Oud en Nieuw is oorlog, bleek deze week opnieuw. Woede en afschuw over doden, gewonden en verwoeste levens alom, maar een algeheel vuurwerkverbod zit er nog steeds niet in. De afgelopen kabinetten durfden niet toen zij nog in functie waren. Demissionair krijgt de politiek al helemaal niet de handen op elkaar. De hulpdiensten laten intussen al jaren weten dat het zo echt niet verder kan.
Het Oogziekenhuis in Rotterdam liep weer vanaf twaalf uur ’s nachts vol. En hoewel de verpleging met een dubbele bezetting werkte, kon men de ‘oorlogsnacht’ nauwelijks aan. „Gedogen kost ogen”, aldus oogarts Tjeerd de Faber in de Volkskrant. En levens. Naar het zich laat aanzien is een hondenbezitter van 52 zwaar mishandeld omdat hij jongeren aansprak op het gooien van vuurwerk naar zijn hond. Hij is overleden aan zijn verwondingen. Ook voor politieagenten en andere hulpverleners is nieuwjaarsnacht een nachtmerrie. Er zijn deze jaarwisseling maar liefst tweehonderd agenten gewond geraakt door vuurwerk. 187 van hen gaan aangifte doen.
Jaarlijks staan er wanhopige verslagen van artsen in kranten. Maar die lijken geen enkel effect te hebben. Dat geldt eveneens voor de lokale vuurwerkverboden in sommige gemeenten. Volgens sommigen is de ellende alleen maar groter geworden sinds vuurwerk in de ene gemeente wel mag, maar in de andere niet. Stel dat er met Oud en Nieuw een terreuraanslag geweest was in Nederland, met als gevolg enkele doden, honderden gewonden en kinderen met blijvend letsel? Dan rustten we niet voor alle daders waren opgepakt. Maar bij vuurwerk willen we de ernst maar niet onder ogen zien.
In 2020 zei Annemarie Jorritsma op de radio doodleuk dat Oud en Nieuw zo’n leuk feest is
Waarom lukt het maar niet in Nederland een totaal vuurwerkverbod in te stellen en daarop ook te handhaven? De schuld daarvoor ligt in belangrijke mate bij de VVD. Op Nieuwjaarsdag in 2020 zei Annemarie Jorritsma op de radio doodleuk dat het zo’n leuk feest is. Bij de VVD is dat het heersende sentiment en dat lijkt maar niet te veranderen, hoeveel doden en gewonden er ook vallen. Dat had afgelopen jaren waarschijnlijk vooral met angst voor populistisch-rechts te maken. Het verhaal onder rechts-populisten is dat links probeert het volk na Zwarte Piet weer een belangrijke traditie af te pakken.
Een praktisch argument is dat een vuurwerkverbod niet te handhaven zou zijn. Kijk maar naar die lokale verboden, die werken toch ook niet? Dat laatste, daar zit wat in. De een iets verbieden, wat de buurman even verderop wel mag: dat trekt de Nederlander niet. Zo werkt dat bij kleine kinderen ook. Handhaving vraagt om te beginnen om een landelijk vuurwerkverbod. Dan kun je ook een landelijk vuurwerkverkoopverbod invoeren. Op veel plekken vuurwerk blijven verkopen maar tegelijk het afsteken ervan lokaal verbieden werkt niet.
Lees ook: VVD, toon liberale moed en verbied dat vuurwerk
Er kan nog veel meer. Vuurwerkliefhebbers rijden naar Duitsland en België om hun (illegale) vuurwerk te kopen. Maak afspraken met die buurlanden. In veel Nederlandse grensgemeenten was en is het voor buitenlanders verboden om wiet te kopen. Zoiets kunnen de Belgen en de Duitsers ook invoeren voor Nederlanders die bij hen vuurwerk komen kopen. En voer eventueel grenscontroles in voor Oud en Nieuw, ook daar zijn juridische mogelijkheden voor.
Dat de PVV, FVD en BBB met hun populistische retoriek over ‘traditie’ het vuurwerkverbod bestrijden, valt ergens te plaatsen. Maar van liberale partijen verwacht ik iets anders, bij zo veel leed en materiële schade. Als iedere vorm van fatsoen op straat verloren gaat in de nieuwjaarsnacht, dan is een algeheel verbod voor een liberaal prima te verantwoorden. Net zoals destijds het rookverbod in horeca en kantoorgebouwen. Niemand die daar nog over klaagt. Niemand ook die het nog waagt in een café of restaurant een sigaar of sigaretje op te steken. Omdat de overheid toen heel duidelijk maakte dat dit niet meer kon en zij dat verbod ook handhaafde.
Tweehonderd optredens in een jaar: hoe kom je als artiest eigenlijk aan zo’n aantal? Conny Bens van artiestenbureau BENZ Agency, actief in het volksfeestrepertoire, schetst een gemiddeld jaar van een veel optredende artiest. „Het begint met carnaval; dan kun je in een paar dagen tijd tien, vijftien optredens doen. Het is rustig, tót eind april: met Koningsnacht en Koningsdag. En als dan de zon weer opkomt – zoals wij dat altijd zeggen – komen de feestjes, de pleinen, de kermissen, de popfestivals, de zomerweken. Zo kunnen we een mooie route uitstippelen voor onze artiesten met drie, vier, vijf shows op een avond.” Nederland lijkt misschien een klein land, zegt hij, „maar er wordt werkelijk van-al-les georganiseerd.”
Niet alle muziekartiesten houden er zo’n planning op na. Allereerst is daar een praktische component: voor een band met instrumenten die uitgebreid moet opbouwen en soundchecken is het niet mogelijk meerdere shows op een avond te doen. Dat kunnen alleen dj’s of artiesten die optreden met een muziektape.
Bovendien is het artistiek of strategisch niet altijd gewenst om tweehonderd shows per jaar te doen. Zo laat concert- en festivalorganisator Mojo weten dat hun artiesten „om allerlei redenen” niet zo vaak optreden. Manager boekingen Arjo Klingens: „Onze artiesten hoeven niet zo nodig alleen maar te spelen. Zij zitten meer in een ritme van muziek schrijven, een album releasen, een tour. En na zo’n tour moet je bijkomen om weer nieuwe ideeën op te doen voor het volgende schrijfproces.”
Niet in dezelfde regio
Ook zet het fenomeen ‘regio-check’ soms een rem op het aantal optredens. Klingens: „Als een artiest de ene week op een festival in Dordrecht staat, wil de opdrachtgever niet dat hij twee weken later ook de headliner is op een festival in Zwijndrecht. Dus daar moet je soms een show voor laten gaan.”
Een overeenkomst tussen de veel optredende artiesten lijkt dat ze enerzijds naamsbekendheid genoeg hebben om op veel feesten en festival te worden geboekt, maar anderzijds niet à la Guus Meeuwis, Anouk of Armin van Buuren een Ahoy of Ziggo Dome uitverkopen. „Dat klopt, al gaat het niet altijd op”, zegt Conny Bens. „Mart Hoogkamer hoeft geen naam meer te maken, maar treedt toch meer dan tweehonderd keer per jaar op. Het is altijd een combinatie van factoren.”
Ik heb negen witte pakken waarin ik optreed; dat is genoeg om één weekend door te komen
Ook de fee die je voor een artiest betaalt, is een factor in hoe vaak hij of zij optreedt. Online zijn vooral bedragen te vinden voor Nederlandstalige solo-artiesten. Dat loopt uiteen van rond de 4.000 euro (Thomas Berge, John de Bever) met een tussenstop rond de 10.000 euro (Frans Bauer, Marco Schuitmaker), om op te klimmen tot 18.000 euro voor een half uurtje Jan Smit. Al is dat wel een omzetbedrag. Zoals Yves Berendse uitlegt: „Daar moeten nog de kosten vanaf, de afdracht voor de boeker, mijn management, geluidstechnicus en platenlabel. En dan komt de Belastingdienst natuurlijk ook nog langs.” De grotere artiesten treden op voor een bedrag ‘op aanvraag’.
Vooral mannen
Een laatste opvallende overeenkomst is dat de veeloptreders vooral mannen zijn. Zangeres Monique Smit hoorde altijd dat dit een commerciële wens was van de feestorganisatoren die de tent vol willen krijgen. Smit: „Met een man op het podium, komen er vrouwen binnen en dáár komen weer mannen op af. Terwijl een vrouw op het podium vrouwen juist wegjaagt, omdat ze het niet fijn vinden als een andere vrouw aandacht krijgt. Dat is niet mijn mening, hè? Maar zo werd het mij altijd verteld.”
Ondertussen is Smit goed voor 220 optredens per jaar, al zeventien jaar lang. En ze heeft nog nooit gemerkt dat vrouwen de zaal uitlopen. „Ik heb een publiek van 0 tot 100 zeg ik altijd. Mannen, vrouwen, kinderen, families. En iedereen gaat uit z’n dak.”
Vanmorgen tijdens het aankleden van B. besefte ik opnieuw hoezeer dat zorgen voor haar een last, maar toch ook een lust is. Ik schrijf het soms toe aan haar blik, waarmee ze me altijd bemoedigend toelacht terwijl ik met haar in de weer ben. Maar ik vraag me vaak af hoe ze dat doet, dat positief zijn terwijl haar leven bij beetjes uit elkaar brokkelt.
De eerste keren dat ik haar op mijn rug een trap op droeg bijvoorbeeld, bedachten we ons hoe vernederend dat moest zijn voor de ander, totdat we beseften dat het kraken van mijn rug, en het machteloos achterop bungelen van haar lijf toch ook bijzonder aangenaam was. We houden elkaar in balans.
Dat vleien en verstrengelen, haar mond op fluisterafstand van mijn oor, dat laveloos overgeven van haar lijf op dat van mij: goddelijk. Wie daaraan twijfelt moet zijn liefje even een poosje op en neer door de gang dragen, ongeacht de kilo’s: uitputtend, maar oergezellig, en goed voor de lol.
Wat je ervoor nodig hebt is, behalve een rug van staal, een ijzeren gemoed. B. ploft vaak op mij neer voor ik er goed en wel klaar voor ben. Ik pers mijzelf dan omhoog met de kracht van een tweedehands vorkheftruck terwijl mijn lading ligt te schudden van het lachen. Perslucht wakkert de lachspier aan, zo weten we inmiddels.
Als ik haar aankleed, hemd over hoofd, broek over kont, sokken over voeten, en me telkens weer verbaas over het gewicht van haar willoze benen, haar met stomheid geslagen voeten, die me blijven aanstaren en zeggen ‘doe het zelf maar’, en haar bolle buik die me uitdagend toelacht, zet zij, balancerend op de duistere krachten van die werkloze benen, zonder uitzondering iedere ochtend weer haar duim in mijn strot, ter hoogte van mijn adamsappel en slikspier. Die staat daar stevig, want mijn nek ligt voor het grijpen, maar veel kan ik dan niet uitbrengen, omdat ik gevangen zit tussen haar balans en mijn blokkade.
Natuurlijk zou ik haar van me af moeten slaan, happend naar lucht, maar ik doe het niet omdat het van die dragelijke pijn is die me een lol doet. Net als de trap op mijn achterste van mijn jeugdliefde bij overlopertje spelen op het schoolplein, in de derde van de lagere. Staan we weer oog in oog, B. en ik, wanneer zij aangekleed en al neerzijgt in haar rolstoel, en ik haar restjes kleding gladstrijk, dan werpt ze me die bekende blik toe.
Niet dat ik Moeder Theresa ben hè. Geenszins. Ook niet Pleegzuster Bloedwijn. Mijn zorg heeft ook grenzen. Want er zijn genoeg dagen dat ik er geen zin in heb. Een paar jaar geleden mocht ze het dan uitzoeken (B. zou dan verwijtend zeggen ‘ik wil je hulp ook helemaal niet’) maar tegenwoordig stappen we dan grommelend over elkaars schaduw heen. Zij wat minder soepel dan ik. Ik wat nukkiger dan zij.
Een 58-jarige bokslegende en een 27-jarige youtuber komen op elkaar af. Strakke gezichten, intens oogcontact. Dan stapt de youtuber op de voet van de bokslegende. De bokslegende veert op en geeft de youtuber een klap in zijn gezicht. Iemand springt tussen de mannen in. De youtuber blijft stevig op zijn benen staan. Geen van beiden draagt een shirt.
„Mike Tyson, ik vond het een schattige klap, maatje”, zegt Jake Paul vlak na het incident, ogenschijnlijk gelaten. Hij vervolgt: „Maar morgen sla ik je fucking knock-out.” Dan, met stemverheffing: „Ik sla hem verrot! Hij slaat als een bitch. Nu is het persoonlijk.” Paul grijpt nu met beide handen de microfoon vast en schreeuwt: „Hij moet DOOOOOOD!”
Betere reclame had Netflix zich niet kunnen wensen voor het duel waar boksliefhebbers al maandenlang naar uitkijken. De beelden gingen vrijdag viraal — vrijwel iedereen vindt er wel iets van. In de nacht van vrijdag op zaterdag (02.00 uur Nederlandse tijd) begint het gevecht.
Ruim 282 miljoen Netflix-abonnees kunnen het spectaculaire gevecht zonder additionele kosten live volgen. Daarmee is het niet alleen een belangrijk weegmoment voor de puberale internetster die plotseling serieus ging boksen (en die velen liever vandaag dan morgen knock-out zien gaan) en voor de gepensioneerde bokskampioen met zijn kwistige leefstijl – seks, drank en cannabis – die zijn reputatie op het spel zet.
Onontgonnen terrein
Streamingdienst Netflix waagt zich met de live-uitzending namelijk op een relatief onontgonnen terrein met een enorm groeipotentieel. Het bedrijf hoopt dat de grootste live-sportuitzending sinds de oprichting in 1997 zonder technische problemen verloopt.
In een medialandschap waarin lineaire televisie sterk aan populariteit inboet, blijven sportevenementen volle zalen trekken. Technologiebedrijven spelen daarop in: Amazon sloot in 2021 een miljardendeal met de Amerikaanse National Football League (NFL), HBO verwierf de uitzendrechten voor de Olympische Spelen afgelopen zomer.
Met het gevecht tussen Jake Paul en Mike Tyson heeft Netflix alles in huis gehaald om een kijkcijferkanon te produceren. Het Amerikaanse bedrijf verwacht ongeveer 300 miljoen kijkers wereldwijd. Zij kunnen de uitzending volgen in het Engels, Spaans, Braziliaans Portugees, Frans en in het Duits.
Internetster
Het gevecht slaat een brug tussen twee generaties hypermasculiene mannen. Aan de ene kant staat een jongere generatie die opgroeide met de video’s van Jake Paul en zijn eveneens populaire broer Logan Paul, eerst op videoplatform Vine en daarna op YouTube. Daar heeft Jake Paul bijna 21 miljoen abonnees, aan wie hij zijn dure huizen, sportauto’s en Nederlandse vriendin, langebaanschaatser Jutta Leerdam, laat zien.
‘Iron Mike’ verwierf tussen 1985 en 2005 internationale bekendheid als de onverschrokken vechter met zijn dodelijke combinaties. Hij is driemalig wereldkampioen. Vijftig zeges, waarvan 44 knock-outs, met daartegenover slechts zes verliespartijen, leverden hem de koosnaam ‘De gevaarlijkste man op de planeet’ op – een imago dat hij bekrachtigde toen hij in 2003 zijn iconische gezichtstatoeage liet zetten.
Die felbevochten reputatie zet Tyson nu op het spel, maar daar staat naar verluidt wel bijna 19 miljoen dollar tegenover. Paul zegt dat hij vooral eindelijk serieus genomen wil worden als bokser. Zijn fysieke transformatie sinds zijn professionele debuut in 2020 is indrukwekkend. De vraag is of winst tegen een 58-jarige man, die het gevecht in de zomer nog moest uitstellen vanwege maagklachten, hem het gewenste respect oplevert. Hij houdt hoe dan ook 38 miljoen euro over aan het gevecht.