De mislukte sluipmoord op presidentskandidaat Donald Trump werd live uitgezonden, in ieder geval voor wie op dat moment naar Fox News keek. Concreter kon je het niet maken; de chaos en het geweld ontvouwden zich in realtime voor je ogen. Des te vreemder is het dat het spektakel zo snel fictie werd.
Minuten na de aanslag circuleerden complottheorieën online en twee uur later duidde uitgerekend het gerespecteerde opinieweekblad The New Yorker de reactie van de bebloede Trump door hem te vergelijken met de triomfantelijke Sylvester Stallone als de filmische boksheld Rocky Balboa.
Nu de aandacht verschuift naar het falen van de Secret Service en temidden van nieuwe berichten over sluipmoord-dreigingen in de aanloop naar de presidentsverkiezingen in november, bekijk ik zelf haast automatisch In The Line of Fire (1993). Hierin speelt Clint Eastwood een agent die leeft met een trauma, omdat hij in 1963 bevroor toen hij president John F. Kennedy in Dallas, Texas, moest beschermen.
Jaren later krijgt Eastwoodde agent, op leeftijd, een tweede kans als een gestoorde killer het op de zittende president heeft gemunt. De scènes waarin Eastwood een publiek optreden van Traveller (de president) voorbereidt, echoën het actuele nieuws waarin commentatoren zich afvragen hoe de Secret Service in Butler, Pennsylvania, zo de mist in kon gaan, bijvoorbeeld door scherpschutters in het gebouw te hebben terwijl Thomas Matthew Crooks op dat moment op het dak lag met Trump in het vizier van zijn AR-15.
Desondanks overleefde Traveller en ook dit is te verklaren via de verbeelding. Hij kreeg namelijk hulp van de Almachtige God, wisten opeenvolgende sprekers op het Republikeinse Conventie in Milwaukee.
Zo schuurt fictie tegen de werkelijkheid aan en andersom. Met verregaande gevolgen. Romanschrijver Philip Roth zag begin jaren zestig de bui hangen: „De Amerikaanse auteur […] heeft zijn handen vol met het […] geloofwaardig beschrijven van de werkelijkheid. Die verstomt, maakt misselijk en woedend en steekt uiteindelijk slecht af tegen de magere verbeelding. De cultuur schuift dagelijks figuren naar voren waar iedere romancier op jaloers is.”
Maar ‘mager’ is de verbeelding ook weer niet. Kimberly Cheatle, directeur van de Secret Service die zwaar onder vuur ligt na de aanslag op Trump, had ongetwijfeld gráág een fictieve agent in dienst gehad. Zie hoe doortastend Clint in In The Line of Fire samen met mede-agent Rene Russo het vooronderzoek op locatie uitvoert, hoe hij alle vantage points in kaart brengt en veilig stelt, hoe secuur hij eigen scherpschutterteams stationeert op precies de goede locaties. Tegen Clint was Thomas Crooks kansloos.
Dat blijkt dan ook. Als de film-Thomas Crooks, een maniak gespeeld door John Malkovich, in actie komt, werpt Clint zich tussen kogel en Traveller waardoor die zonder een schrammetje de aanslag overleeft en de Secret Service-agent, die een kogelvrij vest draagt, verlost wordt van alle demonen uit de tijd van JFK.
Deze beelden gesuperponeerd met die van agenten in Butler die het eigen lichaam als menselijk schild gebruikten om Trump tegen verdere kogels te beschermen, tonen Roths nachtmerrie: het leven is een film geworden.
Dit kunnen we niet meer stoppen. „But what makes the image is Trump”, schrijft The New Yorker. Hier komt het op neer: Trump troeft de werkelijkheid af. Toen hij omringd door agenten met zijn vuist ging zwaaien, wist hij naar eigen zeggen precies wat hij deed. Het beeld maakte hem, maar meer nog maakte hij het beeld. Hij wist onwillekeurig wat wij echt zagen. Of dat nu Clint of Rocky was – The New Yorker zag Stallone in Rocky IV (1985) met het boksersgezicht vol bloed tegen de achtergrond van de wapperende Amerikaanse vlag – Trump speelde de sterren van de hemel in de kaskraker die op dat moment live draaide, die van de sluipmoordenaar, de agent en de president.
Gawie Keyser schrijft deze zomer een reeks columns over de relatie tussen werkelijkheid en verbeelding.