Column | Waarom ‘zuur links’ werkt

Hoe maak je je tegenstander onschadelijk? Eén manier: frame zijn kritiek bij voorbaat als niet-inhoudelijk, maar voortkomend uit jaloezie of arrogantie.

Hoe je dat doet, was woensdag te zien in het Kamerdebat over het hoofdlijnenakkoord. Geert Wilders begon zijn inbreng met de verbaasde vaststelling dat de oppositie niet stond te juichen over het akkoord. Heel gek, vond Wilders, want het is een topakkoord, waar de meeste Nederlanders enthousiast over zijn. Zo niet „zuur links”: dat stond ten onrechte „zwartgallig” te doen.

De woordkeus was slim, want niemand wil zuur genoemd worden. Dat bleek ook uit de reacties: sommige Kamerleden wisten niet hoe snel ze zich van het zuurlinkse kamp moesten distantiëren. „Het CDA behoort niet tot dat zuurlinkse blok waar u het net over had”, zei Henri Bontenbal. Jimmy Dijk (SP) even later: „Ik hou ook niet van zure mensen. Ik hou ook niet van mensen met moralistische toontjes.” En Chris Stoffer (SGP): „Na zuur links wordt het weleens tijd voor fatsoenlijk rechts.” Even een wit voetje halen bij de pester.

Het deed me denken aan een voorval toen ik tien was. Een groepje pesters sloopte de hut die ik met een vriendinnetje had gebouwd. De vriendin protesteerde, en de opperpester suste iets in de trant van: rustig maar, met jou hebben we geen probleem, het gaat ons om haar. Ik weet nog dat ik dacht: ze probeert ons te verdelen. Ze slijmt bij mijn vriendin om mij te isoleren. Precies dat deed Wilders toen hij geruststellend „nee” zei op Bontenbals verweer dat hij niet tot het zuurlinkse blok behoorde: nee hoor, jij bent oké.

Ook Caroline van der Plas serveerde kritiek af als afgunst. Tegen Rob Jetten zei ze: „Ik ben van 1 naar 7 gegaan, D66 van 24 naar 9. Tel uit je winst.” Maar ze onderschepte de kritiek ook op een andere manier. Al vanaf het begin is een van haar kernboodschappen dat gewone Nederlanders, en dan vooral laagopgeleiden en plattelandsbewoners, te weinig erkenning krijgen van de elite. Ook nu weer stelde ze dat boeren stoppen omdat ze het zat zijn „hoe zij door sommige groepen, sommige partijen en sommige individuen zijn weggezet in Nederland”. Dat ook zijzelf zich een underdog voelt, bleek weer eens toen ze zei, nadat ze de Nederlandse rivieren had opgesomd: „Ik ben ook op school geweest, hoor.”

Met dit soort uitspraken raakt Van der Plas een snaar, want het ís zo dat hoogopgeleide Randstedelingen oververtegenwoordigd zijn in de politiek, de ambtenarij en de media, en het klopt ook dat sommigen badinerend praten over in hun ogen domme of bekrompen opvattingen. Juist omdat er een waarheid schuilt in het verwijt, zijn politici doodsbang om de indruk te wekken dat ze neerkijken op anderen. Stel je voor dat je arrogant overkomt.

En zo heeft Van der Plas een enorme ruimte voor zichzelf gecreëerd om feitenvrije of onnozele uitspraken te doen, zonder te worden bespot of zelfs maar tegengesproken. Tijdens het debat beweerde ze dat kinderen van vijf al seksuele voorlichting krijgen – dit klopt niet. Ze trok de door mensen veroorzaakte klimaatverandering in twijfel door te zeggen dat de dinosauriërs er ook al mee te maken hadden. Ze deed alsof verduurzaming in Nederland zinloos is, want dat zou maar 0,000036 graad schelen, en daarvan merk je onder de douche ook niks. Op vragen over het effect van voorgestelde maatregelen zei ze simpelweg dat ze niet in de toekomst kon kijken en dat ze nergens zekerheid over had, zelfs niet over of ze het einde van de dag zou halen: ze kon net zo goed straks van de roltrap vallen. Het was een nogal idiote poging om verantwoordelijkheid te ontduiken.

Maar kritiek kreeg ze er niet op. Kritiek op haar zou dedain zijn voor de gewone Nederlander. Ik zou zeggen dat juist het verkondigen van onzin wijst op dedain voor de gewone Nederlander. Maar dat is een rationele constatering en dat stadium zijn we geloof ik voorbij.

Het in twijfel trekken van de motieven van je tegenstander is een winnende strategie. Door iemand consequent jaloezie of arrogantie te verwijten, gaat die aan zelfcensuur doen. Niet zuur doen. Geen dedain tonen. Hij zit in de tang: niet als loser overkomen, maar ook niet als verheven. Hoe laveer je hiertussen?

Ik zou zeggen: niet. Het is zinloos en zelfs schadelijk om deze framing te accepteren. Als je je laat wijsmaken dat kritiek per definitie zuur of badinerend is, dan snoer je jezelf de mond. Toch ging een deel van de oppositie erin mee, en dat is jammer. Niemand heeft baat bij een politiek waarin kritiek verdacht wordt gemaakt – dat geldt ook voor Stoffer, Dijk en Bontenbal, en zelfs voor Wilders en Van der Plas.

Floor Rusman ([email protected]) is redacteur van NRC