
Een tijdje geleden hoorde ik op een borrel iemand over een man met wie ze ooit scharrelde: hij zat in de fintech, had knalrood haar en was de slechtste Wordfeuder ooit, dus ik dacht meteen van hé, dat klinkt als K., een van mijn favoriete mensen!
„Jij kent hem?”, zei het meisje en nog voor ik een lofzang kon afsteken vervolgde ze met: „Hij is de grootste narcist die ik ooit ben tegengekomen.”
Ik wist niet precies wat ze daarmee bedoelde, het begrip narcist is de afgelopen jaren immers nogal aan inflatie onderhevig geraakt, tegenwoordig wordt iemand die een zin begint met ‘ik’ er al van verdacht, en dus vroeg ik haar waarom ze K. een narcist vond. Was hij onredelijk van zichzelf onder de indruk, had hij haar gemanipuleerd of geghost? Niets van dit alles. K. had na een paar dates gewoon gezegd dat er geen vonk was.
Hierna wilde het meisje ook niet meer met me praten omdat ze zich door mijn vragen onveilig voelde.
Ik bleef er maar over nadenken. De grootste angst van mijn vrijgezelle vrienden is om een narcist tegen het lijf te lopen. Ieder afspraakje wordt uitvoerig geanalyseerd: had hij/zij/hen het verdacht veel over zichzelf, hoe werd er gedaan tegen de ober? Hun dateverhalen klinken steeds vaker als een analyse van een potje Weerwolven of een aflevering van Opsporing Verzocht dan als iets waar nog daadwerkelijk plezier aan te beleven valt.
Een paar dagen later kwam ik K. tegen en vroeg ik omwille van wederhoor (en oké, ook sensatiezucht) naar het meisje in kwestie.
„Paar weken mee gedatet”, humde hij. „Laat me raden, ze vond me een narcist?”
„Ja! Hoe weet je dat?”
„Omdat ze me dat meteen verweet toen ik het afkapte. Ik denk dat het haar manier is om afwijzing te verwerken.”
Hij tuitte zijn lippen, alsof hij zijn woorden eerst nog even wilde voorproeven.
„Ze had hele duidelijke ideeën over hoe het tussen ons moest gaan”, zei hij ten slotte. „Ze interpreteerde alles wat ik vertelde of deed als iets flirterigs, zelfs als ik naar de wc moest. Nog voor de eerste kus stond ze erop dat ik meeging naar haar familieweekend. Op het tweede afspraakje zei ze dat mijn schoenen echt niet konden en dat ik een snor moest laten staan.”
„Oei.”
„Ja. Ze zag helemaal voor zich hoe ik moest zijn en wat ik moest doen, het maakte verder niet uit wie ik daadwerkelijk was. Ze wil volgens mij ook helemaal geen relatie, maar een bediende-met-benefits. Wat was ze boos dat ik eruit stapte. En nu verkondigt ze dus dat ik een narcist ben.”
Hij haalde zijn schouders op.
„Maar goed”, gniffelde hij, „beter dat dan andermans droom.”
