Column | ‘Stap voor stap komt alles goed’, zei Mark Rutte tegen Mathieu toen die tongkanker had

De beslissende wending in het leven van Mathieu Borsboom (52) begon met een zwelling in zijn hals en zou zich in een tijdsbestek van drie jaar voltrekken, waarna hij als de held in een klassieke tragedie heel wat wijzer was geworden en een páár dingen voortaan anders deed. „Ik voelde niks”, zegt hij op de avond voor Nederland-Turkije in Café Banka in de Bankastraat, Den Haag, tegenover de groente- en fruitkraam waar hij zes dagen per week van ’s morgens zes tot ’s avonds zes werkt, minus douche-, ontbijt- en lunchpauze. „Maar mensen vroegen wat ik daar had.”

Een kwaadaardige tumor achter op de tong.

Geen operatie, wel chemo en bestraling, en alle tanden en kiezen eruit. „Dat vond ik nog het ergste.” In die tijd werkte hij op het partijkantoor van de VVD op de Koninginnegracht, waar hij op zijn tweeëntwintigste begonnen was als secretariaatsmedewerker en in vierentwintig jaar opklom tot office manager. Hij kent nog de adressen en telefoonnummers van talloze partijprominenten uit zijn hoofd, ter illustratie noemt hij er een paar. Van huis uit was hij geen VVD’er – „ik wist eerst niet eens waar die letters voor stonden” – maar hij werd het wel, want echt: zulke leuke mensen.

En wat een gezelligheid. Elke dag tegen vijven liep de huismeester met sherry of port naar de directeur van het bureau en „wij van het secretariaat”, zegt Mathieu, „pakten dan een biertje uit de koelkast. Dat was toen heel normaal.” De avonden brachten ze door in Café Banka, het óúde Café Banka, van voor de verbouwing, toen het nog op de jeneverschenkerij van weleer leek, anno 1873. Nu is het een modieus eetcafé waar gerechten als spaghetti aglio e olio op het menu staan. Maar bitterballen zijn er nog steeds en Mathieu eet er met smaak een hele schaal van leeg.

Vanaf zijn eerste biertje op zijn achttiende, zegt hij, was duidelijk dat alcohol een probleem voor hem zou worden. Hij kon nooit stoppen. Op het laatst dronk hij zoveel dat hij een epileptische aanval kreeg als hij níét dronk. „In het ziekenhuis zullen ze nooit tegen je zeggen dat je een tumor op je tong krijgt door het roken en drinken. Maar” – hij lacht alsof hij een mop vertelt – „dat is natuurlijk wel zo.”

In het diepst van zijn ellende werd hij gebeld door Mark Rutte. Mathieu! Met Mark! „Hij zei: let op, stap voor stap komt alles goed. Dat had hij geleerd van Angela Merkel. Mooi hè. Stap voor stap komt alles goed.” In een klassieke tragedie zou dit het moment van de inkeer zijn geweest, de goddelijke ingreep. In werkelijkheid ging Mathieu na de kanker – „ik ben zó goed geholpen” – gewoon weer drinken. Zijn huwelijk liep stuk. Zijn werk bij de VVD viel niet vol te houden. Hij zat hele dagen alleen thuis en kon nauwelijks de huur nog betalen. Hoe hij na drie jaar de weg omhoog vond en wie hem daarbij hielp, dat vertel ik de volgende keer.