Even iets opbeurends: Hugh Grant als Oempa Loempa in de nieuwe Roald Dahl-verfilming Wonka. De door seksschandalen geplaagde Britse acteur (hij werd ooit betrapt met een prostituee) speelt een klein oranje mannetje met groen haar en witte wenkbrauwen. Hij is getergd, want zijn cacaobonen zijn gestolen en hij wil ze terug. En wel van Wonka, vertolkt door de millenial steracteur Timothée Chalamet. De film, kortom, mikt slim op kijkplezier voor meerdere generaties, ook mijn dochter (14) had zo haar redenen om de film te willen zien. Yes please!
Maar The Little People of America, een vereniging die de belangen van kleine mensen behartigt, was niet blij met de keuze voor Hugh Grant. No thanks!, luidde het boze commentaar in diverse Amerikaanse en Britse kranten bij de bekendmaking van de cast afgelopen juli. Iemand van Grants lengte en alle AI die eraan te pas moest komen om hem klein te krijgen, dat zou ‘de fysieke versie van blackface’ zijn. Er zijn al zo weinig acteerkansen voor kleine mensen!
De kleine mensen hebben lange tenen, want één ding staat als een paal boven water: deze Oempa Loempa is leuk omdat Hugh Grant hem speelt. Misschien draaf ik door, maar een en ander deed me denken aan een hilarische freudiaanse interpretatie die ik ooit las van Annie M.G. Schmidts Wiplala. Erica van Rijsewijk interpreteerde dit kleine mannetje als de uitdrukking van Schmidts geremde seksualiteit. Ze constateert dat Wiplala de personificatie van een fallus in zijn „zuiverste vorm” is. Nella Della mag Wiplala, die „zo groot is als een flinke middelvinger” in bad doen, iets waarvan hij helemaal gaat „tinkelen”. Dat scheelt, zo merkt van Rijsewijk op, maar één letter met ‘pinkelen’.
In Wonka wordt Oempa Loempa soms helemaal slap, maar als hij chocola krijgt kan hij zich weer lekker uitstrekken. Als hij op zijn fluit speelt, gaat hij dansen. Oempa Loempa is trouwens zielig want hij is net ‘een centimetertje’ kleiner dan andere Oempa Loempa’s en daarom wordt hij in Oempa Loempaland gepest. Terwijl iedere lengte er natuurlijk gewoon mag zijn!
The Little People of America staat niet alleen in hun identiteitspolitieke kritiek. Afgelopen februari was er ophef omdat uitgeverij Puffin flink het mes zou hebben gezet in de zogenaamd ‘kwetsende’ taal in de boeken van Roald Dahl (dat bleek bij nader inzien mee te vallen). Woorden als ‘dik’ en ‘lelijk’ werden geschrapt of gewijzigd (‘enorm’) en kleine ‘mannetjes’ werden ‘mensjes’.
Eerder verschenen ook artikelen van prestigieuze Amerikaanse universiteiten over het „toxische consumentisme” waar kinderen toe aangezet worden. De moraal lijkt zo mooi – boontje om zijn loontje, de goeden zullen overwinnen – maar in feite vertolkt Willy Wonka de Amerikaanse droom van de selfmade man en het grootkapitaal. En oh ja, al die snoepverheerlijking is ook niet best.
Het moet gezegd: deze Wonka doet zijn stinkende snottebellebest om zo inclusief en sociaal-kapitalistisch mogelijk te zijn, en dat pakt puik en lief uit. Het beste vriendinnetje van Wonka is een slim weesmeisje van kleur dat kan lezen, terwijl Wonka analfabeet is. Samen staan ze sterker omdat ze alles delen. Oké, aan een beetje fatshaming ontkom je niet in deze Dahl-verfilming: wie te veel chocola eet, wordt moddervet en lelijk, maar daarmee is dus wel voldaan aan de snoepzorgen. Wat mij dan ook stoort is dat de belangenvereniging van kleine mensen blackface, slachtofferschap en de cancelcultuur als een soort activistische dwergklevers aangrijpen om hun belangen weer even in de schijnwerpers te krijgen.
Onlangs woonde ik een prachtige avond bij over het werk van de Britse filmwetenschapper Richard Dyer ter gelegenheid van The Richard Dyer Reader, samengesteld door Glyn Davies en Jaap Kooijman . Dyer zegt daarin: „Ik denk dat het echt heel belangrijk is dat wanneer je kritische teksten schrijft, je je realiseert dat je niet superieur bent, dat je niet beter bent dan datgene waar je over schrijft. Het is belangrijk dat vast te houden. Dat gaat terug naar wat een endemisch probleem is van klassiek links en wat daarvan over is, namelijk het idee van ‘wij weten het beter’ en ‘we zijn niet besmet door al dat plezierige’. Ik probeer plezier te gebruiken als een manier om de aantrekkingskracht van sommige werken te begrijpen, zowel in esthetische als politieke zin, en soms is dat hetzelfde.”
Klein mens, wees blij dat je niet wéér het dubbelzinnige genoegen krijgt een kabouter, dwerg of domme Oempa Loempa te spelen. Vier het politieke en esthetische plezier van Wonka, van Hugh Grant als Oempa – penis – Loempa. Yes please!
Stine Jensen is filosoof en schrijver. Ze schrijft om de week een column op deze plek.
Leeslijst