Later zullen ze het nog vaak vragen: „Waar was je toen Wout Weghorst die penalty tegen Griekenland miste?” Op de snelweg, zal ik dan zeggen, naast chauffeur Rocky, die me op maandagen van Showbiz City in Aalsmeer naar huis rijdt. Rocky zei het al meteen: „Moet je opletten, Weghorst gaat missen.”
Leuk om een wedstrijd weer eens op de radio te horen. Het Nederlands elftal boeit me voor geen meter meer, en niet alleen omdat ik nul vertrouwen heb in bondscoach Ronald Koeman, een man met de emotie van een stronk prei. Koeman was helemaal in het begin van zijn carrière trainer van Vitesse. Ze presteerden toen goed, maar het was niet om aan te zien zo saai. Het Gelredome was uitverkocht voor Vitesse-Inter Milaan, maar ons hele clubje op de Zuidtribune viel in slaap van dat oeverloze getik op het middenveld.
Ik denk dat de voetbalbeleving inzakt naarmate je ouder wordt.
Als het goed is maak je je vanaf je veertigste niet meer te druk over een elftal waarvan de spelers toevallig allemaal uit jouw land komen. Ik zou Verbruggen (de keeper) en Reijnders (middenvelder) niet eens op straat herkennen.
Weghorst miste.
„Pannenkoek!”, zei Rocky, die uit ergernis het geluid van de autoradio uitzette, nu hoorden we niets meer.
Hij was voor FC Utrecht.
Ik denk dat de voetbalbeleving inzakt naarmate je ouder wordt
Gert Kruys, een oud-speler die tegenwoordig ambassadeur commerciële zaken bij FC Utrecht is, had hem gebeld met de vraag of hij met zijn vervoersbedrijf een paar businessseats wilde kopen. Hij had van alles tegen hem gezegd, want FC Utrecht staat laatste in de eredivisie. „Die belt voorlopig niet meer.”
De radio ging weer aan.
Tussen de bedrijven door werd gezegd dat België-Zweden was gestaakt, vanwege een aanslag in Brussel.
Hij keek bezorgd opzij, naar mij.
„Moet-ie op de praatradio van jou?”
Ik denk dat hij Radio 1 bedoelde.
„Hij staat op de praatradio”, zei ik. „Dit is Radio 1.”
Ik dacht erachteraan: zolang ze daar voetbal belangrijker vinden dan het nieuws is er natuurlijk niets aan de hand.
Op het parkeerterrein naast ons huis in Wormer scoorde Nederland het winnende doelpunt. Daarna werd meteen geschakeld naar de actualiteit. Er reed een schutter in een oranje pak op een scooter door Brussel en Virgil van Dijk had namens oranje in Griekenland vanaf elf meter raak geschoten.
Het was waarschijnlijk weer zo’n wedstrijd die ik me tegen mijn zin in nog lang ging herinneren. En dat terwijl ik ’m niet eens gezien heb.
Marcel van Roosmalen schrijft op deze plek een wisselcolumn met Ellen Deckwitz.
Mijn vrouw zei: „Kom nou slapen!”, maar daar moest ik even niet aan denken. Ik was te strijdbaar. Daarbij was het de vraag of ik wel had kunnen slapen. Als Caroline (met dat ei in haar bh), onze premier Geert, drammerige Dilan en ‘hulppieter’ Nicolien er alles voor over hebben om ons land door een zeer woeste storm te loodsen, wie ben ik dan om lui te gaan liggen tukken. Volgens mij is er niemand naar bed gegaan. En helemaal niet toen iedereen hoorde dat onze Dickie na het bijwonen van een zinderend staatsbanket ook nog even langs was gekomen.
Terwijl hij natuurlijk best wel moe was na drie uur diplomatieke prietpraat. Ik denk wel dat hij veel binnenpret had over die Omaanse vierdaagsemedaille voor onze kroonprinses. En veel vragen. Waarom kreeg ze dat kreng? Wat heeft ze ervoor gedaan? En hebben ze daar in die woestijn geen principiële handtekeningentroela zoals onze Marjolein? Dat was natuurlijk wel grappig geweest, als daar ook een Fabertje het op dit gebied voor het zeggen had gehad en dat die keihard had geroepen: „Daar ga ik niet aan beginnen. Wat heeft die snotmeid tot nu toe gedaan? Een champagnefles kapot gegooid tegen de romp van een schip en in Madrid in een schooltuintje vol tulpen een lapje van een derderangs onzinmonument getrokken. Nee, eerst presteren!” Maar dat soort types hebben ze daar niet. In elk geval niet in de regering.
Zal Dickie het met onze koning en de sultan nog over de democratie hebben gehad? Of heeft hij zich, net als u en ik, een beetje neergelegd bij de huidige stand van zaken in de wereld waar deze staatsvorm beschimmeld en achterhaald lijkt. De sultan is overigens wel een zeer veelzijdig man. Hij is in zijn landje het staatshoofd, de premier, de minister van Defensie, minister van Buitenlandse Zaken en opperbevelhebber van de strijdkrachten. Kortom: geen uitzendkracht. Eigenlijk een soort Trump. Die dit zelf nog niet bereikt heeft, maar dat duurt niet lang meer. Donald trekt zich lekker nergens iets van aan. Hij lacht het Hooggerechtshof uit, knevelt de vrije pers, zegt wat de universiteiten moeten onderwijzen en vooral aan wie, bepaalt wat er in de musea mag hangen, bemoeit zich met de wetenschappers, schopt de buitenlanders zijn land uit en maakt zijn politieke tegenstanders en hun advocaten monddood. Ik vrees dat Poetin inmiddels stikjaloers is.
Maar ik denk ook dat ons Schoofhondje daar in dat zijkamertje toch zachtjes heeft zitten mijmeren. Over de simpele vraag: zou het kind dat hij ooit was trots zijn op degene die hij uiteindelijk is geworden?
Op dat moment kwam mijn bezorgde vrouw naar beneden met de dwingende vraag of ik toch niet zo langzamerhand naar bed kwam. Ik was geen zeventien meer.
Maar ik was bikkelhard. Solidair met de ploeterende volksvertegenwoordigers en natuurlijk ook met de jongens en meisjes van de pers, die de tijd roddelend moesten doden en het smeuïgste politieke nieuws niet mogen vertellen. En natuurlijk solidair met die andere miljoenen aan hun computer gekluisterde landgenoten, die echt wilden weten wie er ging winnen: de Lely- of de Nedersaksenlijn? En welk probleem het verst wordt doorgeschoven: stikstof of klimaat? En hoeveel miljard gaat de zorg bloeden?
De laatste uurtjes vermaakte ik op mijn telefoon met de deskundige vakminister Barry Madlener die dinsdag met een 130-bordje liep te zwaaien en een dag later aan kinderen vertelde dat ze daarom op de fiets een helm moeten dragen. Want ouders worden weer Max Verstappens.
Toen kwam uiteindelijk het verlossende moment. Het was inmiddels half elf ’s morgens. Ze waren eruit. En ze waren trots. Apetrots. Ik vroeg me af hoe zo’n zaaltje na 25 uur rechts gereutel ruikt en of Caroline dat eitje ondertussen opgepeuzeld had. Ik vertelde mijn vrouw dat ik ging slapen, maar dat ze me voor negen uur wakker moest maken. Dan begon namelijk Manchester United-Olympique Lyon en dat zou weleens een hele leuke wedstrijd kunnen worden. Echte spanning. Daar was ik aan toe.
In een soort fotohokje met roze behang en rode hartjes stelt Dilan Yesilgöz zichzelf op Valentijnsdag de vraag: waar hou ik allemaal van? Van honden, oké. Van haar man, tuurlijk. En ook van… hotdogs en bacon. Het filmpje werd gedeeld via de socialemediakanalen van de VVD, de volgende dag trakteert Yesilgöz ons via haar eigen Instagram op een selfie met een cocktail waarin een reep gedroogd en gezout varkensvlees drijft: „Omdat bacon alles goed maakt”, staat erbij, „ik neem een bacon cocktail op jullie. Hoe ziet jullie weekend eruit?”
Misschien was het een soort kinderlijke fase, zoals mijn neefje nu helemaal opgaat in Paw Patrol. Maar vorige week was daar opeens VVD-prominent Klaas Dijkhoff, die op zijn Facebook, zijn Instagram en zijn LinkedIn dezelfde foto deelde van een broodje hotdog met bacon. Voedsel fotograferen is een vak, dus laten we hem vergeven dat het geheel er nogal onsmakelijk uitziet. We krijgen er een heel verhaal bij: dat hij een vegahotdog had besteld met echte bacon, dat de hotdogtent ‘m nog had gebeld of hij dat inderdaad wilde, dat hij niet had opgenomen en dat ze de bacon er nu in een los bakje bij hadden gedaan en dat hij dat helemaal super vond: „Te vaak wordt vlees/vega als een absolute zaak voorgesteld. ‘Ben je vegetariër?’ is dan de vraag als je een plantaardige hotdog bestelt. Nou, ik bén iemand die graag lekker eet. En als de vega-worst lekker is, dan is die lekker. En als de bacon er lekker bij is, dan is dat ook lekker”.
Zo redeneert Dijkhoff nog een poosje door en drie LinkedInnerige alinea’s verder is zijn bestelling een metafoor voor de ideale samenleving: „Links en rechts komen dichter bij elkaar als we niet eisen dat de ander tot het uiterste gaat.”
Alsof het gaat over katholieken en protestanten in het Belfast van de jaren tachtig, wil Dijkhoff bruggenbouwer zijn tussen vleeseters en vegetariërs. Dat punt maakt hij vaker; in 2020 vertelde hij al aan de Volkskrant dat hij vegetarische hamburgers met echte bacon eet. Daar kijken mensen heel gek van op, maar Dijkhoff vindt – schrik niet! – dat dat dus gewoon wél kan. Zijn tegeltjes-waardige conclusie destijds: „Als je er geen principe van maakt, wordt gedragsverandering makkelijker.”
Bacon was, zoals we dat in 2010 noemden: epic
Mark Rutte ging eens op de foto met een rundercarpaccio XXL en relativeerde zijn klimaatambities door te zeggen dat we „wel gewoon moeten kunnen blijven barbecueën”, maar de nieuwe garde richt zich nu dus op bacon. Dat voelt aan de late kant: rond 2010 was bacon een ware internet-rage, YouTubers maakten gigantische burgers met stapels bacon, er was baconmerchandise, er waren memes, bacon was, zoals we dat dan noemden: epic. Maar die hype is voorbij, dus wat willen VVD’ers in deze tijd uitstralen met dat gekoketteer met bacon?
Varkensvlees duikt ook al eeuwen op als symbool in religieuze en culturele conflicten. Nadat de islamitische Moren waren verdreven, controleerde de Spaanse inquisitie bijvoorbeeld al of mensen wel christelijk leefden. Omdat moslims en joden geen varkensvlees mogen, was het een teken van loyaliteit aan de christelijke overheerser als je het wel at. Het verhaal gaat dat er zelfs bewust reuzel (niervet van het varken) in koekjes werd verwerkt, zodat niemand een koekje zou weigeren behalve om religieuze redenen.
En die betekenis heeft varkensvlees altijd gehouden. In 2014 probeerde de extreemrechtse Franse politicus Jean-Marie Le Pen bijvoorbeeld schoollunches zónder varkensvlees voor moslimkinderen te verbieden. Bij extreemrechtse protesten bij moskeeën en AZC’s is de afgelopen jaren vaak bacon of ander varkensvlees meegenomen ter provocatie.
Als een politicus zo nadrukkelijk koketteert met welk product dan ook, dan wil-ie daar iets mee zeggen. En bacon heeft veel weg van de ultieme VVD-snack; van wat de partij wil uitstralen. Semi-luxe, maar toch voor iedereen, niet duurzaam, wel dierenleed en dus een beetje fout en misschien daarom juist extra lekker. Een guilty pleasure, zoals De Toppers in Concert of 130 op de snelweg. En zoals altijd berust elke gelijkenis met bestaande gebeurtenissen en/of personages uit extreemrechtse hoek op louter toeval.
Een briljant staaltje campagnepolitiek. Zo is de wanvertoning rondom de deze week uitonderhandelde Voorjaarsnota met een cynische blik nog het best te omschrijven. Na een marathonsessie van 25 uur onderhandelen (lees: heroïek) kwamen de afgematte fractievoorzitters woensdagochtend uit het ministerie van Financiën gelopen. Allemaal met cadeautjes in hun mandje voor de eigen achterban. Extra geld voor defensie voor de VVD, boeren, spoor en wegen voor BBB, een ‘boodschappenbonus’ (eigenlijk een hogere huurtoeslag) voor de PVV en iets met bestaanszekerheid voor NSC. Er werd voor miljarden verspijkerd om al dit moois veilig te stellen. Wie de rekening daarvoor betaalt, bleef daarna dagenlang onduidelijk. Op zijn zachtst gezegd een onwenselijke situatie.
De jaarlijkse begrotingscyclus is bij uitstek gebaat bij controleerbaarheid, transparantie en een ijzeren ritme. Anders dan politieke botsingen over ideologie, heeft de begroting daadwerkelijk effect op de economische stand van het land. Toegeven aan de wensen van de een, leidt vaak tot een verslechtering van de positie van de ander. Gratis geld bestaat niet, en er gelden langjarige en Europese afspraken die de inkomsten en uitgaven van het rijk begrenzen. Een begrotingstekort is geen mening.
Dat dit kabinet daar de hand mee licht, blijkt wel uit het feit dat tot vorige week de Eerste Kamer nog goedkeuring moest geven aan een aantal departementale begrotingen voor het al vier maanden lopende begrotingsjaar. Met veel kunst- en vliegwerk kwam dat bijna allemaal goed, ook omdat sommige fracties in de senaat het domweg niet aandurfden een lopende begroting weg te stemmen. Chaos troef op financieel-economisch terrein.
Dat de onderhandelingen over de Voorjaarsnota deze week onder hoogspanning stonden, was geheel en al aan de coalitie zelf te wijten. Sinds de Miljoenennota van vorig jaar, zijn er voor vele miljarden aan wijzigingen aangebracht in de plannen. Deels door gewijzigde politieke inzichten (de btw op cultuur en media bijvoorbeeld), deels door tegenvallers (asiel) en deels door een veranderde werkelijkheid (defensie). Grote gemene deler bij de parlementaire behandeling van die onderwerpen was het gemak waarmee enerzijds een besluit werd teruggedraaid en anderzijds de rekening daarvoor werd doorgeschoven. De optelsom van al dat opportunisme was de gordiaanse knoop waarmee de Voorjaarsnota-onderhandelingen werden opgescheept.
Zo op het oog is het knap dat de vier partijen hun zelfgecreëerde probleem hebben weten op te lossen. Maar dat is schijn. De echt grote besluiten (klimaat, stikstof) zijn wederom doorgeschoven. Ook loopt het tekort meer op dan het Centraal Planbureau had berekend, omdat niet uitgegeven miljarden niet in ‘het saldo’ lopen, maar in latere jaren alsnog worden uitgegeven (de beruchte ‘kasschuif’).
Problematischer nog dan dat, is de manier waarop er onderhandeld is. De vier partijen kozen ervoor om alleen met minister Eelco Heinen (Financiën, VVD) om de tafel te gaan, en andere bewindslieden buiten de gesprekken te houden. Het gevolg was dat zij donderdagochtend pas hoorden of zij er geld bij kregen of juist moesten inleveren. Het leidde tot verwarring en teleurstelling, niet alleen in de ministersploeg, maar ook bij bijvoorbeeld provincies die toegezegde gelden voor een Lelylijn zagen verdampen ten gunste van een Nedersaksenlijn en een paar N-wegen.
Wie inzoomt op de plannen, ziet dat ze wel degelijk pijn doen. De inkomstenbelasting gaat omhoog, net als de vermogensbelasting, het middelbaar onderwijs krijgt minder geld voor het helpen van kansarme kinderen, de werkloosheidsuitkering wordt met een half jaar ingekort, gratis kinderopvang uitgesteld, er verdwijnt 600 miljoen uit het Klimaatfonds en met de kaasschaaf moeten alle departementen de stijgende kosten voor inflatie deels zelf opvangen.
Het extraparlementaire experiment van deze coalitie loopt tegen zijn eigen grenzen aan, of is daar al doorheen. Het willens en wetens weghouden van vakministers, die met steun van hun ambtelijk apparaat wél weten hoe bezuinigingen of investeringen uitpakken, leidt tot ad-hoc-politiek die vaak meer kwaad dan goed doet. Visieloze koehandel zonder de echte consequenties daarvan te willen openbaren. Premier Schoof kon na afloop niets anders dan met zalvende woorden de eenheid benadrukken. Verder dan: „het kabinet is wederom net niet gevallen” lijkt hij niet te komen.
Wat resteert is het beeld van een coalitie die permanent in de campagnestand lijkt te staan. Het bedienen van de eigen achterban wordt boven het landsbelang geplaatst. Ook deze Voorjaarsnota is een toonbeeld van gestold wantrouwen: pakken wat je pakken kunt voordat de boel in elkaar stort. Zolang die dreiging boven elke onderhandeling hangt, blijven PVV, VVD, NSC en BBB vechten om electoraal aantrekkelijke kruimels. Het land is daar niet bij gebaat.