Get exactly what you want, beloofde de trailer van Halina Reijns Babygirl. Twee uurtjes ontsnappen aan mijn miserabele bestaan leek me al heel mooi, dus daar ging ik.
Wat ik kreeg: een niet aangelijnde hond die symbool staat voor het innerlijke beest. Een moeder die haar kind een kus op het voorhoofd geeft. Mensen die lachend van de dansvloer naar een rustigere ruimte rennen. Een ceo die naar Excel-bestanden kijkt zodat we snappen dat ze met iets slims bezig is. Nicole Kidman die een hand voor haar mond houdt als ze stil moet klaarkomen. En die in een andere scène instructies heeft gekregen om aan een grommende grizzlybeer te denken, omdat dat is hoe een vrouw echt klinkt als ze klaarkomt.
Reijn was „superzenuwachtig” of de film wel goed zou vallen bij het publiek omdat ze, zo vertelde ze aan de VPRO, „best wel vreemde humor” heeft.
Ik wantrouw mensen die hun eigen humor definiëren, of het nou als zwartgallig, sarcastisch of vreemd is. Meestal valt het allemaal wel mee. In recensies van en podcasts over Babygirl werd steeds hetzelfde voorbeeld gegeven: ceo Romy, gespeeld door Kidman, gebruikt botox en als ze weer eens thuiskomt na een paar verkwikkende spuitjes roept één van haar dochters: „Je ziet eruit als een dode vis!” Humor, best, maar vreemd, nee.
Ook grappig zou het ‘menselijk gestuntel’ tijdens de seks zijn. Het begint zo stilletjes aan vermoeiend te worden, dat eeuwige applaus als er weer eens ergens menselijke onbeholpenheid wordt verbeeld. We hebben het allemaal duidelijk opgesplitst: voor mooie, gestroomlijnde seks ga je maar naar Pornhub, en in de bioscoop doen we alleen nog realistische (en dat betekent blijkbaar automatisch: onhandige) seks. Bijvoorbeeld in de vorm van Romy die roept dat ze moet plassen terwijl ze wordt gevingerd („I don’t want to pee!”).
Ik kan me simpelweg niet voorstellen dat iemand nog van zo’n scène opkijkt. En dat het in het echte leven soms ook zo gaat, het zal best, maar wat maakt dat nou uit? Verkoop me weer eens een sprookje.
Met of zonder te plassen, feit is dat Romy bij de jongere stagiair die haar dwingt melk te drinken wel kan klaarkomen, iets wat de sullige echtgenoot (Antonio Banderas, met dat Spaanse accent, terwijl hij na de seks Kidmans hoofd met twee handen vasthoudt: „I love you… I love you.”) maar niet voor elkaar krijgt. Hoe nu verder? De affaire komt uit, daar ontkom je niet aan, de heren vechten en de stagiair verdwijnt uit beeld.
De echtgenoot heeft geleerd dat hij Romy’s seksuele verlangens tegemoet moet komen om het huwelijk te redden. In de slotscène legt hij zijn hand over haar ogen (trouwring in beeld), maar met zo’n tederheid dat het lijkt alsof hij een kind het zicht op een prostituee ontneemt. Nu kan Romy toch fijn klaarkomen, terwijl ze nog een beetje aan de stagiair denkt. Ongeloofwaardig, net als de suggestie dat een echtgenoot met dat uiterlijk en temperament – zie hem eens tekeergaan als Romy het vreemdgaan opbiecht – nooit eens zin zou hebben in iets anders dan knusse ‘I love you’-seks. De man is nota bene toneelregisseur.
„Heb je Babygirl ook gezien?”, appte een vriendin me deze week. Ja dus. En dwangmatig alle interviews, alle recensies gelezen.
Ik was er niet lekker van, de twee smaken waarin de kritiek uiteen is gevallen: de jubelrecensies enerzijds en de bloedeloze opiniestukken over het feministische gehalte anderzijds. Jullie zijn allemaal gek, dacht ik, wild van frustratie.
„Ja”, appte ik terug. „Wat vond je?” Ik hield de adem in.
„Een gedrocht”, stuurde ze terug.
Als je de hoop erop al hebt opgegeven is eensgezindheid een geweldige troost.
Tessa Sparreboom is neerlandicus en oud-redacteur van Propria Cures.