Als je in Nederland naar een ‘politiek café’ gaat, om een uur of acht ’s avonds, krijg je eerst koffie of thee. Bij Volt in België, donderdagavond in de Peperfabriek in Antwerpen, is het eerste rondje geen koffie maar bier, en de rondjes erna ook. In België is het Europese Volt nog nauwelijks een echte partij. Er is bijna geen geld, er zijn nog geen volksvertegenwoordigers. Het ‘café’ is een lokaaltje, gratis, en niemand heeft eraan gedacht om posters van Volt op te hangen. Maar verder had het ook een politiek avondje in Hengelo of Amsterdam kunnen zijn: er zijn vooral mannen, zeventien, en drie vrouwen.
Ze komen luisteren naar ex-D66’er Sophie in ’t Veld. Ze is al twintig jaar Europarlementariër en sinds vorig voorjaar lid van Volt. Ze had in Nederland lijsttrekker willen worden voor de Europese verkiezingen in juni, maar ze was niet lang genoeg lid en het bestuur had voor haar geen uitzondering willen maken. Bij Volt in België wilden ze haar wél. De leden, zo’n 250, kozen haar tot lijsttrekker voor het Nederlandstalige deel van België en dus stapte ze over. Zoals ‘schaatsbelg’ Bart Veldkamp in de jaren negentig, die in België meer kansen kreeg.
Wat wel anders is: Sophie in ’t Veld maakt bijna zeker géén kans. Om aan de verkiezingen mee te doen als nieuwe partij moet Volt in Vlaanderen vijfduizend handtekeningen ophalen, daar is Volt nog lang niet. Voor een Europese zetel in Nederlandstalig België zou Volt ook minstens 7 procent van de Vlaamse stemmen moeten halen.
Het lijkt hopeloos. Toch zijn er partijen die Volt als een bedreiging zien. In Antwerpen zegt In ’t Veld tegen mij dat Guy Verhofstadt, oud-premier van België en Europarlementariër van de liberale OpenVLD, „woest” was toen hij hoorde van haar lijsttrekkerschap. „Ik was een verrader, de vijand.” OpenVLD staat in peilingen op zo’n 7 procent, net genoeg voor één zetel. Maar blijft dat zo als Volt meedoet?
Bier of koffie, voor de stemming in het café maakt het niet uit. Er wordt weinig gelachen. Het gaat over de toekomst van Europa, maar ook over de Vlaamse busmaatschappij De Lijn die duizenden haltes afschaft. De Volt-leden denken dat het radicaal-rechtse Vlaams Belang ervan profiteert, in peilingen staat die partij bovenaan. Sophie in ’t Veld praat lang. En al woont ze meer dan dertig jaar in België, er is niet één woord dat ze Vlaams uitspreekt. De Volt-leden in het zaaltje vinden het geen probleem, zij noemen zichzelf ‘Europeaan’. Maar er zijn wel zorgen over. Vlaamse kiezers, weten ze in Antwerpen, houden er niet van als iemand met een Hollands accent komt vertellen wat ze moeten doen.
Maar zou Volt in België zonder Sophie in ’t Veld kunnen? Zij bedacht de politieke cafés, ze neemt leden mee voor een campagne langs de deuren en bij het station. Ze doet, zegt ze, wat ze kan. „En dan zien we wel waar het eindigt.”