Column | We hebben geen AI nodig om met dieren te spreken

Het afgelopen jaar werd me vaak gevraagd of we in de toekomst met dieren zullen kunnen spreken met behulp van kunstmatige intelligentie. Mensen vragen dat omdat ik onderzoek doe naar dieren en taal. Misschien verwachten ze een vrolijk futuristisch antwoord. Maar met die vraag is veel mis.

Ten eerste spreken we al met dieren. Taal is meer dan mensenwoorden: onderzoek laat zien dat andere dieren hun eigen soortspecifieke talen hebben waarin ze gebruik maken van geluid, gebaren, lichaamshouding, geur, kleur of trillingen. Daarnaast zijn er talloze gedeelde taalpraktijken waarin mensen en andere dieren samen betekenis creëren. Er zijn bijvoorbeeld veel studies naar communicatie tussen honden en mensen, en paarden en mensen. Maar ook met wilde dieren kan begrip mogelijk zijn, bijvoorbeeld tussen zangvogels en mensen die een tuin delen, en biologen en de dieren die ze bestuderen.

Dat we dierentaal niet als taal zien en twijfelen aan de mogelijkheid van meersoortig begrip, is niet gebaseerd op feiten maar volgt uit onze antropocentrische ideologie. Antropocentrisme is het idee dat mensen fundamenteel anders zijn dan andere dieren en de belangrijkste soort. Dat beeld is in het Westen in de afgelopen duizenden jaren zo gegroeid. Het is bovendien verstrengeld geraakt met kapitalisme. Onszelf als uitzondering zien legitimeert de uitbuiting van andere dieren en mensen verdienen er goed aan. Antropocentrisme is niet noodzakelijk. Er zijn individuen die het anders doen en niet-westerse samenlevingen waarin mensen zichzelf als deel van een groter geheel zien.

Dieren als stomme wezens zien is hardnekkig en houdt zichzelf in stand. Als je ervan uitgaat dat een ander niet spreekt zul je ook geen gesprek aangaan. Om er voorbij te komen hebben we een andere opvatting nodig van taal, als belichaamd en gesitueerd in praktijken, waar naast woorden ook gebaren, gewoontes, en lichaamstaal deel van uitmaken. Mensentaal is overigens ook niet uniform: een gedicht werkt anders dan een opiniestuk. Een plat beeld van ‘taal’ komt ook tussen mensen de communicatiefunctie ervan niet ten goede. En dezelfde taal spreken is nooit garantie voor begrip.

Ten tweede is er een probleem met AI en dieren omdat dieren er geen toestemming voor geven en techniek hun uitbuiting vaak vergroot. Bijvoorbeeld in de vee-industrie, waar techniek wordt ingezet om dieren verder te instrumentaliseren en meer winst te maken. Of in wetenschappelijk onderzoek. Denk aan het zenderen van trekvogels, dat leidt tot stress of zelfs de dood bij een deel van vogels tijdens het vangen. Meer kennis maakt de dieren vaak ook kwetsbaar. AI intensiveert menselijke macht.

Ten derde vraag ik me af waarom mensen met dieren willen praten als ze niet naar ze willen luisteren. Het belangrijkste weten we allang. Niemand wil gemarteld worden in de vee-industrie of in laboratoria, niemand wil zich vervelen in een dierentuin, niemand wil geslacht worden en haar of zijn vrienden voor zich geslacht zien worden, niemand wil oud worden in eenzame opsluiting in een kooi in de hoek van een kinderkamer, niemand wil verjaagd worden uit haar of zijn leefgebied, niemand wil worden doodgeschoten. De dieren zeggen ons dit door zich te verzetten, te vluchten, of stil hun dood af te wachten omdat ze geen andere mogelijkheid hebben.

In plaats van het spreken met dieren als leuke nieuwigheid te zien waar vooral de grote bedrijven van profiteren, moeten we wat de dieren nu al tegen ons zeggen serieus gaan nemen. Dat is een pijnlijke opdracht, want hun lijden is extreem. Dat wordt alleen maar duidelijker als je naar ze luistert. Maar wegkijken mag niet. AI zal ons niet helpen de dieren serieus te nemen. Dat moeten we zelf doen.

Eva Meijer is schrijver en filosoof. Ze schrijft om de week een column.



Leeslijst