Column | Stadse liefde voor de ooievaar

De kloof tussen stad en platteland wordt vaak enorm overdreven. Behalve als het gaat om de ooievaar. In het westen heerst liefde, over de IJssel is er afgrijzen. Neem het Kralingse Bos in Rotterdam, waar twee stelletjes nestelen in bomen naast het hertenkamp. Die zijn een attractie. Regelmatig turen er wandelaars met het hoofd in de nek naar de nesten. Zien ze een gulzig snaveltje? Als een vogel overvliegt, zwart-wit en groots, stoten ze elkaar aan. Heerlijk.

Het zijn stabiele koppels, zegt Rotterdamse boswachter Henk Suurbach (62), in groen uniform met kogelwerend vest. Pas als een vogel wat overkomt, zoekt de ander een nieuwe partner. Het manke vrouwtje is twee jaar geleden verdwenen. Nu is er een nieuwe die stevig op twee rode poten staat. Onlangs zijn de ooievaartjes uitgevlogen. De ouderparen blijven daarna nog even op het nest. Om uit te rusten, zegt Suurbach. Hij snapt dat, zo druk als die waren met de jongelui.

We stappen met ooievaarspoten naar het oosten van het land. Ooievaars zijn daar zeker geen attractie, behalve voor toeristen. Ze zijn overal. Iedereen vertelt dat de langbenen veel schijten. Weidevogels opslokken. En konijnen!

Is er buiten de Randstad alleen afkeer van de ooievaar? Dat niet. Frits Koopman (87) bestiert een ooievaarsstation in het bosrijke Reestdal op de grens van Drenthe en Overijssel. Overal waar je kijkt, zie je ooievaars. Op palen. Op het dak van zijn huis, in bomen, in de lucht. Eten zat voor hen.

Koopman hoort ook vaak de verhalen: dat er door de ooievaars in oostelijke weilanden geen levende have meer over zou blijven. Hij zucht. Nee, nee, nee. Ooievaars eten vooral torren, kevers, regenwormen. Ja, en bruine kikkers, muizen, mollen, zegt hij. Sóms een jonge vogel.

Frits Koopman en zijn vrouw Els begonnen het station in 1981 op verzoek van de vogelbescherming toen er nauwelijks nog een ooievaar in Nederland was. Nu zijn er in Nederland zo’n 1.600 paren. Operatie Ooievaar geslaagd? Misschien zelfs té goed? Nee, zegt hij. Er zijn veel gevaren. De vogelgriep in 2022 kostte 50 stuks. Een regenachtige zomer doet geen goed. Het nest is een kom. Een paar weken terug lagen onderkoelde, dode ooievaartjes onder de boom. Dus gaat hij door, al overleed zijn vrouw vorig jaar. En juist zij was zo goed in het ontvangen van bezoekers met koffie en koek en het met de hand voeden van verstoten ooievaarsbaby’s.

Het líjkt alsof je veel ooievaars ziet, zegt hij. Ze vallen op. Vooral in de weken voor de trek naar het zuiden. Ze verzamelen zich in weilanden en op lantaarnpalen. Wanneer gaan ze? „Ik ben geen ooievaar.” Hij denkt vroeg dit jaar. Binnenkort.

De ooievaarsechtparen uit het Kralingse Bos blijven gewoon in Nederland. Waarom zouden ze gaan? Ze krijgen eendagskuikens en zalm van liefdevolle mensen in Ommoord.

Sheila Kamerman vervangt Gemma Venhuizen