Column | Slim en sluw

Vanwege het jaarlijkse familieweekend zat ik afgelopen weekend met veertig stamboomgenoten in een kampeerboerderij. In een poging tot gezelligheid had iedereen zijn telefoon op vrijdagavond ook nog eens moeten inleveren.

„Ik mis het echte leven”, jammerde achternichtje Y. (15) een half uur na het afstaan van haar iPhone. Daarna begon het te stortregenen.

Om de stemming te reanimeren haalde ik een deel van de jeugd over tot het spelen van Mensvriendelijk Monopoly. Daarbij draait het niet om je bordgenoten zo snel mogelijk de schuldsanering in te werken, maar om degene die met het minste geld begint (bij aanvang bepalen de dobbelstenen je startkapitaal) te helpen om diens vermogen in zo kort mogelijke tijd te verdubbelen. De jongsten moesten even wennen aan een spel waarbij de pech van de één opeens ook de pech van de rest betekende, maar het aanvankelijke leedvermaak wanneer iemand op dat ene vakje tussen Kalverstraat en Leidseplein belandde en een topzware belastingaanslag voor de kiezen kreeg maakte al snel plaats voor collegiaal medelijden. Straten werden ingeruild, stations verdeeld, flitsaankopen uitgesteld. Toen de rijkste speler dankzij een Kanskaart 1.500 gulden kreeg omdat hij tweede was geworden in een schoonheidswedstijd barstte hij bijna in tranen uit. Halverwege de avond verzuchtte achternichtje Y. dat ze Monopoly leuker vond op deze manier, en voegde daaraan toe dat ze zich zo zonder mobiel ook nog eens stukken „dichter bij haar oerstaat voelde” (want dat is het prachtige van generatie Z, een half uur geen schermen en ze staan meteen dichter bij de natuur dan de Amish).

„Leuk bedacht”, zei mijn oom toen ik hem zaterdagochtend uitlegde wat de regels van Mensvriendelijk Monopoly waren. „Ontdekken ze eens wat er gebeurt wanneer je aan iets anders denkt dan alleen jezelf.”

Ik keek naar de volwassenen aan de ontbijttafel, bijna allemaal deel van de middenklasse. De eeuw was voor velen van hen veelbelovend begonnen, maar nu de eerste 25 jaar verstreken waren moesten de meesten inmiddels de eindjes aan elkaar knopen. Tegen het einde van het weekend deden ook zij mee, waren er zo veel deelnemers dat we Mensvriendelijk Monopoly in teams moesten spelen.

„Heel verfrissend om de ander niet meer kapot te hoeven concurreren”, zei mijn neef (42). „Leren de jonkies eindelijk dat ‘sluw’ en ‘slim’ geen synoniemen hoeven te zijn!”

Zo speelden we door tot in de kleine uurtjes. Geluk werd niet meer misgund maar toegejuicht, het regende kansen, de dobbelstenen daverden over het bordkarton.

Ellen Deckwitz is dichter en schrijver. Ze schrijft deze zomer op deze plek een column.