De Amsterdamse grachten zijn niet geschikt voor suv’s, maar toch wurmen ze zich er doorheen, als ratten door het riool. De vadsige bak waarachter ik deze zomermiddag fiets moet elke paar seconden stoppen, omdat andere vadsige bakken met hun kont uit de parkeerplaats steken. Misschien is dit een les voor deze suv-bezitter, denk ik even; of anders wel voor de toeschouwers.
Maar dat is een ijdele gedachte, want de les wordt niet geleerd. Voor het eerst is meer dan de helft van de verkochte auto’s in Europa een suv, meldden verschillende media deze week. Europa gaat Amerika achterna.
Het is onversneden slecht nieuws, want suv’s veroorzaken meer ongelukken, nemen meer plek in en gebruiken meer brandstof dan gewone auto’s. De klimaatwinst door de opkomst van de elektrische auto wordt geheel tenietgedaan door de gelijktijdige opmars van de suv, berekende het International Energy Agency in 2019. Een verlies-verlies-verliessituatie, kortom. Zoals autorecensent Bas van Putten datzelfde jaar in NRC schreef: „De suv is een welvaartskwaal waarvan de samenleving dringend moet genezen.”
De triomftocht van de suv kent een merkwaardige timing, want tegelijkertijd groeide de gevoelde urgentie van het klimaatprobleem, en het besef dat we er niet op los kunnen blijven kopen, weggooien, uitstoten. Waarom kiezen dan toch steeds meer mensen een ruimte- en brandstofverslindende auto?
Deels zal het komen door slimme marketing: de suv is in de markt gezet als ‘sportieve’ (sic) terreinwagen cq. veilige gezinskar. Helaas trappen mensen daar in.
Maar er is ook een rationele reden om een suv te kopen. Hij zorgt weliswaar voor meer ongelukken, maar als er eenmaal veel suv’s zijn, kun je er beter zelf ook een hebben. In een gewone auto delf je het onderspit in een botsing met de nietsontziende suv-bumper. Al in 2004 beschreef de econoom Michelle White dit in een paper als „de wapenwedloop op de Amerikaanse wegen”.
Als er eenmaal veel suv’s zijn, kun je er beter zelf ook een hebben
Het is een voorbeeld van het prisoner’s dilemma: om het goede te kiezen voor het collectief, moet je veronderstellen dat anderen dat ook doen. Maar aangezien je dat niet zeker kunt weten, is het rationeel om dan maar je eigen hachje te redden.
Hetzelfde zie je bij een ander fenomeen dat mij verbaast: botox. Hoe kan het dat midden in een serieuze feministische golf het aantal botoxbehandelingen zo snel toeneemt? Vooral onder jongeren wordt het steeds normaler om botox en fillers te nemen, onder invloed van gladgestreken stijliconen op sociale media. Het aantal cosmetische klinieken is de afgelopen tien jaar vervijfvoudigd, meldde Trouw deze zomer. Ook hier staan de cijfers haaks op een morele trend: in dit geval de opnieuw opgelaaide strijd om vrouwen te bevrijden van de fixatie op hun uiterlijk.
Hoe de moraal en de praktijk naast elkaar bestaan, ervoer ik laatst tijdens een etentje. Met zeven vriendinnen had ik het over ouder worden, in het bijzonder over voorhoofdrimpels. „Ik heb laatst bijna botox laten doen”, zei iemand ineens. Consternatie aan tafel: wij zijn tegen botox. Dachten we. Stond dit standpunt nu op losse schroeven? De meest feministische aanwezige protesteerde dat de norm – vrouwen moeten er jong uitzien – niet verandert als we die zelf in stand houden. „Ja, daarom heb ik de afspraak ook afgezegd”, zei de bijna-botoxer. „Maar eerlijk gezegd: als ten minste drie van jullie botox deden, zou ik het ook doen.”
Ook dit is een prisoner’s dilemma. Botox biedt een relatief voordeel, je demarreert ermee uit het peloton. Dit stopt niet vanzelf, want hoe meer mensen de shortcut nemen naar een strakke huid, hoe ouder de niet-gebotoxte eruitziet. Het resultaat als uiteindelijk iedereen meedoet is evident nadelig voor het collectief: niemand is meer in het voordeel, maar iedereen is wel duurder uit (en niemand kan meer emoties uitdrukken met het voorhoofd). Toch blijven mensen het doen: het individuele voordeel is te verleidelijk.
Zowel bij botox als bij de suv legt de morele trend, hoe krachtig ook, het af tegen dit mechanisme. Ik houd normaal gesproken graag de moed erin, maar ik zie even niet wie of wat dit tij kan keren. Waarschijnlijk lukt dat alleen als blijkt dat je kanker krijgt van botox spuiten of in een suv rijden.
Alle mooie idealen ten spijt, we eindigen allemaal met een strakke kop achter het stuur van een onpraktische, gevaarlijke en energieverslindende auto. Niemand had hiervoor getekend, maar niemand kon het ook tegenhouden.
De drone vloog door de studio, over het publiek, langs de huisband. „Dit vergt heel wat skills”, zei Vince Tonk met zijn blik op de jongen die naast hem het vliegtuigje bestuurde. „Maar die heeft Ralph wel.” Ralph Hogenbirk was zijn compagnon: met hem had hij een drone gebouwd die snel genoeg kon vliegen om Max Verstappen bij te houden. Maar vrijdagavond beperkte de drone zich tot een rondje door de studio van Carrie op Vrijdag (MAX).
Terwijl de themesong van James Bond door de speakers schalde, kregen kijkers de beelden te zien die de drone van zijn omgeving maakte. Over de bar. Langs André van Duin. „Misschien kan-ie door Carries benen”, stelde Tonk voor. Carrie ten Napel zette direct haar benen ver uit elkaar: het vliegtuigje zoefde soepel onder de presentatrice door. „Oooh”, deed het publiek. Luid geklap toen het toestel landde. „Spectaculair hoor, jongens”, riep Ten Napel over haar schouder – ze was alweer onderweg naar een andere tafel, waar de volgende gast op haar wachtte. „Niel…” Ten Napels stem klonk ineens zachtjes en zalvend. „Jij bent drie jaar geleden gevlucht met je moeder Oleksandra uit Odessa. Ik kan me voorstellen dat jij een andere associatie hebt bij drones.”
Carrie op Vrijdag is nu zo’n tweeënhalve maand op tv, en nog steeds vind ik het iedere week een overrompelende ervaring. Dat begint al bij de opening, waarin een van de gasten het programma van de avond aankondigt door het over een leeg voetbalveld te schreeuwen vanaf de perstribune. De afleveringen hebben titels als ‘Kom alles te weten over de penopauze’, maar ook ‘Je partner verliezen op je 25ste’. Onderwerpen variëren van grensoverschrijdend gedrag tot de mogelijkheid om te trouwen met jezelf. En het meest gekmakende, maar ook meest bewonderenswaardige aspect van dit alles is dat Ten Napel zich met zo’n souplesse van dronepiloten naar oorlogsvluchtelingen beweegt, dat ik spontaan ga twijfelen aan mijn eigen beoordelingsvermogen. Misschien ligt het aan mij dat ik een dag of twee moet bijkomen van zo’n bruggetje.
Aangesterkt
Tegen de tijd dat ik me voldoende aangesterkt voelde om de tv weer aan te zetten was het zondag en had Videoland de eerste twee afleveringen van Alone online gezet. RTL zond ’s avonds de eerste aflevering uit bij wijze van teaser; alleen gebruikers van de streamingdienst kunnen vervolgens wekelijks zien hoe negen deelnemers proberen te overleven „in de Noorse wildernis”. Alle negen hebben ze een eigen territorium aangewezen gekregen. Daar filmen ze zichzelf op hun survivalavontuur: ze worden zelfs niet vergezeld van een cameraploeg. Helemaal alone, dus – met uitzondering van de wilde dieren die ze er waarschijnlijk tegen het lijf zullen lopen. In voorstukjes wordt gehint op de aanwezigheid van slangen en beren. Ook wordt er overgegeven en zegt iemand gepanikeerd: „Ik ben helemaal paars”.
Hoewel ik niet van plan ben deze voorfase van The hunger games verder te kijken, had ik wel meteen een lievelinsgpersonage. Ze heette Marly (27), was „instructeur wildernis living skills” en vond het heel moeilijk om in de bewoonde wereld te leven. Toen ze werd gedropt op haar nieuwe woonplek begon ze dan ook onmiddellijk te huilen van geluk. Hier kon ze eindelijk haar „eigen stem helder horen, en die van de natuur”. Na één nacht kamperen op een lege maag huilde Marly opnieuw, maar nu niet meer van geluk. „Ik kom uit een veilig nest”, mijmerde Marly; „een bubbel genaamd Nederland. Het zat zo ver van de realiteit. Dít is echt. Wat je hier ziet heeft geen maskers. Als het regent, regent het. Als je niks vangt, vang je niks. Als je je vuur niet aankrijgt, is er niks.”
Misschien was Marly toch niet voor de wildernis gemaakt. Het avontuur was amper begonnen voor ze haar eigen beoordelingsvermogen in twijfel trok. Dat maakte haar tot de enige deelnemer in wie ik me herkende.
Alle begin is moeilijk bij de strijd tegen een schrijnende misstand, maar ook heerlijk, want je bezielende energie richt zich op dat ene doel, onvoorstelbaar ver weg: „Dit moet stoppen.” Nu heeft de actiegroep Kick Out Zwarte Piet (KOZP) besloten tot 5 december geen acties meer te voeren, omdat de groep de toezegging kreeg van tientallen Nederlandse gemeenten dat ze „de stap zetten naar een inclusieve sinterklaasintocht”.
In de zomer van 2011 kreeg Nederland massaal te maken met de kreet „Zwarte Piet is Racisme”, en dertien jaar later is de blackface Piet, de Piet met afropruik en uitpuilende lippen, een zo ongemakkelijk verschijnsel geworden dat de meeste gemeenten er niet aan moeten denken dat type weer binnenboord te halen. Een morele overwinning, in betrekkelijk korte tijd, want het moet voor de actievoerders onbegonnen werk hebben geleken. Maar vanaf een afstand zag je – zag ik ook zelf in de loop der jaren – hoe onhoudbaar die zogenaamd ‘klassieke’ Zwarte Piet werd. De actievoerders liepen hier voorop en hebben ervoor gezorgd dat het gros van de Nederlanders ondertussen moreel ongesteld raakt van het oude stereotype. Een kleine, binnenlandse revolutie; de ‘mentaliteitsverandering’ die slaagde.
En dan het besluit om te stoppen met acties, in ieder geval tot 5 december. Actiegroepen hebben het niet echt in zich de eindstreep in de gaten te houden, want zo’n groep vormt al snel haar eigen bestaansreden, en de wereld? Nou ja, die is altijd ontzettend niet-af. Des te opmerkelijker dat KOZP haar doelen en haar winst natelde, en beseft niet voor de eeuwigheid te bestaan.
Stoppen, da’s pas het echte, zware werk.
Nog zo’n voorbeeld: Linda Nooitmeer treedt af als voorzitter van het NiNsee, het Nationaal instituut Nederlands slavernijverleden en erfenis. Acht jaar gaf deze vrouw, die eigenlijk bedrijfseconoom is, daar onbezoldigd leiding aan. Intussen zijn de excuses binnen van koning Willem-Alexander en voormalig premier Rutte. Nooitmeer begon met een onmogelijke opdracht, het was als „tegen de wind in fietsen”. En dan toch je knopen tellen. „Je krijgt nooit honderd procent wat je wenst.” En nu dan, met dit rechtse kabinet, inclusief PVV? „Dit is onomkeerbaar”, volgens Nooitmeer, „het slavernijdossier is (…) onze gedeelde geschiedenis”. Jezelf niet onmisbaar te wanen, het is bepaald niet iedereen gegeven.
De partij NSC besloot zaterdag op haar ledencongres niet te stoppen als coalitiepartij – het was niet gek geweest als ze dat wel hadden gedaan. Maar staatssecretaris Achahbar was al wel gestopt en in haar kielzog volgden de Kamerleden Hertzberger en Zeedijk. Moedig. Met rugdekking van die twee kan Achahbar niet aangewezen worden als die ene zondebok. Want drie, dat is geen toeval meer, three is a crowd.
Stephan Sanders schrijft elke maandag op deze plek een column.
In de praktijk heeft de kiezer vaak ongelijk. Volgens het cliché is het omgekeerd, maar bekijk alle nieuwe politieke partijen sinds de eeuwwisseling en zie het resultaat. Ik maakte een lijst en kwam tot zestien nieuwe partijen die sinds 2000 door professionele media en opiniepeilers relevantie werden toegekend.
Leefbaar Nederland, de LPF, de Partij voor de Dieren, Trots op Nederland, 50Plus, Forum voor Democratie, Volt, Nieuw Sociaal Contract, etc.
Vaak gevormd uit betrokkenheid bij de democratie: burgerzin. Ze debatteerden onderling, schreven beginsel- en verkiezingsprogramma’s, ze presenteerden hun leider – Pim Fortuyn, Peter R. de Vries, Rita Verdonk, Pieter Omtzigt, etc.
Daarna volgde doorgaans een periode van populariteit – meestal alleen in peilingen, soms ook op verkiezingsdag. Vervolgens zakten ze weg in een complex van onderlinge kift, zelfoverschatting of, meestal het belangrijkste, een gebrekkig inzicht in de democratische praktijk.
Democratie is aan de tekentafel eenvoudiger dan in de werkelijkheid. Zorgvuldig geformuleerde idealen botsen er op die van anderen. En democratische gezindheid kan ook ongemakkelijke conclusies oproepen: zie de NSC-Kamerleden die na de uitslag vorig jaar, hoewel hun partij een gedoogrol wilde, moesten aanzien dat de PVV aanstuurde op regeren met NSC.
Stapjes
Je las het in het oprechte interview dat de opgestapte Rosanne Hertzberger (NSC) aan NRC-collega Guus Valk gaf. Zij had weinig tot niets met de wereld van Wilders. Maar zij is ook democraat. „Hadden wij tegen Nederland moeten zeggen: wij gaan onder geen beding met de PVV samenwerken, ondanks haar grote democratische mandaat?”
Zo vrat de democratie aan haar wereldbeeld. „Kunnen we het niet tóch proberen, met rechtsstatelijke waarborgen, met goede afspraken vooraf? Het is een proces van acceptatie geweest, het is in stapjes gegaan. Ook bij mij.”
Het veranderde de culturele afstand tussen beide partijen niet. NSC-oprichter Omtzigt noemde eerder zijn katholieke achtergrond „een bron van inspiratie”. Het populisme van Geert Wilders is altijd volmaakt atheïstisch geweest. Voor politiek gewin is wat hem betreft vrijwel elke normoverschrijding een optie.
Omtzigt wist het uit eigen waarneming. Maar ook hij zette de stapjes die Hertzberger zette. Zo gebeurt het nu dat de man die als CDA-Kamerlid in 2010-2012 ervoer dat het CDA door de samenwerking met de PVV in crisis raakte, nu ervaart dat NSC door de samenwerking met de PVV in crisis raakt.
Geknakt
Hoewel ik me afvraag of hij dit voldoende doorziet. In korte tijd twee bewindslieden verloren, twee Kamerleden, al bijna een jaar beroerde peilingen. Een partij die een gezonde bestuurscultuur nastreeft, maar deelneemt aan een coalitie met een zeer ongezonde bestuurscultuur. Een partij die het belang van visie onderstreept maar in een coalitie werkt met een stapeltje standpunten – het ‘Hoofdlijnenakkoord’ – dat allesbehalve een visie bevat.
Wat dit betreft had Omtzigts zonnige terugkeer naar het Binnenhof, woensdag, iets absurdistisch: de grondlegger, voor de tweede keer hersteld (?) van een burn-out, die het gedeelde leiderschap van een partij op zich neemt die na een jaar werken met de PVV ook zelf opgebrand lijkt: Nieuw Sociaal Geknakt.
Nu keek ik van een afstand vaak wel op van de aanhoudende berichtgeving over Omtzigts welbekende grillen. Niet altijd onlogisch gezien zijn rol in de formatie. Tegelijk veranderden de normen.
Premier Ruud Lubbers (1982-1994, CDA) was zo hyperactief, leert een recente biografie, dat hij een dwangmatige behoefte had zich met andermans portefeuille te bemoeien. Zijn opvolger Wim Kok (1994-2002, PvdA) kon zo ijzig chagrijnig zijn dat sommige bewindslieden hem liever uit de weg gingen. Mark Rutte (2010-2024, VVD) werd soms zo boos zijn dat hij de gordijnen uit de rails trok.
Allemaal bekende feiten, die tijdens hun politieke leven hooguit zijdelings aandacht kregen: media concentreerden zich op inhoudelijke keuzes en machtsverhoudingen. In deze coalitie is het anders: de media-aandacht voor inhoud en macht verliest het van media-aandacht voor Omtzigts gecompliceerde persoonlijkheid. Maar is dat nou de kern van het probleem?
Ontluisterend
Deze coalitie heeft een andere handicap die het gemier over personen verre ontstijgt: het totále gebrek aan bestuurlijke capaciteit van de PVV. Toen de eerste verkenner, PVV-senator Gom van Strien, afviel na enkele dagen NRC-onderzoek – deze week bevestigd door het Hof – had de PVV niemand meer om haar regierol in de formatie waar te maken.
Wilders koos voor een verkenner uit de PvdA, Ronald Plasterk, die ook in de problemen kwam door NRC-onderzoek. Hij werd later niettemin Wilders’ kandidaat-premier maar moest zich, mede onder druk van VVD-kopstuk Johan Remkes, terugtrekken voor die functie.
Het gevolg: een formatie die tegen het einde niet eens een kandidaat-premier had. Ontluisterend.
Een krankzinnige zoektocht volgde, talloze kandidaten werden gepolst, uiteindelijk zei Dick Schoof ja. Intussen kwam Wilders’ kandidaat-vicepremier, beoogd minister van Asiel en Migratie Gidi Markuszower, niet door de AIVD-screening. Andere PVV-brekebenen zonder rechtsstatelijk besef traden aan.
En de vrouw die Markuszower verving, Marjolein Faber, grossiert op het belangrijkste beleidsterrein voor dit kabinet – asiel en migratie – in blunders en ander geknoei. Om maar te zwijgen van haar kappersrekening, waar Henk en Ingrid zich een heel jaar van kunnen laten knippen.
Capitulatie
En het pijnlijkste tijdens Omtzigts afwezigheid was dat NSC zelfs afzag van steun aan een D66-voorstel dat de PVV zou hebben gedwongen een ledendemocratie te vormen, waardoor ook die partij mensen zou gaan opleiden.
Eerder bepleitte Omtzigt zelf dat alle parlementaire partijen „intern democratisch” moeten worden. Waarna Wilders hem toebeet: „Waar bemoei jij je mee?”
Dus toen vorige maand uitkwam dat NSC er zich inderdaad niet meer mee bemoeide, gaf de partij de autonomie op die ze in de formatie bedong: ze capituleerde voor Wilders.
Notulen
Het voorlopige dieptepunt was dinsdag, toen oppositieleider Frans Timmermans (GL-PvdA) een debat aanvroeg na berichtgeving over het vertrek van staatssecretaris Nora Achahbar (Toeslagen, NSC) wegens beladen discussies in het kabinet. Hij vroeg daarom ook publicatie van ministerraadnotulen. Nog in 2021 publiceerde het kabinet beladen uitingen in de ministerraad over de Toeslagenaffaire.
Het verschil:
Wilders in 2021, toen oppositie: „Alle stukken vrijgeven en morgen een debat.” In 2024, nu coalitie: „Geen steun voor het debat en geen steun voor de notulen.”
De VVD in 2021, toen coalitie: „Wij steunen een debat.” In 2024, nu coalitie: „Geen steun voor dit debat.”
Caroline van der Plas in 2021, toen oppositie: „Wij steunen de aanvraag voor dit debat, en wel zo snel mogelijk.” In 2024, nu coalitie: „Geen steun voor het debat.”
Niets stond NSC op papier in de weg de oppositie te steunen. Maar fungerend fractievoorzitter Nicolien van Vroonhoven zei: „Voor ons is de kous af.”
Er liggen een slordige twintig NSC-zetels voor het oprapen
In de democratie blijven in dit soort modderige omstandigheden alleen de beste politici overeind. Vaak is het acteertalent. Vaak is het democratische intelligentie: het vermogen voldoende principiële winst te boeken in een omgeving die je voortdurend uitdaagt je principes op te geven. Vaak zijn het de politici die (later) het verwijt krijgen dat ze geen visie hebben, dat ze opportunistisch zijn, plucheplakkers, leugenaars.
En juist dit soort kritiek op de politiek is sinds de eeuwwisseling de basis voor de populariteit van nieuwe partijen. Maar die basis blijkt telkens te smal. De visie, principes en zuiverheid die ze aanbieden, worden in de Haagse praktijk vanaf dag één op de proef gesteld, in de partij, in de Kamer, in een coalitie, en dat vergt een evenwichtskunst die maar weinigen beheersen: ziedaar de val van NSC.
Lego
In dat opzicht was de systeemkritiek van NSC achteraf vooral een Nieuw Sociaal Construct. Het had alles te maken met Omtzigts weerzin tegen de monistische houding van Rutte, diens beslotenheid, en het opereren van het CDA daarin. Vandaar zijn hang naar goed bestuur, visie, tegenmacht en openheid.
Hij bouwde een partij als een Lego-project. Mooi uitgedacht, correct opgezet, veelkleurig uitgevoerd. Maar niet bestand tegen de realiteit. Want als je kiezers na dit jaar van chaos zou vragen naar de premier van hun voorkeur – Schoof, Wilders, Omtzigt, Rutte? – lijkt me de kans erg groot dat ze Rutte aanwijzen.
De realiteit na deze week is dat de coalitie, mocht het echt niet meer gaan, het kabinet met een gerust hart kan laten vallen. Na alle vernietigende berichtgeving dit jaar, recentelijk gevoed door het vertrek van vier NSC-politici in twee weken en Omtzigts wankele terugkeer, staat de schuldige van de verstoorde coalitieverhoudingen in de beeldvorming wel vast: NSC. Het maakt het voor de anderen relatief veilig zo nodig aan te sturen op een val: de veroorzaker is bekend.
Dus als één van de andere drie het echt niet meer houdt: er is een uitweg. Een uitweg met een bonus: er liggen een slordige twintig NSC-zetels voor het oprapen.