Column | Wat zie ik nou helemaal?

In het fotomuseum Foam kijk ik naar foto’s van niks. Nu ja, er is wel iets te zien, maar het is weinig opzienbarend. Een vrouw in een overjas. Een man in een trapgat. Twee mannen met een fiets. Een feestje. Zwartwit. Verleden tijd.

In de lange gang naar de kapel van het OLVG-ziekenhuis in Amsterdam-oost kijk ik naar wandkleden met niks. Wat zie ik nou helemaal? Een spreekkamer. Drie kranen met drie zeep-dispenseres. Een rijtje stoelen. Een ziekenhuisbed. Niks bijzonders.

‘Niks’ is bedrieglijk. De dreun komt als je beseft wat je ziet.

De tentoonstelling De ondergedoken camera presenteert de foto’s waarmee fotografen tijdens de hongerwinter heimelijk het effect van de nazi-terreur documenteerden. De bekendste is van Emmy Andriesse, haar betekeniszwangere portret van het magere jongetje op blote benen met zijn gaarkeukenpan, is bijna kitsch. Andere foto’s zijn zo duidelijk niet, maar hun ‘niks’ is betrekkelijk. De paperassen in de handen van vrouw in de overjas is illegaal drukwerk, ze is een koerierster. Op de foto van de twee mannen met de fiets wordt een koffer vol wapens bezorgd. De man onderaan de trap houdt de wacht bij een verzetsadres, het feestje wordt gevierd door mensen in permanent levensgevaar. Noem het maar niets. Op deze foto’s huivert de moed der wanhoop.

Wandkleed van Erik Alkema uit de serie Diamonds are Forever.

Foto Erik van Zuylen

De oorlog ging voorbij, dat weet wie deze foto’s bekijkt. En Erik Alkema leeft, ook dat weten we. Zijn wandkleden weerspiegelen vier jaren kankerbehandeling in het OLVG-Oost. Al toen hij daar ingrepen onderging, begon hij, met naaimachine en fleece, gedetailleerd de ruimtes af te beelden waar zijn leven werd bepaald. De kleuren zijn warm, de lijnen rond en uitnodigend. De kleden hebben reliëf, ze bewegen bijna gezellig. Maar hun effect is kippevel-kou, want er is niets te zien, althans, geen spoor van leven of actie. Zelfs het uitzicht op de bomen van het naastgelegen Oosterpark speelt geen rol. Op de kleden bestaan alleen de ruimtes waar Alkema’s lot zich heeft verstopt, klaar om hem te bespringen en hem de keel af te bijten.

Hij stikte verrassingen in zijn wandkleden. Kijk daar, dat lijkt een plat vlak, maar er steekt een kleine kraan brutaal de kop op. En op dat bureau piept een aandoenlijk tissue’tje uit de doos.

Leuk. Maar het zijn geen grapjes, het zijn bedreigingen. Leed en lijden zijn uit voorraad beschikbaar op het slagveld van de eenzaamheid. Alkema moest 14 keer terug naar het ziekenhuis. En nu hangen zijn kleden daar, 14 stuks in totaal.

De hongerwinterfoto’s en de wandkleden geven via hun niks blijk van de worsteling met een aangekondigde ondergang. Ze suggereren: er kan gedobbeld worden, al is het met een blinddoek voor en een hand op je rug. Soms win je, soms verlies je. Maar de onbesuisde creativiteit van de onderduikfotografen en van Erik Alkema staat en bestaat.