N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Column
Als de boren bij de buren even zwijgen, kan ik de voorbijgangers verstaan. De gesprekken gaan vaak over verbouwen. Wat te doen met dat ene glas-in-loodraam? Wel of geen dakkapel? Moet er een open keuken komen?
Ook tijdens etentjes dringt het thema zich op. Als in een gezelschap minstens één persoon verbouwt of denkt aan verbouwen, blijft het gesprek daar geregeld op hangen, als een onweersbui die vastzit tussen twee bergketens. De (voorgenomen) verbouwing roept bij de anderen herinneringen op aan hun eigen verbouwing, die van vrienden, of bij de buren. Bijna iedereen verbouwt, heeft verbouwd, gaat verbouwen of woont naast iemand die verbouwt.
De verbouwdrift heeft economische redenen, zoals verduurzaming en woningschaarste – bij gebrek aan woonruimte gooien mensen maar een extra verdieping op hun huis. Maar er moet ook iets anders spelen. Vaak gaan verbouwinggesprekken niet over isoleren of uitbreiden, maar over veranderen. De keuken is te landelijk, de vloer is passé, de badkamer heeft verkeerde tegels en dat muurtje moet eruit. Het huis moet op maat gesneden zijn voor de bewoner.
De Duitse socioloog Andreas Reckwitz stelt in zijn boek Gesellschaft der Singularitäten dat we leven in het ‘paradigma van het bijzondere’. „Niet op het gestandaardiseerde en reguliere zijn de hoop, de belangstelling en de inspanningen van instituties en individuen gericht, maar op het unieke, het singuliere”, aldus Reckwitz. Dat zie je terug in woonbladen en -programma’s. Aspirant-verbouwers wordt op het hart gedrukt hun huis in lijn te brengen met hun identiteit: „Past jouw nieuwe trap bij jouw persoonlijkheid?”, las ik op een site voor traprenovatie. Voor dit soort vraagstukken staan vele wooncoaches paraat. Ben je bijvoorbeeld geworteld in het verleden, maar met een open blik naar de toekomst, dan is het raadzaam om antieke en moderne elementen te combineren.
Mensen kiezen nog steeds wat anderen kiezen
Gek genoeg zie je in die bladen en programma’s, op Instagram en op Funda ook iets anders: een schrikbarende eenvormigheid. Denk aan alle visgraatvloeren, stalen tussendeuren, strakke witte of zwarte keukens met kookeiland, hoekige platte wasbakken. Wat zeggen die over de persoonlijkheden van de bewoners? En hoe komt het dat alle geïnterviewden in de badkamerspecial van VT Verbouwen, een uitgave van VT Wonen, hebben gekozen voor een ‘Japandi’ badkamer met ‘natuurlijke materialen’, beton ciré en messing kranen?
Over deze paradox wordt al volop getheoretiseerd. Zo publiceerde de Canadese onderzoeker Annetta Grant onlangs in het Journal of Consumer Research een paper waarvoor ze verbouwende Canadezen had geïnterviewd. Grant constateert bij hen een spagaat tussen enerzijds een verlangen naar uniciteit (singularization) en anderzijds de druk om te voldoen aan ‘marktstandaarden’. Geïnterviewden waren huiverig voor buitenissige tegels of ‘achterhaalde’ keukenkastjes: die zouden het huis minder verkoopbaar maken. Grant stelt gewichtig vast dat deze dynamiek leidt tot ‘dysplacement’: het lukt mensen niet zich hun huis echt eigen te maken.
Verklaart die marktgerichte blik inderdaad de na-aperij onder verbouwers? Niet helemaal, lijkt me. Je ziet die eenvormigheid immers ook in kleding of meubilair. En zo’n term als dysplacement lijkt me iets te veel eer voor de moderne mens. Veel mensen kunnen zich volgens mij prima thuisvoelen in een inwisselbaar decor. Sterker nog, ze floreren erin. Ik moet denken aan de woorden van Vincent Buskens, hoogleraar theoretische sociologie, onlangs in de Volkskrant. „Ik denk helemaal niet dat we geïndividualiseerd zijn, ik denk dat dat in hoge mate een misverstand is”, zei hij in een artikel over individualisme in Nederland. Volgens Buskens zijn we nog steeds gevoelig voor sociale beïnvloeding, maar dan in het geheim. „Wie een keuze moet verantwoorden, komt niet meer weg met het argument ‘dat doet iedereen’. Dan ben je een meeloper.”
Mensen kiezen nog steeds wat anderen kiezen, alleen doen ze nu alsof hun unieke persoonlijkheid ze op het Japandi-spoor heeft gezet. Media als VT Wonen spelen daar handig op in: ze laten zien wat anderen doen (ergo: wat jij ook moet doen), en leveren tegelijk de ik-ben-uniek-taal waarmee je je keuze kunt verantwoorden. Mensen geloven die taal vervolgens zelf: ze denken echt dat beton ciré hun product is. Het is bijna een vorm van betrekkingswaan.
Het is ook een soort collectieve zinsbegoocheling. Want hoezeer de mens ook geleerd heeft te praten in termen van zelfrealisatie, uiteindelijk blijft hij een kuddedier.