Column | Waarom de politieke dromedaris een opwaardering verdient

In België, waar ze lang de kunst verstonden om de meest ongelooflijke coalities te vormen, bestaat een prachtige uitdrukking: „Een paard dat de ministerraad passeert, wordt een dromedaris.” Het betekent dat je met zoveel verschillende partijen in de regering constant water bij de wijn moet doen. Elke beslissing is per definitie een politiek gedrocht. Vroeger, legde socioloog Luc Huyse eens uit in NRC, accepteerden mensen die dromedaris. Elke coalitiepartij masseerde dat er bij zijn eigen achterban in. Maar dat werkt niet meer. „Nu draait de politiek nauwelijks meer om argumenten, maar om perceptie. De kunst is nu, voor een politicus, om alles zo mooi mogelijk voor te stellen. Je maakt van die dromedaris dus weer een paard.”

Dit verklaart waarom het drie Oostenrijkse middenpartijen, samen een comfortabele meerderheid, niet is gelukt een regering te vormen. En ook in andere Europese democratieën hebben middenpartijen steeds meer moeite om compromissen te sluiten, oftewel dromedarissen te produceren en aan kiezers te verkopen. De Oostenrijkse onderhandelingen liepen stuk op geld. Op bezuinigingen. Zo banaal was het. Geld is altijd moeilijk, vooral als er bezuinigd moet worden. Tegelijkertijd: over geld – cijfers, percentages – kun je akkoorden sluiten zonder dat onderhandelaars elkaar in hun waarde aantasten. Dat is een ‘hard’ onderwerp, waarover je kunt argumenteren. Compromissen over ‘softere’ onderwerpen die steeds vaker de agenda beheersen, zoals identiteit of religie, liggen gevoeliger.

Dat de Oostenrijkse regeringsvorming juist op geld is gestrand, is een veeg teken. Het toont dat de problemen in deze volwassen democratie zo ernstig zijn, dat gematigde politici het zelfs over geld niet meer eens worden. Zo brak de dijk tegen extreemrechts. Een partij die bij de verkiezingen 28 procent haalde, vormt nu een regering met de claim dat zij „namens het volk spreekt” (klinkt dit bekend?).

In een week waarin Elon Musk de Britse regering probeert af te zetten en Donald Trump met claims op Groenland, Canada en het Panamakanaal bewijst dat imperialisme meteen opleeft als het internationale regelsysteem wankelt – in zo’n week kun je denken: hadden die Oostenrijkse onderhandelaars dan geen besef van wat ze aanrichtten? Maar kijk uit, dit speelt overal. In december vielen de regeringen van Frankrijk en Duitsland allebei over geld.

Het Oostenrijkse weekblad Falter publiceerde dinsdag een reconstructie van de mislukte regeringsvorming. 96 dagen, driehonderd onderhandelaars, dertig werkgroepen: het is niet dat ze er met de pet naar hebben gegooid. Niemand gunde extreemrechts de macht. Nee, het probleem ligt elders. Het probleem is dat de drie partijen elk millimetertje concessie over de klimaatbonus, pensioenhervorming, zorgfinanciering, vermogensbelasting enzovoort, steeds met hun achterban moesten aftikken.

Terug naar Luc Huyse: vroeger, toen partijen duidelijke achterbannen hadden, sloten partijleiders compromissen over, zeg, een pensioenhervorming, en gingen dan hun kiezers overtuigen. Dat liep weleens hoog op. Maar arbeiders hadden destijds misschien twee manieren om met pensioen te gaan. Nu zijn er honderd manieren. Hoe overtuig je als politicus een verzameling individuen die verschillende belangen hebben en continu van partij wisselen? Onbegonnen werk. Steeds als kanselier Nehammer de sociaal-democraten iets tegemoetkwam, zetten werkgevers of andere belangenclubs in zijn conservatieve partij hem de voet dwars. Omgekeerd werd Andreas Babler door zijn eigen sociaal-democraten teruggefloten. Nul bewegingsruimte, dat is het probleem. Ten slotte trokken niet politici maar belangengroepjes de stekker eruit. Nu springen charlatans in het gat.

Het is tijd voor een opwaardering van de dromedaris. Juist in een versnipperde samenleving moet je met compromissen leven. Ja, gedrochten zelfs. Anders is gematigde politiek onmogelijk. Zoals Falter schreef: „Zonder speelruimte komt er geen compromis, zonder compromis geen deal, zonder deal geen coalitie.”