Column | Vergeten

De afgelopen weken ging ik langs de senioren in mijn familie om ze, nu het nog kan, te interviewen. Over wat ze van hun leven vonden en of ze nog tips en trucs voor de achterblijvers hadden. Dit weekend nam ik plaats aan het bed van mijn oudoom P., inmiddels 96 en uitbehandeld, maar nog steeds monter.

Terwijl zijn vrouw zijn hand vasthield, vroeg ik hem wat hij van de afgelopen decennia vond.

„Het was wel lachen”, zei hij met een grijns. „Maar de laatste jaren was er ook wel veel herhaling, en pijn. Prima om straks met een schone lei te beginnen.”

Zijn echtgenote rolde met haar ogen. In tegenstelling tot haar gelooft P. in reïncarnatie, zij het in de meest uitgebeende vorm. Bij hem moet je niet aankomen met herinneringen aan een eerder leven als farao of het idee dat je, wanneer je je goed gedraagt, hierna in een miljonairsfamilie wordt geboren. Je belandt volgens hem gewoon in een volgend lichaam, even lukraak zoals je in dit lijf terechtkwam.

„Je weet dan niets meer van je vorige bestaan”, mompelde hij. „En dat is enerzijds natuurlijk verdrietig. Mijn kleinkinderen gaan over hun nek als ze mest ruiken, maar ik vind het heerlijk, het doet me denken aan mijn jeugd op de boerderij, het tovert beelden tevoorschijn van rennen met de honden en slootje springen. Jammer dat dat zal verdwijnen. Maar daar tegenover staat dat ik ook een aantal herinneringen kwijt ga raken waar ik minder blij mee ben.”

‘Zoals?” „Nou, je verzamelt er nogal wat waar je geen enkele behoefte aan hebt. Daarom gaan we bij een operatie onder narcose. Niet alleen vanwege de pijn, maar ook zodat we ons niet kunnen herinneren dat er in ons gesneden werd. Stel je de nachtmerries eens voor als je dat bewust zou meemaken!”

Hij beet op zijn onderlip.

„Het vervelende aan herinneringen is dat je niet kan kiezen welke je behoudt. De meeste dienen nergens toe.”

„De herinnering aan zwemlessen is anders best nuttig”, grinnikte zijn vrouw.

„Maar ik heb het over de herinneringen die niet noodzakelijk zijn voor overleven. Die je verdrietig of bang maken en die je je hele leven achtervolgen. Zoals toen ik mijn zoon verloor. Of hoe hard mijn vader huilde toen hij zijn boerderij moest verkopen. Wat heb je daaraan? En kom nou niet aanzetten met dat je daardoor nog blijer bent met de mooie momenten. Dat is appels met peren vergelijken.”

Mijn oudtante keek somber. Hij streelde haar wang.

„Het enige voordeel van al die vervelende aandenkens”, vervolgde hij zacht, „is dat je daardoor weer een beetje uitkijkt naar het einde. Vaarwel ballast. Klaar. Tijd voor wat anders.”

Ellen Deckwitz schrijft op deze plek een wisselcolumn met Marcel van Roosmalen.