaien om de Tweede Wereldoorlog, Braun wilde ook ruimte creëren voor slachtoffers van hedendaags geweld, zeker als Nederland er indirect bij betrokken is – zoals in Gaza.
Jacobs moest er niets van weten. „De keuze om specifiek op 4 mei, de dag van de Nationale Dodenherdenking, stil te staan bij Gaza, heeft niets met het welzijn van de Palestijnen te maken en niets met het herdenken van de Tweede Wereldoorlog; het is een bewuste keuze, wat mij betreft, om te polariseren en te provoceren.”
Het interessante zijn hier de woorden „wat mij betreft”. Jacobs claimt niet alleen te weten wat de enige juiste manier is om te herdenken, maar ook wat het motief is van de mensen met een andere visie. Het gaat hen helemaal niet om de Palestijnen, nee, ze kiezen er bewust voor om te provoceren. Dat is hun echte doel.
Ook het Centraal Joods Overleg verklaarde bij monde van voorzitter Chanan Hertzberger dat de alternatieve herdenking een „provocatie” is „jegens datgene wat Nederland samenbindt, jegens onze collectieve historie”. Ook Hertzberger kende de intenties: „Wat we vooral niet moeten doen is ons herdenken politiseren. Dat is nu net wat deze mensen van plan zijn.”
Eerder al had Theodor Holman hetzelfde gedaan. „Plegen de Israëliërs nu genocide op de Palestijnen omdat het Palestijnen zijn? Natuurlijk niet. Worden er zomaar Gazanen vermoord omdat het Gazanen zijn? Neen”, stelde hij onlangs in zijn Parool-column. „Die beschuldiging van genocide komt door een smerig taalspel. Een truc. Door taalbedrog; door definities welbewust verkeerd te hanteren. Men gebruikt woorden als poep die door te kleine gaatjes geduwd moet worden. Het is welbewust kwetsend.”
Holman is ervan overtuigd dat Israël geen genocide pleegt in Gaza, want: „Wie Israël beschuldigt van genocide beschuldigt Joden dat zij dezelfde intenties hebben als de nazi’s in Duitsland hadden.” Dit is een geheel particuliere interpretatie van het woord genocide, want niemand zegt dat alle genocideplegers precies dezelfde intenties moeten hebben. Als dat zo was, dan sloeg het nergens op om überhaupt een categorie als genocide te hanteren. Het idee van een categorie is dat er verschillende gevallen in zitten die bepaalde kenmerken met elkaar delen, wat niet wil zeggen dat ze tot in detail op elkaar lijken.
Maar Holman weet zeker dat zijn eigen interpretatie van het woord genocide klopt. Het kan dus niet zo zijn dat andere mensen er anders over denken; nee, wie het niet met hem eens is, is welbewust aan het kwetsen. Dezelfde gedachtegang hanteren Jacobs en Hertzberger. Mensen die op 4 mei aandacht willen voor de slachtoffers in Gaza denken niet simpelweg anders over de aard van de Dodenherdenking en de ernst van de slachtpartij in Gaza; zij willen provoceren en de samenleving splijten.
Hier gebeurt iets wat je vaker ziet: mensen redeneren vanuit hun eigen referentiekader. Als de acties van een ander volgens dat kader niet kloppen, dan heeft die ander niet een andere kijk op de zaak, maar heeft die het simpelweg mis. Sterker nog: dat die ander volhardt in dit gedrag, ondanks dat het zo overduidelijk verkeerd is, duidt op kwade intenties of op zijn minst een gebrek aan respect.
Ik heb mij ook wel eens schuldig gemaakt aan deze gedachtegang, maar dan op een heel ander en relatief onbeduidend vlak. Ik vier elk jaar groots mijn verjaardag, dat is voor mij een belangrijke dag. Onderdeel daarvan is het krijgen van cadeautjes. Ik houd van cadeautjes geven en krijgen: het is een manier om te laten zien wat iemand voor je betekent.
Helaas nemen sommige vrienden zelden of nooit een cadeau mee. „JE HOUDT NIET VAN ME!”, is dan mijn onwillekeurige eerste gedachte. Het mechanisme is hetzelfde als bij Jacobs, Hertzberger en Holman: ik geloof dat er één juiste handelwijze is (in dit geval: een cadeau geven op een verjaardag). Iedereen weet dat, degene die met lege handen aankomt ook, en dus zijn die lege handen een teken van desinteresse. Een provocatie, zou je het zelfs kunnen noemen.
Hier is een woord voor, namelijk betrekkingswaan. Je denkt dat iets over jou gaat, maar dat is niet zo. Dat mensen mij geen cadeau geven verraadt vooral hoe zij denken over cadeaus geven, niet hoe zij denken over mij. Dat kan ik alsnog heel stom vinden (het is in elk geval niet attent), maar dat maakt het nog geen provocatie.
Hetzelfde geldt voor de mensen die op 4 mei aandacht willen voor Gaza. Daar kun je van alles van vinden, maar dat ze dat willen zegt niks over jou. Het zegt precies wat ze zeggen dat het zegt: dat ze het onverteerbaar vinden dat er, tachtig jaar na de Tweede Wereldoorlog, op grote schaal mensen worden gedood terwijl de hele wereld toekijkt.
Floor Rusman ([email protected]) is redacteur van NRC
